ECLI:NL:RBNNE:2015:2145

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
18.730407-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor ontucht met zijn minderjarige dochter

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige dochter, geboren op [geboortedatum]. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 17 april 2015. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.Th. van Jaarsveld, werd beschuldigd van het plegen van verschillende seksuele handelingen met zijn dochter, die op dat moment zestien jaar oud was. De officier van justitie stelde dat de verdachte zijn dochter had gedwongen tot deze handelingen door gebruik te maken van zijn geestelijk overwicht als vader.

De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zijn dochter had gedwongen tot de handelingen door geweld of bedreiging. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren, maar dat er voldoende bewijs was voor het subsidiair ten laste gelegde feit van ontucht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde verkrachting, maar veroordeelde hem wel voor het plegen van ontucht met zijn dochter. De verdachte kreeg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar opgelegd.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, zijn dochter, voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank achtte de vordering van de benadeelde partij gegrond en toewijsbaar, en legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730407-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Dantumadiel, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
immers heeft verdachte
- zijn penis en/of vinger(s) meermalen, althans eenmaal, in de vagina van die
[slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de borsten en/of tepels van die [slachtoffer] betast en/of gelikt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid, hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft opgetild en/of
- de broek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- door het leeftijdsverschil en de feitelijke verhoudingen binnen het gezin
(verdachte is de vader van [slachtoffer]) fysiek en mentaal een zodanig
overwicht had op die [slachtoffer], dat zij zich niet, althans onvoldoende
kon en/of durfde te onttrekken aan seksuele handelingen met verdachte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 15 november 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Dantumadiel, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], immers heeft verdachte
- zijn penis en/of vinger(s) meermalen, althans eenmaal, in de vagina van die
[slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de borsten en/of tepels van die [slachtoffer] betast en/of gelikt.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat er sprake was van dwang. Aangeefster heeft meerdere malen tegen verdachte gezegd dat zij niet wilde wat hij met haar deed. Daarnaast heeft verdachte de broek van aangeefster naar beneden getrokken en heeft hij haar bij de computertafel naar beneden gedrukt. Verder was er sprake van dwang voortvloeiend uit feitelijkheden. Verdachte heeft een geestelijk overwicht op aangeefster door hun vader-dochter relatie. Het likken van de borsten van aangeefster kan niet worden bewezen bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van discrepanties in de verschillende door aangeefster afgelegde verklaringen. Dat brengt mee dat haar verklaring niet zonder meer betrouwbaar mag worden geacht. Aangeefster heeft vlak na het gebeuren tegen [getuige] gezegd dat haar vader aan haar borsten had gezeten. Over de overige seksuele handelingen heeft aangeefster op dat moment niets opgemerkt. Zij heeft daarnaast verschillende verklaringen afgelegd over hoe en wanneer verdachte met zijn handen in haar broek zou zijn gegaan. Bij de beoordeling over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster moet ook worden betrokken dat zij vlak voor deze aanklacht te horen had gekregen dat zij niet langer bij haar vader thuis mocht wonen. Tot slot speelt ook een grote rol dat het DNA/RNA-onderzoek veel vragen oproept in relatie tot de verklaring van aangeefster. Zo zijn er in de vaginale bemonsteringen geen speeksel- en spermasporen aangetroffen en is alleen het DNA-profiel van aangeefster daarin aangetroffen. In de bemonstering van de penishuid van verdachte werd een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Er kan door het NFI geen zekerheid worden gegeven over de vraag of aangeefster één van die drie personen is. Wel is duidelijk dat het niet gaat om bloed en/of vaginale cellen, terwijl aangeefster een wondje in haar vagina had. Het is niet aannemelijk dat er in het geheel geen bloed, vaginale cellen of menstruele secretie gevonden is bij verdachte. Op de vingers van verdachte zijn vaginale cellen aangetroffen. Dergelijk DNA-materiaal kan ook op andere manieren op die plek terecht gekomen zijn. Uit de bemonstering van de tepel werd een DNA-mengprofiel gegenereerd, maar wat de aard van het celmateriaal is waaruit dat profiel werd gegenereerd, is niet bekend.
Indien de rechtbank niet tot een vrijspraak komt, heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van [persoon 1] en van een onafhankelijke deskundige met betrekking tot de onderzoeksresultaten van het DNA/RNA-onderzoek. Er zou dan meer uitleg moeten komen over de mate van waarschijnlijkheid dat bepaalde aangetroffen sporen op een andere wijze terecht zijn gekomen op de plek waar ze zijn aangetroffen. Ook moet dan antwoord gegeven worden op de vraag waarom juist geen sporen zijn aangetroffen op plaatsen waarvan je dat wel zou verwachten.
Met betrekking tot het What'sapp-gesprek heeft de raadsman aangevoerd dat het opmerkelijk is dat het gesprek van het Nederlands in het Fries overgaat. Het gesprek is via What'sapp naar een emailadres van een rechercheur gestuurd en het zou kunnen dat dat gesprek achteraf bewerkt is. Mocht hier nader onderzoek naar kunnen worden verricht, dan zal dat ook moeten gebeuren.

Beoordeling van het bewijs

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld tegen aangeefster. De vraag die vervolgens ter beantwoording aan de rechtbank voorligt is of sprake is geweest van een andere feitelijkheid, dan wel bedreiging daarmee.
Uit het dossier blijkt dat verdachte de vader is van aangeefster en dat er sprake is van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen hen. Naar het oordeel van de rechtbank kan daaruit niet zonder meer volgen dat het slachtoffer tot het ondergaan van de seksuele handelingen werd gedwongen door een door de verdachte opgeroepen bedreigende situatie (vergelijk HR 27 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5707).
Voor een veroordeling ter zake van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht is dan vereist dat komt vast te staan dat aangeefster binnen die relatie door bepaalde gedragingen van de verdachte, waardoor een bedreigende sfeer is ontstaan, is gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan.
Aan dat vereiste is in dit geval niet voldaan. Uit de bewijsmiddelen zijn ook verder geen feiten of omstandigheden komen vast te staan waaruit de ten laste gelegde dwang kan worden afgeleid.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het hem primair tenlastegelegde.
Het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 25 november 2014, opgenomen op p. 35 e.v. van dossier nummer PL0100-2014151275 d.d. 23 december 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum]:
Ik ben 16 jaar. U vraagt mij naar zaterdag 15 november 2014. Ik woonde toen bij mijn vader in [pleegplaats]. Mijn vader kwam thuis en ging mij knuffelen. Toen deed hij zijn hand in mijn bh. Hij streelde beide borsten. Hij heeft ook nog gelikt aan mijn linker borst. Hij deed zijn hand in mijn broek. Hij heeft tussen mijn schaamlippen gestreeld.
Hij draaide mij om en deed zijn geslachtsdeel in mijn vagina. Hij haalde zijn penis eruit en stopte zijn penis er daarna nog een keer in. Ik ben daarna naar boven gegaan en heb [persoon 2] geappt.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 14 april 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris:
Ik spreek altijd in het Fries met [persoon 2]. Ik zou met [persoon 2] ook wel in het Nederlands typen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2014, opgenomen op p. 34a e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant 1]:
Op 16 november 2014 ontving ik van [persoon 2] per email het volgende bericht:
Van: [verzonnen naam] [mailto:[mailadres]]
Verzonden: zondag 16 november 2014 1:24
Aan: [verbalisant 1]
Onderwerp: WhatsApp-gesprek met [slachtoffer]
Ik heb [persoon 2] gevraagd wie '[verzonnen naam]' was. [persoon 2] vertelde mij dat dit een verzonnen naam was, maar dat dit emailaccount van haarzelf was.
Toen ik de bijlage opende zag ik het volgende tekstbericht:
16:24 15 Nov - [slachtoffer]: Omg popp
16:25 15 Nov - [slachtoffer]: Please
16:32 15 Nov - [slachtoffer]: Ik har dien hulp nodig
16:32 15 Nov - [slachtoffer]: ??
16:55 15 Nov - [persoon 2]?: Pop wat is er
16:56 15 Nov - [persoon 2]?: ;o
16:56 15 Nov - [slachtoffer]: Nouja mien heit
16:57 15 Nov - [slachtoffer]: Ik dwar ut eigenlijk net te vertellen
16:57 15 Nov - [persoon 2]?: Mak dy eem belje
16:57 15 Nov - [persoon 2]?: ??
16:58 15 Nov - [slachtoffer]: Ja mar us heit sit der bie
16:58 15 Nov - [persoon 2]?: Oh.. kist het don vertellen
16:59 15 Nov - [slachtoffer]: Hij ging in een keer met zijn hand in mn broek en trok hem daarna uit en later deed hij zijn eigen broek tot op zn knieen en duwde zijn lul der in toen deed ik alsof het pijn deed en stopte hij
17:00 15 Nov - [slachtoffer]: ??
17:00 15 Nov - [persoon 2]?: ??????????
17:00 15 Nov - [persoon 2]?: Godverdomme
17:00 15 Nov - [slachtoffer]: Ik wit now net wot ik dwan mat
17:01 15 Nov - [persoon 2]?: Nei de politie
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2014, opgenomen op p. 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant 2]en [verbalisant 3]:
Op 15 november 2014 kwam er omstreeks 18:20 uur de melding binnen dat [slachtoffer]te [pleegplaats] zou zijn verkracht door haar vader. Wij waren om 18:42 uur ter plaatse en zagen [slachtoffer] huilend aan tafel zitten.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2014.12.01.141, d.d. 16 januari 2015, opgemaakt door dr. P.A. Maaskant - van Wijk, voor zover inhoudende als haar verklaring:
Bemonstering ZAAC1318NL#04 (linker tepel)
Bemonstering ZAAC1318NL#05 (linker tepel)
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek.
SIN ZAAC1318NL #04 en # 05. DNA-mengprofiel van twee personen. Celmateriaal kan afkomstig zijn van[slachtoffer] en [verdachte]. Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard (betreft afgeleid DNA-profiel).
SIN ZAAC5377NL#04 (penishuid). DNA-mengprofiel van minimaal drie personen. Celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte], [slachtoffer] en minimaal één andere persoon.
SIN ZAAC5377NL#07 (nagel linker middelvinger). DNA-profiel van een vrouw
[slachtoffer]. Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
SIN ZAAC5377NL#12 (nagel rechter middelvinger). DNA-profiel van een vrouw
[slachtoffer]. Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
Resultaten onderzoek naar de aard van het celmateriaal in de bemonsteringen.
ZAAC5377NL#07 (nagel linker middelvinger). Vaginale cellen: ja.
ZAAC5377NL#12 (nagel rechter middelvinger). Vaginale cellen: ja.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster oordeelt de rechtbank als volgt. De door aangeefster afgelegde verklaringen (het informatieve gesprek, de verklaring bij de politie en de verklaring bij de rechter-commissaris) verschillen van elkaar op detailniveau. Op hoofdlijnen verklaart aangeefster echter consistent. Dat er in de opvolgende verklaringen van aangeefster op ondergeschikte punten verschillen naar voren komen, rechtvaardigt niet de conclusie dat de verklaring van aangeefster in zijn geheel niet (voldoende) betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank merkt daarbij op dat aangeefster haar verhaal over het seksueel misbruik in haar opeenvolgende verklaringen niet groter heeft gemaakt.
Bovendien wordt de door aangeefster geschetste gang van zaken door verschillende onderdelen van het onderzoek bevestigd. Zo is van belang dat aangeefster kort na het gebeuren in een
What'sApp-gesprek met haar vriendin [persoon 2] in grote lijnen heeft aangegeven wat er volgens haar is gebeurd en dat de politie vlak na het gebeuren heeft waargenomen dat aangeefster aan het huilen was.
Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de onder de vingernagels van verdachte aangetroffen vaginale cellen afkomstig van aangeefster, door het aangetroffen
DNA-materiaal van verdachte op de tepel van aangeefster en het DNA-materiaal van aangeefster op de penishuid van verdachte.
De verdediging heeft tevens aangevoerd dat, naast verschillen in de door aangeefster afgelegde verklaringen, ook haar problematiek en persoonlijkheid betrokken moeten worden in het beoordelen van de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaringen. In het bijzonder heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat aangeefster vlak voor 15 november 2014 te horen had gekregen dat zij door haar vader en stiefmoeder het huis uit zou worden gezet.
De rechtbank merkt hierover op dat uit de verklaringen en de What’sapp-gesprekken in het dossier blijkt dat aangeefster aanvankelijk helemaal niet wilde dat verdachte zou worden opgepakt en een gevangenisstraf zou krijgen.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om in de problematiek rond de persoon van aangeefster haar betrouwbaarheid als verminderd te beoordelen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebezigd. Nu de lezing van aangeefster door andere bewijsmiddelen in het dossier wordt bevestigd, volgt de rechtbank de door haar geschetste gang van zaken.
What'sapp-gesprekken
De rechtbank is van oordeel dat het tussen aangeefster en getuige [persoon 2] gevoerde What'sapp-gesprek kan worden gebruikt voor het bewijs. De rechtbank wijst op de verklaring van aangeefster, waarin zij zegt dat zij met getuige [persoon 2] zowel in het Fries als in het Nederlands typt. Daarbij merkt de rechtbank op dat het in het Nederlands getypte stuk past in de context van het gehele What'sapp-gesprek, zodat de rechtbank het niet aannemelijk acht dat dat stuk later in het gesprek is ingelast en/of is bewerkt.
Voorwaardelijk aanhoudingsverzoek
De rechtbank heeft hierboven opgemerkt dat de resultaten van het DNA/RNA-onderzoek passen in de door aangeefster geschetste gang van zaken. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en acht het dan ook niet noodzakelijk om [persoon 1] en een onafhankelijke deskundige te benoemen om nader onderzoek te verrichten naar de bewijswaarde van een deel van het aangetroffen DNA-materiaal dan wel om nader onderzoek te doen naar alternatieve scenario's die ervan uitgaan dat bepaald DNA-materiaal op andere wijze op het lichaam van verdachte en/of aangeefster is aangetroffen dan door het aan verdachte ten laste gelegde seksuele misbruik.
Nader onderzoek naar het voor het bewijs aangehaalde What'sapp-gesprek acht de rechtbank niet noodzakelijk, gelet op hetgeen de rechtbank hierboven over dat gesprek heeft opgemerkt.
Het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de behandeling wordt afgewezen.

Bewezenverklaring

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 15 november 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Dantumadiel, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], immers heeft verdachte
- zijn penis en vingers meermalen in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- de borsten en tepels van die [slachtoffer] betast en gelikt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair: Ontucht plegen met zijn minderjarig kind.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van het voorarrest. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit. Voorts heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat verdachte eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar strafbaar feit.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor
een aanzienlijk lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige dochter, waarbij onder meer sprake was van het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Verdachte heeft met dit handelen op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Hij heeft een normale en gezonde ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenzaken vaak ernstige en langdurige psychische schade oplopen. Verdachte heeft hier niet bij stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. De rechtbank neemt het verdachte daarbij bijzonder kwalijk dat hij het vertrouwen van zijn dochter heeft geschaad. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring is duidelijk naar voren gekomen hoezeer het slachtoffer is getroffen door het door verdachte gepleegde misbruik.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend is. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door hem gepleegde misbruik en op geen enkele wijze spijt heeft betuigd.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 94,08 aan materiële schade en
€ 3.000,-- aan immateriële schade.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank in het geval van een vrijspraak niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering van de benadeelde partij. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan heeft de raadsman gepleit voor matiging van de immateriële schade.
De raadsman heeft ook de hoogte van de materiële schade betwist, nu de behandeling van de benadeelde partij bij FIER niet enkel en alleen het gevolg is van het strafbare feit.

Beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.094,08 (zegge: drieduizend vierennegentig euro en acht eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 3.094,08 (zegge: drieduizend vierennegentig euro en acht eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 94,08 aan materiële schade en
€ 3.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. J.V. Nolta en
mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2015.
Mrs. J.V. Nolta, C.A.J. Tuinstra en K.E. van Rhijn zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,