ECLI:NL:RBNNE:2015:2194

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
720072-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting van het onderzoek in een strafzaak wegens hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beslissing genomen in de strafzaak tegen een man die verdacht wordt van het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft bevolen dat het onderzoek ter terechtzitting moet worden hervat, zodat de politie nader onderzoek kan verrichten naar een forensisch onderzoek dat in de woning van de verdachte heeft plaatsgevonden en een netmeting die door de netbeheerder is uitgevoerd. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. T. van der Goot, is op de zitting verschenen, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Groenewegen.

De tenlastelegging omvat onder andere het opzettelijk telen van hennep in de periode van 1 januari 2007 tot en met 28 mei 2013, alsook de diefstal van elektriciteit. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de tenlastegelegde feiten en een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest. De verdediging heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de machtiging tot binnentreden van de woning van de verdachte ten onrechte zou zijn verstrekt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een redelijk vermoeden van schuld was om de machtiging tot binnentreden af te geven, maar heeft ook aangegeven dat er onduidelijkheden zijn rondom het forensisch onderzoek dat op 24 januari 2013 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft daarom besloten dat er nader onderzoek moet worden verricht en dat de resultaten hiervan binnen één maand na de uitspraak beschikbaar moeten zijn. De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van het openbaar ministerie om de benodigde onderzoeken te laten uitvoeren, zodat de zaak spoedig kan worden hervat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720072-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Groenewegen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 28 mei 2013 te [pleegplaats], althans in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [locatie]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 8527 gram hennep en/of ongeveer 125, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 28 mei 2013 te [pleegplaats], gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 28 mei 2013 te [pleegplaats], gemeente Franekeradeel, opzettelijk en wederrechtelijk een elektriciteitsmeter in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (een gaatje in het kapje van voornoemde elektriciteitsmeter gemaakt en vervolgens een pennetje hierin geplaatst, waardoor de schijf in de elektriciteitsmeter tot stilstand wordt gebracht).
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis met aftrek van het voorarrest.

Beraadslaging

Door de raadsman is bij pleidooi betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de machtiging tot binnentreden van de woning van verdachte ten onrechte is verstrekt. Volgens de raadsman was er ten tijde van de afgifte van de machtiging geen redelijk vermoeden dat in de woning van verdachte een hennepkwekerij aanwezig was. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat uit het proces-verbaal blijkt dat op 24 januari 2013 een forensisch onderzoek naar sporen in de hennep/kweekruimtes in de woning van verdachte is verricht. De procedure die heeft geleid tot dit forensisch onderzoek en het onderzoek zelf zijn niet vastgelegd in de stukken en volgens de raadsman raakt deze handelwijze van de politie de kern van de opsporing en het wezen van een eerlijk proces voor de verdachte.
De officier van justitie heeft gemotiveerd aangegeven dat zij van mening is dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, zodat een machtiging tot binnentreden van de woning van verdachte kon worden afgegeven. Tevens heeft zij aangevoerd geen enkele twijfel te hebben met betrekking tot de integriteit van het handelen van het opsporingsteam en is derhalve van mening dat er nader onderzoek moet worden verricht omtrent de mededeling die in het proces-verbaal is opgenomen dat op 24 januari 2013 een forensisch onderzoek heeft plaatsgevonden.
Op grond van de stukken stelt de rechtbank vast het volgende vast.
Verdachte woont in een boerderij aan de [adres] te [pleegplaats]. De netbeheerder [bedrijf 1] is door de politie verzocht een onderzoek in te stellen naar een afwijkend belastingspatroon in het elektriciteitskabelnet waarop het perceel [adres] te [pleegplaats] is aangesloten. Door [bedrijf 1] is tussen 17 mei 2013 en 23 mei 2013 een netmeting (blokmeting) verricht. Het verslag van deze meting is bij de stukken gevoegd. Opvallend is dat boven de grafieken in dit verslag is vermeld dat de meting [adres 2]te [pleegplaats] betreft. De [fraudespecialist] heeft onderaan het verslag genoteerd dat het de meting van [adres] te [pleegplaats] betreft. Het redelijk vermoeden van schuld om een machtiging tot binnentreden van de woning van verdachte af te geven was mede gebaseerd op voornoemde meting.
Uit het stamproces-verbaal, op ambtseed gemaakt door [persoon 1], brigadier van politie, blijkt dat op 24 januari 2013 door [persoon 2], BOA domein generieke opsporing, van de Unit Forensisch- Technische Expertise, een forensisch onderzoek naar sporen is verricht in de hennep/kweekruimten van de [adres] te [pleegplaats]. Daarbij werden door haar geen sporen veilig gesteld. Bij de stukken bevindt zich geen proces-verbaal van bevindingen opgesteld door [persoon 2] met informatie omtrent de aanleiding tot dit onderzoek en wat haar bevindingen naar aanleiding van dit onderzoek waren. Tevens is in het stamproces-verbaal de reden van wetenschap niet aangegeven.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie slechts sprake kan zijn in uitzonderlijke gevallen, namelijk als het verzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
In uitzonderlijke situaties is niet ontvankelijkheid als rechtsgevolg op overheidsoptreden ook mogelijk wanneer het gaat om handelen in strijd met de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk stelsel in de kern wordt geraakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is het, mede gelet op het hiervoor beschreven vergaande mogelijke rechtsgevolg, van belang dat de rechtbank nader wordt voorgelicht omtrent het forensisch onderzoek dat op 24 januari 2013 in de woning van verdachte zou hebben plaatsgevonden en de aanleiding daartoe. De rechtbank acht het van belang dat door
[persoon 2] een proces-verbaal wordt opgemaakt waarin zij haar bevindingen omtrent dit onderzoek rapporteert en indien dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden acht de rechtbank het noodzakelijk dat door [persoon 1] een proces-verbaal wordt opgemaakt omtrent zijn reden van wetenschap van het forensisch onderzoek.
De rechtbank acht het tevens noodzakelijk dat door de politie nader onderzoek wordt verricht bij welk perceel aan de [locatie] te [pleegplaats] de netbeheerder [bedrijf 1] in de periode van 17 mei 2013 tot 23 mei 2013 een netmeting (blokmeting) heeft verricht. Ook is van belang dat, wanneer de meting bij het perceel aan de [adres] te [pleegplaats] is uitgevoerd, uitleg wordt gegeven hoe het mogelijk is dat op de uitdraai staat vermeld dat de meting aan de [adres 2] te [pleegplaats] is uitgevoerd.
De rechtbank zal beslissen dat het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat, zodat de officier van justitie in de gelegenheid wordt gesteld de politie de hiervoor beschreven onderzoeken te laten verrichten. De rechtbank is van oordeel dat deze onderzoeken binnen één maand dienen te zijn afgerond, zodat het onderzoek spoedig kan worden hervat en verdachte niet langer dan noodzakelijk in onzekerheid blijft over de afwikkeling van zijn strafzaak.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een nader te bepalen dag en uur.
Stelt de stukken in handen van het openbaar ministerie, teneinde de politie nader onderzoek te laten verrichten omtrent het forensische onderzoek dat op 24 januari 2013 in de woning van verdachte is verricht en de netmeting verricht door [bedrijf 1], waarbij het noodzakelijk is dat duidelijkheid wordt gegeven omtrent zaken zoals de rechtbank hiervoor in het vonnis heeft aangegeven.
De rechtbank bepaalt dat de nadere onderzoeken door de politie binnen één maand na uitspraak van dit vonnis gereed dienen te zijn en dat de zaak spoedig daarna op zitting dient te worden geplaatst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. I.M. Dölle en
mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2015.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Wiersma
locatie Leeuwarden,
Zandstra-Alkema