ECLI:NL:RBNNE:2015:2100

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
C-17-135090 - HA ZA 14-225
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming koopovereenkomst onroerende zaken en opheffing beslag

In deze zaak vorderde de stichting Vastgoedbeheer Leeuwarden (SVL) dat de rechtbank de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (gedaagde) zou veroordelen tot nakoming van een koopovereenkomst betreffende onroerende zaken. SVL stelde dat er een mondelinge overeenkomst was gesloten met gedaagde, waarbij de onroerende zaken voor een bedrag van € 1.150.000,-- zouden worden verkocht. Gedaagde betwistte echter dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, en voerde aan dat er geen overeenstemming was bereikt over de koopsom en andere essentialia. De rechtbank oordeelde dat SVL onvoldoende had aangetoond dat er een koopovereenkomst was gesloten. De vorderingen van SVL werden afgewezen, en SVL werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde gedaagde opheffing van conservatoire beslagen die door SVL waren gelegd. De rechtbank oordeelde dat deze beslagen onrechtmatig waren, en veroordeelde SVL tot opheffing van de beslagen en betaling van een dwangsom. De rechtbank wees ook de vordering van gedaagde tot schadevergoeding af, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Het vonnis werd uitgesproken op 29 april 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/135090 / HA ZA 14-225
Vonnis van 29 april 2015
in de zaak van
de stichting
STICHTING VASTGOEDBEHEER LEEUWARDEN,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.H.J. Willemsen te Arnhem, die zich heeft onttrokken,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. drs. M.R. van der Pol te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna SVL en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen, gehouden op 27 januari 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en reconventie

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van de onroerende zaken met ondergrond, erf en verder aan- en bijbehoren gelegen aan [adres], kadastraal bekend [gemeente], [sectie], [nummers] (hierna: de onroerende zaken).
2.2.
Medio 2012 zijn [gedaagde] en [A.] (hierna: [A.]) in onderhandeling getreden over een mogelijke verkoop van de onroerende zaken aan [A.]. [gedaagde] werd in dat kader vertegenwoordigd door [B.] (hierna: [B.]) en accountantskantoor BentAcera te Leeuwarden (hierna: BentAcera).
2.3.
Bij e-mailbericht van 21 maart 2013 heeft BentAcera, in de persoon van [C.], een concept-koopovereenkomst aan notaris mr. M.P.A.J. Poort te Arnhem (hierna: de notaris) gezonden. In artikel 2 van deze concept-koopovereenkomst is opgenomen dat de koopsom voor de panden € 1.150.000,-- bedraagt. In het e-mailbericht staat onder meer:
Bijgaand ontvangt u de gevraagde stukken inzake de verkoop van het pand te [plaats] van [gedaagde] BV aan de heer [A.].
De verkoopovereenkomst zoals deze in laatste instantie door beide partijen is goedgekeurd. (…) Volgens mij kan de bijgevoegde concept overeenkomst als basis dienen voor de akte.
2.4.
De notaris heeft op 21 mei 2013 een e-mailbericht aan [D.] (hierna: [D.]), werkzaam bij BentAcera, gestuurd. In dit e-mailbericht staat onder meer:
De heer [A.] heeft mondeling de bekende panden te [plaats] gekocht waarvan een concept onderhandse overeenkomst van koop is gemaakt.
(…)
De heer [A.] heeft aan gegeven zijn recht op levering te hebben overgedragen aan een stichting.
Ik verzoek u aan te geven dat uw cliënt akkoord gaat met een levering rechtstreeks aan de stichting zodat er geen A-B-B-C levering hoeft plaats te vinden. Hij heeft mij opdracht gegeven een akte van levering op te stellen.
2.5.
In reactie hierop heeft [D.] op 22 mei 2013 bij e-mailbericht het volgende geantwoord:
De levering aan de stichting is geen probleem, mits de afspraken verder maar duidelijk op papier komen te staan. Dat houdt mijns inziens in dat de leningsovereenkomst wel gewoon met de heer [A.] blijft, althans dat in de leningsovereenkomst de heer [A.] wel aansprakelijk is voor eventuele tekortkomingen in het nakomen van de verplichtingen.
2.6.
Op 23 augustus 2013 heeft [B.] aan [A.] een e-mailbericht gestuurd. Daarin staat onder meer:
Het is een hele tijd geleden dat je wat van je horen laat dan maar op deze manier / wij hebben voor zaterdag een afspraak en ook nu hoor ik niets, als je wel wilt dat we zaterdag afspreken, dan wens ik dat je, je afspraken nu nakomt en mij even belt verder na zaterdag geen bevredigend resultaat stoppen wij met de onder handelingen en moet je maar zien dat als je toch nog tot zaken wilt komen dat je voor een externe financier zorgt voor die 11500,000. euro
2.7.
In reactie hierop heeft [A.] aan [B.] op dezelfde dag een tweetal e-mailberichten gestuurd waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Je schreef ook in je mail dat je de onderhandelingen wilt be?indigen. Ik denk dat dit een misverstand is, want we hebben een harde zaak. Een zaak die door jullie meerdere malen zowel mondeling als schriftelijk is bevestigd. En deze zaak wil ik graag tot een prettig einde brengen. Dus lijkt het mij het meest handig dat jullie de getekende koopakte zo snel mogelijk opsturen zodat we deze zaak volgens afspraak af kunnen ronden. Ik vind het zeer onprettig dat er op reeds gemaakte afspraken wordt teruggekomen. Dit is niet mijn manier van onderhandelen. Tevens heb ik vernomen dat jullie w?l met een andere partij in onderhandeling zijn op een hogere koopsom te verkrijgen. Dit lijkt mij niet 'netjes'. Aangezien wij reeds een zaak hebben gedaan.
en:
De mail die je hebt gestuurd vind ik vreemd. Ik zit al weken te wachten op de getekende exemplaren van de koopakte. De notaris heeft ook al meerdere malen contact gezocht met jullie accountant. Je schrijft dat ik een andere financier moet zoeken voor de 1.150.000,- Euro. Dit hoef ik niet. Hier zijn duidelijke afspraken over gemaakt, die ook al op papier zijn gezet. Ik eis dan ook dat deze reeds gemaakte afspraken na worden gekomen. (…). Nog een maal ter verduidelijking, zo gauw als de stukken getekend en wel bij de notaris liggen kan er terstond worden gepasseerd. En dan kan deze zaak worden afgehandeld.
2.8.
Op 30 augustus 2013 heeft [B.] aan [A.] een e-mailbericht gezonden waarin het volgende staat:
En weer kom je je eigen afspraak niet na!!!! dit is de vierde keer . als je denkt dat wij ook maar een papier ondertekenen zonder dat jij je niet aan je afspraak houd heb je het mis !!!!Ik heb gister een gesprek met willem gehad en hem gevraagt naar onze afspraak , daar is geen twijfel over mogelijk ik ben gemachtigd om het jou te verkopen en dat heb ik gedaan , ik heb jou mijn hand op de verkoop geschud en die van jack daarmee was de koop beslist en wij komen de gemaakte afspraak na !! jij van jou kant moet eerst je deel van de koop na komen de papieren liggen klaar voor ondertekening.
2.9.
De notaris heeft bij e-mailbericht van 31 oktober 2013 aan partijen (opnieuw) de eerder door hem opgemaakte concept-leveringsakte en concept-hypotheekakte doen toekomen.
2.10.
In reactie hierop heeft [D.] bij e-mailbericht van 31 oktober 2013 aan de notaris het volgende aangegeven:
Zoals ik begreep vandaag is het de bedoeling dat 15 november een voorlopig koopcontract wordt getekend.
Het voorbeeld zoals u deze meestuurt is naar mijn idee nog niet af/voldoende om te kunnen tekenen. Derhalve was het verzoek van onze kant om ervoor te zorgen dat er een concept voorlopig koopcontract komt die de juiste afspraken weergeeft zoals deze inmiddels bij alle partijen bekend zijn.
2.11.
Op 13 november 2013 heeft de notaris de door hem vervaardigde concept-koopakte aan partijen doen toekomen. In deze concept-koopakte is opgenomen dat de totale koopsom voor de onroerende zaken € 1.150.000,-- bedraagt. Op 15 november 2013 is niemand bij de notaris verschenen om deze concept-koopakte te ondertekenen.
2.12.
Op 5 december 2013 heeft [B.] aan [A.] een door [F.] (hierna: [F.]) opgesteld en aan [B.] toegestuurd e-mailbericht doorgezonden waarin staat:
Vrijdag 15 november 2013 zouden wij een voorlopig koopcontract tekenen. Deze afspraak is helaas niet doorgegaan. Inmiddels zijn we ruim een jaar verder en hebben nog niets concreets op papier staan met een handtekening. Op dit moment wil ik voor 10 december een getekend stuk hebben in de vorm van het voorlopige koopcontract zodat ik zekerheid heb over de datum van levering en de betaling. Mocht ik voor 10 december dit stuk niet hebben, dan acht ik mij niet langer gebonden aan enige afspraak tussen ons.
2.13.
Op 13 december 2013 heeft [A.] bij de notaris de door de notaris vervaardigde concept-koopakte voor akkoord getekend. De notaris heeft vervolgens het getekende exemplaar naar [B.] en [D.] verzonden met het verzoek deze overeenkomst ondertekend te retourneren. Aan dit verzoek is geen gehoor gegeven.
2.14
Bij brief van 6 januari 2014 heeft SVL [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de tussen hen gesloten koopovereenkomst. Hieraan heeft [gedaagde] geen gehoor gegeven.
2.15.
Na daartoe verkregen verlof op 10 maart 2014 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft SVL ter verzekering van de levering van de onroerende zaken door [gedaagde] aan SVL ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaken.
2.16.
Op 8 mei 2014 zijn door notaris mr. P.C. Kluitenberg te Leeuwarden twee notariële aktes van proces-verbaal opgemaakt. Daarin hebben [B.] en [E.] hun verklaring terzake de verkoop van de onroerende zaken laten optekenen.
[B.] verklaart, voor zover van belang, het volgende:
Het gaat om de heer [A.] die een pand gekocht heeft van de heer [F.]. Daarin ben ik eerste bemiddelaar. Ik heb de zaak opgezet en verkocht aan de heer [A.]. Na vier a vijf keer onderhandelen heb ik het aan hem verkocht voor een miljoen achthonderdduizend euro (€ 1.800.000,00), waarvan zeshonderdvijftigduizend euro (€ 650.000,00) als aanbetaling zouden worden gedaan. Een bedrag van tweehonderdvijftigduizend euro (€ 250.000,00) zou dan bij de notaris worden betaald direct na de overdracht voor het betalen van de belasting. Daarnaast zou er een hypothecaire lening van negenhonderdduizend euro (€ 900.000,00) worden verstrekt door de heer [F.], welk hypotheekrecht blijft tot de laatste betaaldatum. De hypothecaire geldlening zou worden aangegaan voor tien jaar tegen vijf procent (5%) rente. Dat is ongeveer twee miljoen euro (€ 2.000.00,00) voor het geheel pand. Ik heb het verkocht aan de heer [A.] en niet aan een stichting of aan iemand anders.
[E.] verklaart, voor zover hier relevant, het volgende:
Het is ongeveer anderhalf jaar geleden dat ik bij een vriend kwam, de heer [B.]. Hij bood mij het pand aan de [adres] aan. Het betrof het gehele complex. In eerste instantie was het twee miljoen tweehonderdduizend euro (€ 2.200.000,00). Daar ben ik mee aan de slag gegaan. Enkele maanden later heb ik via de heer [G.] een koper gevonden en hebben we ze bijelkaar gebracht. Wij hebben zo'n acht, negen of tien ontmoetingen gehad met de koper, de heer [A.]. Hij heet [voornaam]. Toen ging het over de prijs. Op een gegeven moment zijn we uitgekomen op een koopsom van een miljoen achthonderdvijftigduizend euro (€ 1.850.000,00). Later op een miljoen achthonderdduizend euro (€ 1.800.000,00). Verkoper zou negenhonderdduizend euro (€ 900.000,00) erin laten zitten tegen een rente van vijf procent (5%). Een bedrag van tweehonderdvijftigduizend euro (€ 250.000,00) was voor verkoper om de belasting te betalen. Er zou zeshonderdvijftigduizend euro (€ 650.000,00) vooruit betaald worden als aanbetaling.

3.De vordering

in conventie

3.1.
SVL vordert dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
a. [gedaagde] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis haar volledige medewerking verleent aan het opmaken en ondertekenen van een schriftelijke koopovereenkomst ter zake van de navolgende registergoederen:
* het pand met ondergrond, erf en verder aan- en bijbehoren, kadastraal bekend [gemeente], [sectie], nummer [nummer 1], groot een are vier en zeventig centiare;
* het pand met ondergrond, erf en verder aan- en bijbehoren, kadastraal bekend [gemeente], [sectie], nummer [nummer 2], groot acht en twintig centiare;
* het pand met ondergrond, erf en verder aan- en bijbehoren, kadastraal bekend [gemeente], [sectie], nummer [nummer 3], groot vijf en dertig centiare;
* het pakhuis met ondergrond, erf en verder aan- en bijbehoren, kadastraal bekend [gemeente], [sectie], nummer [nummer 4], groot een are vijftien centiare;
b. [gedaagde] veroordeelt tot het nakomen van al haar verplichtingen uit de door partijen gesloten koopovereenkomst, in het bijzonder tot het verlenen van haar volledige medewerking aan de levering aan SVL, voor zoveel mogelijk overeenkomstig de aan het vonnis te hechten concept-akte opgemaakt door notaris Poort te Arnhem, van de hiervoor vermelde vier onroerende zaken te [plaats], kadastraal bekend [sectie] [nummers], alsmede dat de levering zal worden ingeschreven in het Kadaster, binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis ten kantore van DNA - Duijne Notaris te Arnhem;
c. een en ander op straffe van een dwangsom van € 15.000,-- per dag voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijft, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 2.500.000,--;
d. bepaalt dat indien [gedaagde] haar medewerking niet binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis verleent, het vonnis in zoverre dezelfde kracht heeft als de in wettige vorm opgemaakte leveringsakte en het vonnis in de plaats zal treden van de leveringsakte als bedoeld in artikel 3:300 BW;
e. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan SVL van drie promille (3/1000) van de koopsom van € 1.150.000,-- voor elke dag dat zij de uit de door partijen gesloten overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, zoals ook in de door [gedaagde] opgestelde verkoopovereenkomst is en de door de notaris opgestelde ontwerp van de koopakte is opgenomen, welke boete verschuldigd is vanaf 15 januari 2014, althans en door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag dat [gedaagde] aan al haar verplichtingen heeft voldaan;
Subsidiair:
f. voor recht verklaart dat de koopovereenkomst betreffende de vier onroerende zaken te [plaats], kadastraal bekend [sectie] [nummers], tussen partijen is ontbonden, althans deze overeenkomst alsnog ontbindt;
g. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan SVL van een bedrag van
€ 115.000,-- binnen twee dagen na het in deze te wijzen vonnis, zijnde een boete, zoals ook in de door [gedaagde] opgestelde verkoopovereenkomst en de door de notaris opgestelde ontwerp van de koopakte is opgenomen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de datum waarop de overeenkomst is ontbonden tot aan de dag dat het bedrag aan SVL wordt voldaan;
Primair en subsidiair:
h. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van alle door SVL als gevolg van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming zijdens [gedaagde] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
i. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan SVL van de kosten van dit geding, waaronder begrepen de gemaakte kosten voor beslaglegging en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de nakosten van € 131,-- te vermeerderen met € 68,-- indien betekening noodzakelijk zal zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen twee dagen na berekening van dit vonnis aan voormelde proeskostenveroordeling zal zijn voldaan;
j. dan wel zodanig beslist als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat SVL jegens [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door het leggen van de conservatoire leveringsbeslagen d.d. 10 maart 2014 op de in geding zijnde onroerende zaken en SVL veroordeelt tot betaling aan [gedaagde] van de schade nader op te maken bij staat;
II. voor recht verklaart dat de conservatoire leveringsbeslagen d.d. 10 maart 2014 zijn opgeheven, althans SVL veroordeelt deze beslagen op de in geding zijnde onroerende goederen op te heffen op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat SVL na betekening van het in deze te wijzen vonnis daarmee in gebreke blijft;
III. in voorwaardelijke reconventie, in het geval de door SVL gepretendeerde overeenkomst tot stand is gekomen, voor recht verklaart dat SVL toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst en deze overeenkomst ontbindt;
IV. SVL veroordeelt in de kosten van het geschil alsmede in de nakosten ad
€ 131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening, in alle gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente in zoverre betaling uitblijft binnen 14 dagen na het te dezen te wijzen vonnis, althans na een opvolgend verzoek tot betaling daarvan.
3.5.
SVL voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

in conventie

4.1.
SVL legt - kort en zakelijk weergegeven - aan haar vorderingen ten grondslag dat partijen overeenstemming hebben bereikt over het feit dat de onroerende zaken door SVL zouden worden aangekocht. Weliswaar heeft [gedaagde] de onroerende zaken eerst verkocht aan [A.], maar [A.] heeft zijn recht op levering van de onroerende zaken overgedragen aan SVL en [gedaagde] heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen rechtstreekse levering aan SVL. SVL stelt dat partijen het eens zijn geworden over alle essentialia van de overeenkomst, waaronder de koopsom van € 1.150.000,--. Aldus is tussen partijen een (mondelinge) overeenkomst met betrekking tot de onroerende zaken totstandgekomen. Ook uit het feit dat de notaris de opdracht is gegeven om een concept-koopakte, alsmede een conceptleverings- en hypotheekakte op te stellen, blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt. De gemaakte afspraken zijn gedetailleerd neergelegd in de door de notaris vervaardigde concept-koopakte, die deze heeft opgesteld aan de hand van een door [gedaagde] zelf op 21 maart 2013 aangeleverde concept-koopovereenkomst. Deze overeenkomst is inmiddels van de zijde van SVL ondertekend. Volgens SVL heeft [gedaagde] in het bijzijn van de notaris ook bevestigd dat de koop tussen partijen is gesloten en dat alle door hem opgestelde documenten akkoord zijn. Tussen SVL en [gedaagde] is aldus een perfecte overeenkomst tot stand is gekomen. [gedaagde] is gehouden deze koopovereenkomst gestand te doen. Ondanks sommaties daartoe weigert [gedaagde] echter de overeenkomst na te komen en de onroerende zaken aan SVL te leveren.
4.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en stelt - kort en zakelijk weergegeven - het volgende. [gedaagde] betwist dat tussen haar en SVL een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Volgens [gedaagde] zijn zij en [A.] het niet eens geworden over alle essentialia van de overeenkomst. Onder meer is er geen (onvoorwaardelijke) overeenstemming bereikt ten aanzien van de koopsom. Met [A.] was namelijk mondeling een koopsom van € 1.800.000,-- overeengekomen onder de voorwaarde dat, voorafgaand aan enige verdere afwikkeling van de koop, een feitelijke aanbetaling van
€ 650.000,-- door [A.] aan [gedaagde] zou plaatsvinden. Deze aanbetaling zou desgewenst eventueel in een "side letter" worden opgenomen. Het restant van de koopsom
- een bedrag van € 1.150.000,00 - zou vervolgens als koopsom in de leveringsakte worden opgenomen, aldus [gedaagde]. Van dit restant zou € 250.000,-- bij de levering worden betaald en zou € 900.000,00 door [gedaagde] middels een hypothecaire lening aan [A.] worden geleend. Aangezien [A.] nimmer enige aanbetaling aan [gedaagde] heeft gedaan, is er tussen partijen ook geen definitieve overeenstemming bereikt over de koopsom. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat er pas sprake zou zijn van een overeenkomst, wanneer beide partijen een schriftelijke koopovereenkomst zouden hebben ondertekend. Ook met betrekking tot een aantal andere essentialia, zoals de aflossing door [A.] van de aan hem te verstrekken lening, ontbreekt volgens [gedaagde] (definitieve) overeenstemming tussen partijen. Verder stelt [gedaagde] dat, als er al een overeenkomst tot stand is gekomen, deze enkel met [A.] is aangegaan. Het feit dat zij heeft ingestemd met een rechtstreekse levering van de onroerende zaken aan SVL doet er niet aan af dat [A.] de koper was en bleef.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Kern van het geschil betreft de vraag of - zoals door SVL is betoogd - tussen SVL en [gedaagde] een (perfecte) koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de onroerende zaken. Vooropgesteld wordt dat SVL voldoende onderbouwd dient te stellen en zo nodig dient te bewijzen, dat tussen haar en [gedaagde] een zodanige overeenkomst tot stand is gekomen, nu zij die stelling aan haar vorderingen ten grondslag legt. Een overeenkomst komt tot stand na aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW). Daarbij geldt dat tussen partijen in ieder geval overeenstemming moet bestaan over de essentialia van de overeenkomst, zoals in dit geval de hoogte van de koopsom.
4.4.
Niet in geschil is dat [A.] en [gedaagde] met elkaar hebben onderhandeld over de totstandkoming van een overeenkomst waarbij [gedaagde] de onroerende zaken zou verkopen aan [A.]. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet komen vast te staan dat deze onderhandelingen tot resultaat hebben gehad dat [A.] en [gedaagde] definitieve overeenstemming hebben bereikt over de (ver)koop van de onroerende zaken. De door SVL ingenomen stelling dat [A.] een aanbod is gedaan tot het aangaan van een overeenkomst als neergelegd in de door de notaris opgemaakte concept-koopakte, wordt uitdrukkelijk betwist door [gedaagde], in het bijzonder voor wat betreft de hoogte van de koopsom. In het licht van dat gemotiveerde verweer heeft SVL haar stelling dat een koopsom van € 1.150.000,-- is overeengekomen, onvoldoende onderbouwd. De omstandigheid dat deze koopsom is genoemd in de door [gedaagde] zelf aangeleverde concept-koopovereenkomst, acht de rechtbank daartoe ontoereikend. Dit sluit immers niet uit dat [gedaagde] daarnaast een feitelijke aanbetaling van € 650.000,-- had bedongen, zoals door haar gemotiveerd is gesteld. Bovendien valt, zo tussen partijen overeenstemming bestond over de koopsom en al hetgeen verder in de door de notaris opgemaakte concept-koopakte is neergelegd, niet te begrijpen dat beide partijen de ondertekening daarvan bleven uitstellen. De rechtbank ziet hierin een aanwijzing voor de juistheid van het betoog van [gedaagde] dat er, los van de koopsom die in de concept-koopakte staat, nog aanvullende afspraken ter zake tussen haar en [A.] waren gemaakt die daarin niet waren opgenomen en waaraan eerst moest worden voldaan voordat de koop van de onroerende zaken schriftelijk werd vastgelegd in een door partijen ondertekend document. De rechtbank ziet ook in de door de betrokken partijen gevoerde correspondentie steun hiervoor.
4.5.
Daarbij komt dat, zo er al moet worden aangenomen dat tussen [A.] en [gedaagde] een koopovereenkomst terzake de onroerende zaken is gesloten, SVL onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], dat zij als contractspartij van [gedaagde] heeft te gelden. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat [A.] haar voorafgaand aan en ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nimmer heeft meegedeeld dat hij namens SVL handelde. Dit vindt steun in de tussen [A.] en [gedaagde] gevoerde correspondentie, die hij steeds op eigen naam heeft gevoerd. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] desgevraagd heeft ingestemd met een rechtstreekse levering van de onroerende zaken aan SVL, brengt op zichzelf niet mee dat een overeenkomst tussen SVL en [gedaagde] tot stand is gekomen. Evenmin rechtvaardigt de door [A.] ondertekende concept-koopakte waarin SVL als contractspartij staat genoemd dat SVL en [gedaagde] een overeenkomst met elkaar zijn aangegaan. Daargelaten dat de overeenkomst niet door [gedaagde] is ondertekend, wordt SVL daarin als contractspartij genoemd en [H.] als haar enig en zelfstandig bevoegd bestuurder, terwijl de concept-koopakte alleen door [A.] is ondertekend. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [A.] dit bevoegdelijk en namens SVL heeft gedaan.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat SVL, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde], haar stelling dat tussen haar en [gedaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen onvoldoende heeft onderbouwd, terwijl dit wel op haar weg lag. Zij is op dit punt tekort geschoten in de op haar rustende stelplicht. Voor (nadere) bewijslevering is om die reden geen plaats.
4.7.
De conclusie is derhalve dat het ervoor moet worden gehouden dat er tussen SVL en [gedaagde] geen overeenkomst tot stand is gekomen. Daarmee vervalt de grondslag aan de vorderingen van SVL. De rechtbank zal deze vorderingen dan ook afwijzen.
4.8.
SVL zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten. aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op
- vast recht: € 3.829,00
- salaris advocaat:
€ 2.842,00(2 punten x tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.671,00.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.9.
[gedaagde] vordert een verklaring van recht dat de ten laste van haar gelegde conservatoire beslagen onrechtmatig zijn en daarnaast opheffing van deze beslagen op straffe van een dwangsom. Zij stelt daartoe, onder verwijzing naar de vaststaande feiten en haar stellingen in conventie, onder meer dat SVL niets van haar te vorderen heeft en dat de ten laste van haar gelegde conservatoire beslagen derhalve rechtsgrond ontberen.
4.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de beslaglegger rust een risicoaansprakelijkheid voor de gevolgen van het door hem gelegde beslag indien de vordering waarvoor beslag is gelegd geheel ongegrond is. Nu de vorderingen van SVL in conventie zijn afgewezen, zijn de door haar ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen onrechtmatig en dienen deze te worden opgeheven. De reconventionele vordering tot opheffing daarvan is daarom toewijsbaar. De gevorderde dwangsommen zullen worden gemaximeerd als na te melden. Daarnaast is ook de gevorderde verklaring van recht toewijsbaar.
4.11.
De door [gedaagde] gevorderde veroordeling tot betaling van de schade, nader op te maken bij staat, zal de rechtbank afwijzen, nu [gedaagde] niet, althans onvoldoende, aannemelijk en inzichtelijk heeft gemaakt dat zij door het onrechtmatig gelegde beslag enige schade heeft geleden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat ter comparitie namens [gedaagde] is aangegeven dat het goed mogelijk is dat de onroerende zaken uiteindelijk voor een hogere prijs zullen worden verkocht dan de prijs die [gedaagde] in de onderhandelingen met [A.] voor ogen stond.
4.12.
[gedaagde] heeft ook een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld. De aan het instellen hiervan gestelde voorwaarde houdt in dat in de procedure in conventie wordt geoordeeld dat de door SVL gepretendeerde overeenkomst tot stand is gekomen. Nu deze voorwaarde niet is vervuld, komt de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van deze reconventionele vordering niet toe.
4.13.
SVL zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Bij de berekening van het salaris hanteert de rechtbank een factor 0,5 gezien de verwevenheid van de vorderingen in conventie en reconventie. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op € 452,00 (2 x 0,5 punten x tarief € 452,00).
4.14.
Als niet weersproken zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen. Omdat er sprake moet zijn van een redelijke termijn voor betaling, is de ingangsdatum veertien dagen na de betekening van dit vonnis.
4.15.
Als niet weersproken zal de rechtbank de gevorderde nakosten toewijzen, zoals hierna vermeld. De gevorderde wettelijke rente over de nakosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van SVL af;
5.2.
veroordeelt SVL in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 6.671,00;
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
veroordeelt SVL tot opheffing van de door haar ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire beslagen op haar onroerende zaken aan [adres], kadastraal bekend [gemeente], [sectie], [nummers], binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis;
5.5.
veroordeelt SVL om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.5. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
5.6.
veroordeelt SVL in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op € 452,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
veroordeelt SVL in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 131,00, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat SVL niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
verklaart voor recht dat de door SVL ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire beslagen op haar onroerende zaken aan [adres], kadastraal bekend [gemeente], [sectie], [nummers], onrechtmatig zijn jegens [gedaagde];
5.10.
verstaat dat de voorwaarde waaronder de vordering onder III is ingesteld niet is vervuld;
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2015. [1]

Voetnoten

1.type: