ECLI:NL:RBNNE:2015:2041

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
18.830252-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van ex-vriendin met vrijspraak poging zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat het geven van een kopstoot niet als een poging tot zware mishandeling werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat zijn ex-vriendin zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door de kopstoot.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk toebrengen van letsel aan de ex-vriendin, bedreiging met de dood, en mishandeling van twee andere slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen zorgvuldig gewogen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 180 uur.

De rechtbank heeft echter besloten om een lagere taakstraf op te leggen, rekening houdend met de vrijspraak van de poging tot zware mishandeling. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, omdat de reclassering dit niet had geadviseerd. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook de overwegingen van de rechtbank bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830252-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
16 april 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
18 december 2014 en 2 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.M. Wolfert, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te [pleegplaats 1], in ieder geval in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (met kracht) zogenoemd een kopstoot tegen het hoofd (rechterzijde, ter hoogte van haar slaap) heeft gegeven en/of (met kracht), terwijl verdachte een fiets bestuurde, tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te [pleegplaats 1], in ieder geval in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht) een zogenoemde kopstoot tegen het hoofd (rechterzijde, ter hoogte van haar slaap) heeft gegeven en/of (met kracht), terwijl verdachte een fiets bestuurde, tegen het lichaam (van die [slachtoffer 1]) is aangereden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te [pleegplaats 1], in ieder geval in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Jij hebt mensen op me afgestuurd, jij krijgt nu drie kogels!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [pleegplaats 2], gemeente Hoogezand-Sappemeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met kracht een klap op haar rug heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 11 juli 2014 te [pleegplaats 2], gemeente Hoogezand-Sappemeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), bij de keel heeft vastgepakt en/of een arm om de hals gelegd en/of aan die [slachtoffer 3] getrokken en/of tegen die [slachtoffer 3] aangeduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde aangevoerd dat het geven van een kopstoot de aanmerkelijke kans van een gebroken jukbeen in het leven roept.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder
1 primair, 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe opgemerkt dat er nog meer aangiftes tegen verdachte zijn gedaan, maar dat er ook veel aangiftes zijn geseponeerd.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw daarnaast nog aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen te betwijfelen valt of getuige [slachtoffer 2] wel bij het onder 1 en 2 ten laste gelegde aanwezig was. Daarbij komt dat [getuige 1] heeft verklaard dat zij in eerste instantie dacht dat er geen sprake was van opzet.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er pas een week na het vermeende strafbare feit aangifte is gedaan. [getuige 2] is zelfs pas ná de pleegdatum van het onder 1 ten laste gelegde gehoord. De aangifte en getuigenverklaring komen niet overeen als het gaat om de plaats van de klap en het door de klap veroorzaakte letsel.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde aangevoerd dat de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring, inhoudende dat aangever begon met slaan, geloofwaardig is.
Beoordeling van het bewijs
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het geven van een kopstoot aan aangeefster niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 augustus 2014, opgenomen op pagina 130 e.v. van dossier nummer 2014091920 d.d. 22 augustus 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Op 13 augustus 2014 ging ik met mijn dochter naar de Jumbo gelegen aan de [straat 1] te [pleegplaats 1]. Ik zag en voelde dat [verdachte] met veel kracht zijn hoofd tegen de rechter zijkant van mijn hoofd aan sloeg, ter hoogte van mijn slaap. Ik voelde veel pijn, het ging met veel kracht. Ik hoorde hem zeggen: "jij hebt mensen op me afgestuurd, jij krijgt nu drie kogels".
Een proces-verbaal d.d. 13 augustus 2014, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Mijn moeder en ik stonden ter hoogte van de slagerij, naast de Jumbo, aan de [straat 1]. Ik zag dat [verdachte] heel dicht naast mijn moeder fietste en dat hij op zijn fiets ging staan. Ik stond op ongeveer een meter van mijn moeder en [verdachte] af. Toen zag ik dat [verdachte] met de linkerzijkant van zijn hoofd mijn moeder een kopstoot gaf. Ik zag dat hij dit met kracht deed omdat ik kon zien dat hij de spieren in zijn nek aanspande. Toen [verdachte] wegfietste hoorde ik hem zeggen: "Je had geen mensen op mij af moeten sturen. Nou krijg je drie kogels door je kop".
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2014, opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant], zakelijk weergegeven:
Op 14 augustus 2014 sprak ik met [getuige 1]. Zij werkt in de slagerij aan de [straat 1] te [pleegplaats 1]. [getuige 1] vertelde dat de man op de fiets vol in de rug van de vrouw fietste/botste. [getuige 1] vertelde voorts dat zij zag dat de vrouw ten gevolge van de botsing uit balans raakte. [getuige 1] vertelde dat zij zag dat de vrouw als het ware in een voorovergebogen houding liep en enkele passen moest versnellen om niet ten val te komen. [getuige 1] hoorde dat er daarna over en weer tussen de man en de vrouw gescholden/geschreeuwd werd.
Een overig schriftelijk stuk, zijnde een medische verklaring opgemaakt door [naam], opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Consult. Ontvangen op 13 augustus 2014. Kopstoot van ex tegen rechter jukbeen gekregen. Objectief: zwelling en enige blauwe doorschemering ter plaatse van rechter jukbeen.
Een proces-verbaal d.d. 14 augustus 2014, opgenomen op pagina 140 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Gister was ik in [wijk]. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] daar liep met haar dochter.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2014, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Op 29 juni 2014 zat ik bij mijn vriend achterop zijn scooter. We reden over de [straat 2] te [pleegplaats 2] in de richting van het treinstation van [pleegplaats 1]. Ik voelde een harde klap op mijn rug, net onder de lijn van mijn schouderbladen. Vervolgens zag ik [verdachte] ons op zijn motor voorbij rijden.
Een proces-verbaal d.d. 15 augustus 2014, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik vernam dat de motor met [verdachte] naast mij reed en ik hoorde [slachtoffer 2] schreeuwen," hij slaat mij." Ik zag dat [verdachte] op zijn motor gas gaf en met hoge snelheid wegreed in de richting van de [straat 3]. Ik zag dat [slachtoffer 2] een rode plek had op de plaats waar [verdachte] haar had geslagen.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 april 2015, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] en haar vriend reden op een scooter. Ik reed daar op mijn motor.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juli 2014, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3], zakelijk weergegeven:
Ik was op 11 juli 2014 met mijn vrouw op bezoek bij mijn stiefdochter in [pleegplaats 2] aan de [adres]. [verdachte] kwam aanfietsen. Hij stapte van zijn fiets af en toen [verdachte] bij me was pakte hij me gelijk bij mijn keel beet en kneep aan. Ik vernam dat ik moeilijk kon ademhalen.
Een proces-verbaal d.d. 18 augustus 2014, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 3] met één arm om de hals pakte en met de andere [slachtoffer 3] onder zijn kin duwde. Ik zag na de strubbeling dat [slachtoffer 3] een rode striem had aan zijn hals. Ook gaf [slachtoffer 3] aan dat hij toch wel even ademnood heeft gehad.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 april 2015, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de stiefvader en moeder van [slachtoffer 1] gezien op de [adres]. Zij kwamen naar buiten.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 13 augustus 2014 te [pleegplaats 1] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[slachtoffer 1]), met kracht een kopstoot tegen het hoofd (rechterzijde, ter hoogte van haar slaap) heeft gegeven en met kracht, terwijl verdachte een fiets bestuurde, tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] is aangereden, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 13 augustus 2014 te [pleegplaats 1] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Jij hebt mensen op me afgestuurd, jij krijgt nu drie kogels!";
3.
hij op 29 juni 2014 te [pleegplaats 2], gemeente Hoogezand-Sappemeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met kracht een klap op haar rug heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 11 juli 2014 te [pleegplaats 2], gemeente Hoogezand-Sappemeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]) bij de keel heeft vastgepakt waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
1 subsidiair: mishandeling
2: bedreiging
3: mishandeling
4: mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Aan deze voorwaardelijke straf moet de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden verbonden, ook als dat psychologisch onderzoek en behandeling door de AFPN inhoudt. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 180 uur met aftrek gevorderd, bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport en met het feit dat er inmiddels een straat- en contactverbod aan verdachte is opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte twee keer in voorlopige hechtenis heeft gezeten voor de aan hem ten laste gelegde feiten. Daarnaast is er in de periode tussen de ten laste gelegde feiten en de terechtzitting niets meer voorgevallen. De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij de eis van de officier van justitie buitenproportioneel vindt. De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, gepleit voor het opleggen van een voorwaardelijke straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn ex-vriendin nadat zijn relatie met haar was beëindigd. Hij heeft zijn ex-vriendin een kopstoot gegeven en haar vervolgens bedreigd door te zeggen dat zij drie kogels zou krijgen. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling van de stiefvader van zijn ex-vriendin en van haar dochter.
Door zo te handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van alle drie de slachtoffers aangetast. Door zijn ex-vriendin te bedreigen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en haar gevoel van veiligheid aangetast.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank legt een lagere taakstraf op dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft vrijgesproken.
Naast de taakstraf zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen, om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te gaan plegen.
De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, aan deze voorwaardelijke straf geen bijzondere voorwaarde(n) koppelen, nu de reclassering door de ontkennende houding van verdachte het opleggen van bijzondere voorwaarden aan verdachte niet heeft geadviseerd. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank een proeftijd van twee jaar verbinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
tweejaren, schuldig maakt aan een strafbaar feit.
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Smeets, voorzitter,
mrs. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door
mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2015.