ECLI:NL:RBNNE:2015:2047

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
18.820027-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan verdachte wegens meerdere diefstallen met geweld

Op 16 april 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die meerdere diefstallen had gepleegd, waaronder winkeldiefstal met geweld. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] en thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats], was niet verschenen op de zitting, maar werd vertegenwoordigd door haar raadsvrouw, mr. L.S. Wachters. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs. De tenlastelegging omvatte drie diefstallen, waarbij de verdachte op 21 januari 2015 in de winkel van [bedrijfsnaam 1] met geweld een aantal goederen had weggenomen, en daarnaast op 7 juli 2014 een fiets en op 12 september 2014 sieraden had gestolen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften en verklaringen van getuigen, zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, wat de verdediging betwistte. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel passend was, gezien de recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank legde de maatregel op voor de maximale termijn van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en wees een tussentijdse toetsing af, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/820027-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
16 april 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 april 2015.
De verdachte is niet verschenen. De ter terechtzitting aanwezige raadsvrouw van verdachte, mr. L.S. Wachters, heeft verklaard uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd haar ter terechtzitting te verdedigen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 21 januari 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit winkel van [bedrijfsnaam 1], gevestigd aan de [straat 1]) heeft weggenomen een of meer tassen en/of een kleerhanger en/of een haarverfprodukt en/of lingerie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [bedrijfsnaam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, na door die [slachtoffer 1] te zijn aangesproken en/of vastgepakt en/of nadat die
[slachtoffer 1] haar, verdachte, de doorgang belemmerde en/of tegenhield, die [slachtoffer 1] (met geweld/kracht) heeft vastgepakt en/of (weg)geduwd);
2.
zij op of omstreeks 7 juli 2014 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Ranger, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de dochter van) [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
zij op of omstreeks 12 september 2014 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijfsnaam 2], gevestigd aan de [straat 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het ten laste gelegde geweld. Aangeefster heeft zelf niet verklaard dat verdachte haar heeft vastgepakt of weggeduwd en verdachte heeft het gebruik van geweld ontkend.
Verdachte heeft de onder 2 ten laste gelegde diefstal bekend. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2015, opgenomen op pagina 22 e.v. van dossier nr. PL0100-2015021230 d.d. 22 januari 2015, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Op 21 januari 2015 kwam er een blonde vrouw de winkel [bedrijfsnaam 1] aan de [straat 1] te [pleegplaats] binnenlopen. Ik zag op een gegeven moment dat er een gebruiksaanwijzing van een haarverfproduct in haar tas zat. Ik vroeg aan de vrouw of ik in haar tas mocht kijken en dat stond ze toe. Op het moment dat ik haar tas zou gaan bekijken op de inhoud zag ik dat de vrouw probeerde weg te komen. Ik had gezien dat er zwarte lingerie in haar tas zat. Op het moment dat ik haar tegenhield en nog vastpakte, liep ik een pijnlijke pols op. Ik zag op dat moment dat ze een rode en een zwarte tas onder haar jas hield, soortgelijk aan de tassen die in onze winkel worden verkocht.
U toont mij een kledinghangertje waaraan een label van lingerie zit. Die herken ik ook. Deze kledinghangertjes worden in mijn winkel gebruikt. Aan deze kledinghanger zat het lingeriesetje dat de vrouw ik haar tas had.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 21 januari 2015, opgenomen op pagina 25 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Op 21 januari 2015 zag ik bij de tassenwinkel van [bedrijfsnaam 1] mijn [collega] staan met een blonde vrouw die een zwarte en een rode handtas om haar arm had. Ik zag dat [collega] met haar arm horizontaal in de deuropening stond, zodat de blonde vrouw niet kon weglopen. Ik zag dat de blonde vrouw [collega] vastpakte en haar opzij duwde.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 22 januari 2015, opgenomen op pagina 29 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik had een deel van de haarverf in mijn tas gestopt. Ik had ook een rode tas en een zwarte tas om mijn hand. Ik had geen geld bij me. De klerenhanger met daaraan een lingerie-label komt uit dezelfde winkel als waar ik de haarverf had gepakt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2014 , opgenomen op pagina 23 e.v. van dossier nr. PL01KN-2014074360 d.d. 10 juli 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 8 juli 2014, opgenomen op pagina e.v. 29 van voormeld dossier, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2014 , opgenomen op pagina 16 e.v. van dossier nr. PL0100-2014100447 d.d. 13 september 2014, inhoudende de verklaring van
[getuige 2] namens winkelbedrijf [bedrijfsnaam 2].
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 13 september 2014, opgenomen op pagina 19 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
zij op 21 januari 2015 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit de winkel [bedrijfsnaam 1], gevestigd aan de [straat 1]) heeft weggenomen tassen en een kleerhanger en een haarverfprodukt en lingerie, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijfsnaam 1], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld hierin bestond dat verdachte, na door die [slachtoffer 1] te zijn aangesproken en vastgepakt en nadat die [slachtoffer 1] haar, verdachte, de doorgang belemmerde en tegenhield, die [slachtoffer 1] met geweld/kracht heeft weggeduwd;
2.
zij op 7 juli 2014 te [pleegplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Ranger, kleur zwart), toebehorende aan de dochter van [slachtoffer 2];
3.
zij op 12 september 2014 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijfsnaam 2], gevestigd aan de [straat 2].
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
diefstal
diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en de ad informandum gevoegde feiten wordt veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het opleggen van de ISD-maatregel niet proportioneel is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er naar aanleiding van de strafbare feiten twee keer een BOPZ-machtiging is afgegeven ten aanzien van verdachte. Vaak volgt na zo'n machtiging geen strafrechtelijke vervolging meer. Voorts is het opleggen van de ISD-maatregel niet opportuun, nu de maatregel in het geval van verdachte zal neerkomen op twee jaar kale gevangenisstraf.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte af te straffen door haar een gevangenisstraf op te leggen. Voor het geval de rechtbank toch tot oplegging van de
ISD-maatregel mocht besluiten, heeft de raadsvrouw verzocht de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering te brengen op de duur van de maatregel. Zij heeft daarbij wederom gewezen op de BOPZ-machtiging die eerder ten aanzien van verdachte werd afgegeven.
Tot slot heeft de raadsvouw de rechtbank verzocht om een tussentijdse toetsing van de
ISD-maatregel te bepalen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over haar opgemaakte rapportages, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die volgens de raadsvrouw kunnen worden meegenomen bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal gevolgd van geweld, vier winkeldiefstallen en een fietsendiefstal. Diefstallen zijn ergerlijke feiten en veroorzaken veel overlast voor de gedupeerden. Verdachte heeft door haar handelen getoond dat zij geen respect heeft voor andermans eigendommen.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 februari 2015, dat 12 pagina's beslaat, blijkt dat verdachte herhaaldelijk is veroordeeld voor diverse vermogensdelicten. Daar komt bij dat verdachte zich ten tijde van de thans bewezen verklaarde feiten in een proeftijd bevond.
De rechtbank heeft voorts het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland (hierna ook: VNN) d.d. 19 maart 2015 in aanmerking genomen, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte is een 39-jarige, langdurig verslaafde vrouw, die sinds haar 32e in aanraking komt met justitie. Behalve de ernstige verslavingsproblematiek is er bij verdachte ook sprake van psychiatrische beperkingen. Vanwege de veelvuldigheid aan delicten is verdachte in 2013 op de [plaats] veelplegerslijst geplaatst. Zowel in het verre verleden als ook in het recente verleden zijn er verschillende behandeltrajecten ingezet, echter alle zonder enig resultaat. Verdachte vond steeds manieren om te ontvluchten en viel dan vrijwel meteen terug in excessief middelengebruik. Zelfs een rechterlijke machtiging bleek voor verdachte niet genoeg kader om gedragsbeïnvloeding te bewerkstelligen. Het gebrek aan inzicht in haar problematiek, de enorme zucht naar middelen alsmede het psychiatrisch toestandsbeeld maken dat verdachte niet in staat lijkt adequate keuzes te maken die ervoor zorgen dat haar situatie zich stabiliseert en zij enige vorm van controle krijgt over haar leven. Binnen een gesloten setting en in een verplicht kader zou er mogelijk nog enige mate van gedragsbeïnvloeding plaats kunnen vinden. De ISD-maatregel biedt daartoe de enige mogelijkheid, aangezien verdachte meteen teruggeplaatst kan worden in de inrichting zodra de behandeling dreigt te mislukken.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen. De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan:
- de door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is
toegelaten;
- verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan de door haar begane feiten ten minste driemaal
wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, de feiten
zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er moet ernstig rekening mee worden
gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan;
- de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank acht de ISD-maatregel in dit geval niet alleen aangewezen, maar ook passend en geboden, gelet op de hardnekkige recidive van verdachte op het terrein van vermogenscriminaliteit, waardoor er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat zij wederom een misdrijf zal begaan. Eerdere veroordelingen en hulpverleningstrajecten hebben haar er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht het, gelet op de ernst van de problematiek van verdachte, van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen voor de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. De rechtbank zal deze maatregel daarom voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De rechtbank ziet geen reden voor aftrek van het reeds door verdachte ondergane voorarrest.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om reeds nu te bepalen dat er een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht zal moeten plaatsvinden. De rechtbank overweegt daartoe dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot een tussentijdse toetsing. Mochten deze omstandigheden er in een later stadium wel zijn, dan kan daartoe op dat moment alsnog een verzoek worden gedaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mrs. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en P.H.M. Smeets, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2015.