RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Zaak\rolnummer: 3992450 VV EXPL 15-50
Vonnis van de kantonrechter van 30 april 2015
[A],
wonende te [woonplaats 1],
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna [A] te noemen,
gemachtigde mr. M.C.J. Swart, advocaat te Eindhoven (postbus 7180, 5606 JD),
de besloten vennootschap Hornbach Bouwmarkt (Nederland) BV,
statutair gevestigd te Driebergen-Rijssenburg en kantoorhoudende te Nieuwegein,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna Hornbach te noemen,
gemachtigde mr. B. Doull, advocaat te Amsterdam (Cornelis Krusemanstraat 19 hs,
1075 NC).
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft [A] (zakelijk weergegeven) gevorderd dat de kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening:
primair
het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 18 van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2015, althans een nader door de kantonrechter te bepalen datum (i) geheel, althans gedeeltelijk vernietigt, dan wel (ii) geheel, althans gedeeltelijk schorst, dan wel (iii) geheel, althans gedeeltelijk matigt in tijd en (in hoogte) te verbeuren dwangsom of anderszins, op een zodanige wijze dat [A] binnen 2 maanden, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, bij Bauhaus in dienst mag treden en zonder enige dwangsom te verbeuren ongestoord daar werkzaamheden kan verrichten;
Hornbach veroordeelt om aan [A] tegen bewijs van kwijting te betalen het brutosalaris van € 276,68 te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van het netto-equivalent van € 276,68 bruto alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over de som van deze bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair
indien en voor zover het non-concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk in stand blijft Hornbach op de voet van artikel 7:653 lid 4 BW veroordeelt tot een voorschot op de maandelijkse schadevergoeding van € 200,00 bruto, zijnde het verschil tussen zijn huidige salaris en het bij een concurrent te verdienen hoger salaris, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, totdat de beperkingen uit hoofde van het non-concurrentiebeding door Hornbach ten laste van [A] zijn opgeheven;
Hornbach veroordeelt om aan [A] tegen bewijs van kwijting te betalen het brutosalaris van € 276,68 te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van het netto-equivalent van € 276,68 bruto alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over de som van deze bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
primair en subsidiair
Hornbach veroordeelt in de kosten van deze procedure.
Hornbach heeft in reconventie gevorderd dat de kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening:
I. [A] veroordeelt om binnen 24 uur na dagtekening van dit vonnis het door [A] met Hornbach overeengekomen non-concurrentiebeding na te leven zolang de arbeidsovereenkomst tussen [A] en Hornbach voortduurt alsmede gedurende 1 jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, te betalen aan Hornbach, ter hoogte van € 5.000,00 per overtreding en van € 200,00 per dag zolang de overtreding voortduurt, zulks met een maximum van € 50.000,00, althans een zodanige voorziening treft als door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen;
II. [A] veroordeelt om binnen 24 uur na dagtekening van dit vonnis tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten conform redelijk en gebruikelijk tarief berekend over te gaan;
III. datgene doet dat de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
IV. [A] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 april 2015. Partijen (Hornbach vertegenwoordigd door [B], [C], [D] en [E]) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, mede aan de hand van de door hun gemachtigden opgestelde pleitaantekeningen. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Nadat partijen er niet in waren geslaagd een minnelijke schikking te bereiken is de behandeling gesloten en uitspraak bepaald op heden.