ECLI:NL:RBNNE:2015:2132

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
30 april 2015
Zaaknummer
3081607 CV EXPL 14 - 7538
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot boedelbeschrijving en inzage in bankafschriften in erfeniskwestie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 28 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], de zoon van de overleden [erflater], en [gedaagde], de weduwe van [erflater]. De vordering van [eiser] betreft de verzoeken om een deugdelijke boedelbeschrijving en inzage in de bankafschriften van de erflater. De zaak is ontstaan na het overlijden van [erflater] op 31 augustus 2012, waarbij [eiser] als enige erfgenaam is benoemd in het testament. [gedaagde] is als executeur aangesteld en heeft de nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] en zijn broers en zusters zich niet kunnen vinden in het overzicht van de nalatenschap dat door [gedaagde] is verstrekt. [eiser] heeft verschillende goederen gemist en heeft om onderbouwende stukken gevraagd. De rechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de bewijslast heeft om aan te tonen dat bepaalde goederen, zoals de elektrische fietsen en de schade-uitkering van de Renault Grande Scenic, niet tot de nalatenschap behoren. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat zij verplicht is om de gevraagde informatie te verstrekken.

De rechter heeft de vorderingen van [eiser] grotendeels toegewezen, inclusief de verzoeken om inzage in de bankrekeningen en de aangiften inkomstenbelasting. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan [eiser]. De kantonrechter heeft de dwangsommen gematigd en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 3081607 CV EXPL 14-7538
Vonnis van de kantonrechter van 28 april 2015
inzake
[eiser],
wonende te [plaats], gemeente [plaats],
eiser, hierna te noemen
[eiser],
gemachtigde: mr. A.D. Stout-van Erp, verbonden aan USG Legal Professionals,
postbus 602, 3500 AP Utrecht
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde, hierna te noemen
[gedaagde],
procederende in persoon.

1.Procesgang

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • dagvaarding
  • conclusie van antwoord
  • het vonnis van 29 juli 2014 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de akten uitlating van beide partijen van 27 januari 2015 resp. 24 februari 2015.
Vonnis is bepaald op heden.
Overwegingen

2.De vordering

2.1.
[eiser] heeft -samengevat- gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen een maand na betekening van het vonnis een deugdelijke boedelbeschrijving ter beschikking te stellen waarop in ieder geval vermeld staat de waarde van de e-bike, de schade-uitkering van de Renault Grande Scenic en de waarde van de zegelring en waarbij geen rekening wordt gehouden met de vordering van [gedaagde] op de nalatenschap van € 17.053,97 en voorts om een kopie van de aangifte erfbelasting ter
beschikking te stellen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke
dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 50.000,00;
II. [gedaagde] te veroordelen om binnen en maand na betekening van het vonnis inzage te verstrekken in de mutaties op de bankrekeningen ten name van erflater en/of de ten name van erflater en [gedaagde] gestelde bankrekeningen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 50.000,00;
III. [gedaagde] te veroordelen om binnen en maand na betekening van het vonnis aan [eiser] inzage te verstekken in de aangiften en aanslagen inkomstenbelasting vanaf 2008 tot en met 2012, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 50.000,00;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.

3.De vaststaande feiten

3.1.
[eiser] is een zoon van [erflater], verder te noemen: erflater, overleden op 31 augustus 2012 in Stadskanaal.
3.2.
[gedaagde] was ten tijde van het overlijden van erflater met hem gehuwd. Zij waren op 18 maart 1998 na het maken van huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. De akte van huwelijkse voorwaarden van 9 maart 1998 vermeldt onder de slotverklaringen:
De comparanten verklaarden nog dat de man een vordering heeft op de vrouw groot eenhonderd vijftigduizend gulden (f. 150.000,00), terwijl de vrouw eigenaresse is van de onroerende zaken staande en gelegen aan de [adres] met hetgeen daartoe behoort.
3.3.
Erflater heeft bij testament van 9 maart 1998 het vruchtgebruik van zijn gehele nalatenschap gelegateerd aan [gedaagde], onder andere onder de bepaling dat dit vruchtgebruik zal eindigen bij haar overlijden. Verder heeft erflater in dit testament [eiser] tot zijn enige erfgenaam benoemd. [gedaagde] is tot executeur benoemd.
3.4.[eiser] heeft de nalatenschap van erflater onder het voorrecht van boedel-beschrijving aanvaard.
3.5.
[eiser] heeft een beroep gedaan op zijn legitieme portie. Zijn broers [familie] en [familie], alsook zijn zusters [familie] en [familie], hebben eveneens een beroep op hun legitieme portie gedaan. Of zijn zuster [familie] dat heeft gedaan is in deze procedure niet naar voren gekomen.
3.6.
In een brief van 22 maart 2013 aan de kinderen van erflater heeft notaris mr. H.J. van Dormont-Stubbe namens [gedaagde] de omvang van de nalatenschap opgegeven met een saldo van € 45.514,87 en de hoogte van de legitieme portie (één veertiende gedeelte) vastgesteld op € 3.251,06.

4.De standpunten van partijen

4.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij en zijn broers en zusters zich niet in het overzicht van de omvang van de nalatenschap kunnen vinden. Zij missen verschillende goederen en hebben om onderbouwende stukken gevraagd. [gedaagde] heeft geen opheldering over de lijfsieraden gegevens en zij heeft ten onrechte gesteld dat de e-bikes en de auto (Renault Grande Scenic) haar eigendom waren. [gedaagde] heeft na het overlijden van erflater een schade-uitkering ter zake van deze auto ontvangen die tot de nalatenschap behoort. Zij dient van die uitkering opgave te doen in de boedelbeschrijving. [gedaagde] heeft geweigerd om inzage te geven in de financiële bescheiden van erflater over de periode van vijf jaar voor zijn overlijden. Voorts is [eiser] van mening dat de gestelde vordering van [gedaagde] op de nalatenschap van € 17.053,97 onvoldoende is onderbouwd, dat deze niet is opgenomen in de akte van huwelijkse voorwaarden en dat met die vordering bij het opstellen van de boedelbeschrijving geen rekening moet worden gehouden.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat het overzicht van de omvang van de nalatenschap juist is. Zij is bereid geweest inzage te verlenen. [eiser] had een en ander bij de accountant van [gedaagde] kunnen inzien en verifiëren. Erflater beschikte niet over enig inkomen, behalve op enig moment een AOW-uitkering. [gedaagde] heeft de Renault en de e-bikes aangeschaft en betaald. Zij heeft daarvan, alsmede van het feit dat zij de belastingschuld van erflater van f.36.360,00 (€ 16.509,00) heeft betaald, bewijs aangeboden. De accountant beschikt niet over rekeningafschriften waaruit de betaling van de e-bikes en van de auto blijken. [gedaagde] zal proberen die alsnog in het geding te brengen. Volgens haar is de vordering van erflater op haar, welke in het overzicht voorkomt, in zoverre niet juist dat deze f.130.900,00 (€ 59.400,00) heeft bedragen en niet f. 150.000,00 ( € 68.067,03).

5.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat [eiser] (enig) erfgenaam van wijlen [erflater] (hierna te noemen: erflater) is en dat de nalatenschap zich grotendeels in het arrondissement van de Rechtbank Noord-Nederland bevindt, zodat hij in zijn vorderingen kan worden ontvangen.
4.2.
Het gaat in dit geschil vooral om de vraag of het overzicht dat [gedaagde] via de notaris aan [eiser] en de overige kinderen heeft gestuurd op een aantal onderdelen onvolledig of niet juist is. Hoewel bij geschillen over een boedelbeschrijving de voorzieningenrechter op grond van artikel 676 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv.) bevoegd is, gaat de kantonrechter er vanuit dat ook de gewone rechter bevoegd is (zie in dit verband T & C artikel 676 Rv.). De kantonrechter zal dan ook hierna de geschilpunten ten aanzien van de boedelbeschrijving bespreken.
4.3.
Het geschil gaat in de eerste plaats over het feit dat [eiser] heeft aangevoerd dat de elektrische fietsen van [gedaagde] en erflater niet in het overzicht vermeld zijn. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij en erflater die fietsen hadden, maar heeft aangevoerd dat zij niet tot de nalatenschap behoren omdat zij deze heeft gekocht en betaald.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat op [gedaagde] de bewijslast rust dat zij eigenaar is van de elektrische fiets van erflater. Zij heeft dat bewijs niet geleverd, zelfs geen begin van bewijs. Zij heeft slechts aangevoerd dat haar accountant niet in het bezit is van rekening-
afschriften en dat zij zal proberen deze via de bank te achterhalen. Zij kan dan ook niet tot bewijslevering worden toegelaten.
Omdat [gedaagde] en erflater onder huwelijkse voorwaarden waren gehuwd, gaat de kanton-rechter er vanuit dat erflater eigenaar is geweest van een elektrische fiets en dat deze tot de nalatenschap behoort. [gedaagde] dient dan ook bij de boedelbeschrijving informatie over de waarde van deze fiets te vermelden.
4.5.
[eiser] heeft aangevoerd dat [gedaagde] na het overlijden van erflater een schade-uitkering naar aanleiding van schade aan een auto, een Renault Scenic, heeft ontvangen. [gedaagde] heeft dat niet tegengesproken. Zij heeft het standpunt ingenomen dat zij de eigenaar van de auto is omdat zij deze heeft betaald. Volgens haar had wijlen erflater geen inkomen. Zij heeft verder aangevoerd dat haar accountant niet in het bezit is van rekening-afschriften en dat zij zal proberen deze via de bank te achterhalen.
Vast staat dat er een auto is geweest die beiden hebben gebruikt en dat [gedaagde] en erflater over een gezamenlijke bankrekening hebben beschikt.
Op [gedaagde] rust de bewijslast van de eigendom van de auto op grond waarvan zij aanspraak zou kunnen maken op de schade-uitkering van de auto, welke na het overlijden van erflater is uitgekeerd. Zij heeft dat bewijs naar het oordeel van de kantonrechter niet geleverd, zelfs geen begin van bewijs. Zij kan dan ook niet tot bewijslevering worden toegelaten.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde] ten aanzien van de schade-uitkering informatie moet overleggen en deze uitkering op de boedelbeschrijving dient te vermelden.
4.6.
Met betrekking tot de stelling van [gedaagde] dat zij een vordering op de nalatenschap heeft van € 17.053,97 overweegt de kantonrechter het volgende.
[gedaagde] heeft deze vordering naar voren gebracht omdat zij in 1985 een aanslag inkomsten-belasting van erflater zou hebben betaald. Zij heeft daarvoor verwezen naar een recapitulatie en een kopie van een aanslagbiljet inkomstenbelasting 1983 (bijlagen A en B bij de akte van 27 januari 2015).
Het staat vast dat deze vordering niet voorkomt op de akte van huwelijkse voorwaarden van 9 maart 1998. Een akte van huwelijkse voorwaarden heeft tussen partijen dwingende bewijskracht dat wat er tussen partijen is verklaard waar is. Uiteraard kan een derfgelijke akte niet iets zeggen over wat er niet in de akte is verklaard, maar de conclusie dringt zich op dat ten tijde van de akte huwelijksvoorwaarden enkel en alleen de vordering van erflater op [gedaagde] bestond.
De hierboven genoemde bijlagen A en B leveren onvoldoende (begin van) bewijs op dat [gedaagde] de belastingschuld van erflater heeft betaald. In de eerste plaats kan uit de “recapitulatie” niet worden opgemaakt op wiens boekhouding deze betrekking heeft. Verder ontbreekt daarop een jaartal. Ten slotte komen de bedragen niet overeen, want in de derde
kolom van bijlage A worden ter zake van inkomstenbelasting 1983 bedragen van f. 27.850,--vermeerderd met f. 8.510,--, bij elkaar opgeteld f. 36.360,-- genoemd, terwijl uit bijlage B blijkt dat aan erflater een aanslag van f. 38.650,-- is opgelegd, waarop nog een bedrag van f. 37.582,-- te betalen openstond.
Tenslotte is er geen bewijs van betaling overgelegd.
[gedaagde] heeft dan ook onvoldoende gesteld om tot bewijs te worden toegelaten, zodat zij ondanks haar bewijsaanbod niet tot bewijslevering kan worden toegelaten. Dit leidt tot de slotsom dat de gestelde vordering van [gedaagde] niet als vordering op de nalatenschap in de boedelbeschrijving thuishoort.
4.7.
De stelling van [gedaagde] dat de vordering van erflater op haar niet f. 150.000,-- maar f. 130.900,-- bedraagt, is evenmin voldoende onderbouwd. Voor zover bijlage A al een recapitulatie van de boekhouding van [gedaagde] is, blijkt dit daar niet uit. Maar als dat wél het geval is, betekent het daar genoemde bedrag nog niet dat daarmee de schuld van [gedaagde] aan erflater, die vele jaren later in hun authentieke akte van huwelijksvoorwaarden door de aanstaande echtelieden is vastgesteld op f. 150.000,--, onjuist is. Ook hier geldt dat aan de akte huwelijkse voorwaarden dwingende bewijskracht tussen partijen toekomt.
4.8.
Tijdens de comparitie heeft de gemachtigde van [eiser] verklaard dat de kwestie van de ring maar in het midden moet blijven. De kantonrechter begrijpt die uitlating aldus dat [eiser] zijn vordering op dit onderdeel heeft ingetrokken.
4.9.
De conclusie is dat de vordering onder I. van de dagvaarding toewijsbaar is zoals hierna in de uitspraak is weergegeven.
4.10.
De vorderingen onder II. en III. van de dagvaarding zijn toewijsbaar omdat [gedaagde] tot nu toe heeft nagelaten om inzage te geven in de bankrekeningen en het verloop daarvan. [eiser] heeft belang om die inzage te verkrijgen omdat hij erfgenaam is en omdat de omvang van de legitieme porties moeten kunnen worden vastgesteld. [gedaagde] heeft geen enkele inzage in de bankrekeningen gegeven zodat tot nu toe ook niet vastgesteld kon worden of de elektrische fietsen en de auto, althans de schade-uitkering ter zake van de auto, tot de nalatenschap behoren. Zoals hierboven al is overwogen heeft de kantonrechter ten aanzien van de elektrische fiets van erflater en ten aanzien van de schade-uitkering van de auto bepaald dat deze op de boedelbeschrijving dienen te worden vermeld.
4.11.
De vordering ter zake van de aangifte erfbelasting is eveneens toewijsbaar. [gedaagde] heeft niet heeft betwist dat zij de aangifte niet aan [eiser] ter beschikking heeft gesteld.
4.12.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd gelet op het belang van de zaak.
4.13.
[gedaagde] wordt in de proceskosten veroordeeld die [eiser] heeft gemaakt. Deze kosten worden bepaald op € 93,80 wegens de dagvaarding, € 77,00 wegens vast recht en € 500,00 ( 2,5 punt à € 200,00), totaal € 670,80.
BESLISSING
De kantonrechter:
1. veroordeelt [gedaagde] om binnen een maand na betekening van het vonnis een deugdelijke boedelbeschrijving ter beschikking te stellen waarop in ieder geval vermeld staat de waarde van de e-bike van erflater, de schade-uitkering van de Renault Grande Scenic en waarbij geen rekening wordt gehouden met de vordering van [gedaagde] op de nalatenschap van € 17.053,97 en voorts om een kopie van de aangifte erfbelasting ter beschikking te stellen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 5.000,00;
2. [gedaagde] te veroordelen om binnen en maand na betekening van het vonnis inzage te verstrekken in de mutaties op de bankrekeningen ten name van erflater en/of de ten name van
erflater en [gedaagde] gestelde bankrekeningen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 5.000,00;
3. [gedaagde] te veroordelen om binnen en maand na betekening van het vonnis aan [eiser] inzage te verstekken in de aangiften en aanslagen inkomstenbelasting van af 2008 tot en met 2012, een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 5.000,00;
4. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 670,80 ter zake van de proceskosten;
5. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van den Noort, kantonrechter, en op 28 april 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: cn