2.4.Erflater was ten tijde van zijn overlijden vennoot in de maatschap genaamd "Maatschap [Z] en Zonen", aangegaan tussen hem, [B], [E] en [C] op 31 december 2001, van welke maatschap de bepalingen waaronder deze is aangegaan zijn vastgelegd in een notariële akte van 31 mei 2002, getiteld "OPRICHTING MAATSCHAP". Op 1 januari 2005 is [E] uit de maatschap getreden.
In genoemde akte is onder meer het volgende opgenomen.
"(…)
Uittreden van een maat/ontbinding
Artikel 11
A. Een maat houdt op maat te zijn:
1. door schriftelijke overeenkomst tussen de maten;
2. door schriftelijke opzegging, gericht aan zijn medematen tegen het einde van het boekjaar. Hierbij dient een termijn van tenminste zes maanden in acht te worden genomen;
3. door zijn aanvraag tot surséance van betaling;
4. door zijn overlijden, faillissement of onder curatelestelling of bij de benoeming van een bewindvoerder krachtens enige wetsbepaling over zijn vermogen;
5. door opzegging door de overige maten met inachtneming van een termijn van drie maanden:
a. indien hij langer dan een aaneengesloten periode van één jaar voor meer dan vijftig procent (50%) arbeidsongeschikt is, zulks vast te stellen door een verzekeringsgeneeskundige;—
b. indien hij langer dan een aaneengesloten periode van twee maanden zonder deugdelijke reden afwezig is;
c. indien hij weigert zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 9 lid 6.
6. krachtens uitspraak van de in artikel 25 genoemde scheidsmannen op grond van gewichtige redenen als bedoeld in -artikel 7A:1684 Burgerlijk Wetboek. Een dergelijke uitspraak kan worden gevorderd door ieder van de maten.
B. De maatschap wordt ontbonden:
1. door een schriftelijke beëindigingsovereenkomst tussen de maten;
2. indien de mede-maten niet tijdig een verklaring afleggen als bedoeld in artikel 12 lid 1.b.:
a. bij opzegging door een maat als bedoeld in lid A.2.; danwel
b. in geval zich ten aanzien van een maat een situatie voordoet als bedoeld in lid A.3. tot en met lid A.6.
3. krachtens een uitspraak van de in artikel 25 genoemde scheidsmannen;
4. door een beslissing in een vonnis van de rechter wegens gewichtige redenen op vordering van één van de maten overeenkomstig artikel 7A:1684 Burgerlijk Wetboek;
5. door het faillissement van de maatschap.
Recht tot voortzetting
Artikel 12
1. De overige maten hebben het recht tot voortzetting:
a. indien zij gezamenlijk binnen drie maanden na kennisneming van het in artikel 11 lid A.2. tot en met lid A.6. bedoeld feit, daartoe een verklaring tegen de daar bedoelde maat hebben afgelegd;
b. indien dat is overeengekomen in de in artikel 11 lid B.1. bedoelde overeenkomst.
2. Bij voortzetting van de maatschap zijn op de voortzettende maten de bepalingen van deze overeenkomst van toepassing.
3. Wanneer slechts één maat de maatschapaandelen overneemt en de maatschap voortzet, wordt het vermogen van de maatschap toegedeeld aan de voortzettende maat voor zover het mede-eigendom is.
Deze is dan verplicht om gelijktijdig alle schulden van de maatschap voor zijn rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen, onder vrijwaring van de uittredende maten.
4. Wanneer de andere maten het maatschapaandeel overnemen en de maatschap voortzetten, wordt het maatschapaandeel van de uittredende maat toegedeeld aan de voortzettende maten voor zover het mede-eigendom is.
Dezen zijn dan verplicht om gelijktijdig alle schulden van de maatschap voor hun rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen, onder vrijwaring van de uittredende maat.
5. Bij voortzetting van de maatschap door één of meer maten heeft/hebben de andere maat/maten het recht de bij de maatschap in gebruik zijnde goederen, waarvan de uittredende maat de eigenaar of rechthebbende is, te verwerven tegen betaling van een overnameprijs dan wel om deze goederen voor ten minste tien jaar onopzegbaar te huren tegen betaling van een huurprijs, dit ter keuze van de voortzettende maat/maten. De overnameprijs en/of huurprijs zal door partijen in onderling overleg worden vastgesteld. Bij gebreke van overeenstemming wordt deze prijs bindend vastgesteld conform artikel 25.
6. De maten verlenen elkaar hierbij over en weer onherroepelijk volmacht tot het verrichten van alle (rechts)handelingen welke noodzakelijk zijn voor de nakoming van de uit dit artikel voortvloeiende leverings- en/of huurverplichtingen ook met zichzelf als tegenpartij en alles te doen en te verrichten en/of overeen te komen, dat nodig, nuttig en/of noodzakelijk is. Deze volmacht vormt een onverbrekelijk bestanddeel van deze overeenkomst en strekt in -het belang van ieder van de maten afzonderlijk. Uit dit belang volgt dat zij niet zal eindigen door het overlijden of de onder curatelestelling van de volmachtgever, noch van de gevolmachtigde, alsmede niet door de herroeping door de volmachtgever.
7. a. De voortzettende maat zal/maten zullen aan de uittredende maat uitkeren het bedrag waartoe deze krachtens het bepaalde in lid 5 en artikel 13 lid 1 is gerechtigd.
Deze uitkering dient te geschieden:
- voor zover gelden aangewend worden voor de betaling van de belastingaanslagen verschuldigd over de belastingjaren tot en met het jaar van ontbinding en/of voor de betaling van de aanslag successierecht betreffende een overleden maat, zullen deze bedragen direct na het opleggen van de aanslag aan de uittredende maat worden uitgekeerd;
- voor zover daarna nog gelden resteren worden deze betaald in tien gelijke jaarlijkse termijnen. De eerste termijn dient te worden voldaan binnen zes maanden na ontbinding van de maatschap. De niet-voortzettende maat kan altijd voor de voldoening van het restantbedrag zekerheid verlangen.
(…)
Artikel 13 -
1. Bij de ontbinding van de maatschap is iedere maat in het vermogen -van de maatschap gerechtigd voor het bedrag van zijn kapitaalrekening, vermeerderd of verminderd met zijn aandeel in de winst of in het verlies, gemaakt of geleden blijkens de balans en de winst- en verliesrekening die overeenkomstig artikel 7 wordt opgemaakt. Daarbij worden de activa opgenomen tegen de werkelijke waarde.
Bij overname van het maatschapaandeel en voortzetting van de maatschap door de voortzettende maat/maten als bedoeld in artikel 12 lid 5, worden ter berekening van het aandeel van de uittredende maat, ook immateriële activa zoals goodwill, het recht op de handelsnaam en de waarde van huurrechten geactiveerd.
2. De uit lid 1 volgende liquidatiewinst of -verlies zal door de maten— worden genoten of gedragen in de verhouding, waarin de maten gemiddeld gedurende de laatste twee boekjaren in de winsten deelden danwel de verliezen droegen.
1. Alle geschillen, die tussen de maten mochten ontstaan betreffende de uitleg van de bepalingen van deze overeenkomst of in welke vorm ook terzake van deze maatschap, zowel die van juridische als die van feitelijke aard, zullen alleen en uitsluitend in hoogste ressort worden beslist door drie scheidsmannen. Deze scheidsmannen zullen rechtspreken als goede mannen naar billijkheid. Ook een geschil dat slechts door één van de maten als zodanig wordt beschouwd, valt onder deze regeling.
Deze regeling is niet van toepassing op een geschil als bedoeld in artikel 7 lid 4.
(…)"