ECLI:NL:RBNNE:2015:2014

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
18.930219-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontuchtige handelingen in een trein

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen in een trein op 15 juni 2014. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. D. Jakobs, verscheen ter terechtzitting, waar het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H. Sùper. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen, door middel van geweld of bedreiging, het slachtoffer heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.

Tijdens de zitting is het bewijs besproken, waarbij de rechtbank de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar heeft beoordeeld. De rechtbank heeft ook gekeken naar de whatsapp-berichten die door het slachtoffer zijn verstuurd, die overeenkwamen met de inhoud van de aangifte. De verdachte heeft verklaard dat hij met het slachtoffer in de trein sprak en dat hij haar vroeg naar haar leeftijd, maar ontkende de beschuldigingen van ontuchtige handelingen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit, namelijk feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd, strafbaar is. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930219-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 april 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Sùper.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juni 2014 in het arrondissement Noord-Nederland,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit het betasten van en/of
wrijven/strelen over de billen en/of een bovenbeen (nabij de schaamstreek) van
die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat
verdachte die handeling(en) onverwachts bij die [slachtoffer] heeft verricht;
art 246 Wetboek van Strafrecht
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis;
- oplegging van 2 weken gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite vrijspraak betoogd dat naast de aangifte alleen bewijs (de whatsappberichten) aanwezig is afkomstig uit dezelfde bron, namelijk afkomstig van aangeefster. De raadsvrouw heeft daarnaast twijfels over de fysieke haalbaarheid van de tenlastgelegde feitelijke handelingen en daardoor twijfels over de betrouwbaarheid van de aangifte.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs dat zij de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht. De door aangeefster verstuurde whatsappberichten hebben weliswaar dezelfde bron, maar de inhoud van deze tijdens het plegen van het feit verstuurde berichten komen overeen met de inhoud van de aangifte. Daarnaast acht de rechtbank steunbewijs aanwezig in het gesprek dat verdachte met aangeefster, een voor hem onbekend jong meisje, heeft gevoerd. Verdachte heeft blijkens het proces-verbaal van inverzekeringstelling verklaard dat hij met het meisje kennis wilde maken, dat hij haar gevraagd heeft naar haar leeftijd en of zij iets met hem wilde gaan drinken.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
Aangeefster [slachtoffer] verklaart -zakelijk weergegeven- [1] : Het is op 15 juni 2014 in de trein van [traject]gebeurd. Ik vroeg of ik naast een donkere man van rond de vijftig jaar mocht zitten. Zijn hand ging tussen zijn en mijn been. Zijn duim lag op zijn eigen been en zijn vier vingers zaten tussen onze benen. Deze vingers deed hij heen en weer en hij duwde een beetje tegen mijn linkerbeen aan. Hij ging op zijn rechterhand leunen om recht te gaan zitten. En die tussen hem en mij in dicht bij mijn kont. Toen ging hij steeds verder met zijn hand naar mijn kont. Toen begon hij daar ook aan te wrijven en te knijpen. Eerst een beetje aan de zijkant en dan steeds een beetje meer naar het midden toe. En als die hand gaat weer naast het midden van mijn linkerbil. Hij ging omhoog met zijn hand naar mijn shirt. Ik voelde hoe hij met zijn hand omhoog ging over mijn kont. De hand zit dan net boven mijn kont. Voor hij verder kon gaan deed ik zijn hand weg. Na een paar minuutjes ging weer met zijn hand naar achter bij mijn kont. Hij ging weer aan mijn kont zitten. Hij kneep weer. Een beetje knijpen en wrijven. Ik pakte zijn hand weg. We waren toen bij [locatie]. Toen voelde ik zijn hand weer een beetje bij mijn been. Ik voelde zijn rechterhand bij mijn heup. Met zijn rechterhand gaat hij heel snel over mijn linkerbeen naar het midden van mijn vagina. Ik ben toen gelijk opgestaan en ben naar de uitgang gelopen. Ik heb het als eerste aan mijn vriendin verteld via whats app.
WhatsApp Chat op 15 juni 2014 tussen aangeefster en vriendin [2] :
  • Die man zit tegen mn been aan tewrijven met zn hand
  • Hij zit met zn hand bij mn komt
  • Ik durf niet weg te gaan
  • Hij zit er echt aan
  • Hij wou bij mn broek ik
  • Hij ging maar mn kut
  • Ik moet dik huilen
Verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- [3] : Ik zat in de trein van [traject]. Een Nederlands meisje kwam naast mij zitten. Ze zei dat ze 17 jaar oud was. Het meisje is in [locatie] uitgestapt. Dat meisje was tijdens de reis bezig met haar telefoon. Ze schrijft naar iemand anders.
[verbalisant] verklaart -zakelijk weergegeven- [4] :
Verdachte verklaarde: “Ik heb met het meisje gesproken, ik wilde kennis met haar maken. Ik heb haar gevraagd wat met mij te gaan drinken, maar ze zei nee. Ik vroeg haar naar haar
leeftijd. Ze zei nee ik ben zeventien.”

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 juni 2014 in Nederland, meermalen, telkens door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van en wrijven over de billen en bovenbeen nabij de schaamstreek van die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheid hierin dat verdachte die handelingen onverwachts bij die [slachtoffer] heeft verricht.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking, de
aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan,
hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van
de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de
verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte
betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 08 december 2014, waaruit
blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk misdrijf is veroordeeld, alsmede de over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage d.d. 17 februari 2015.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen in een trein met een - destijds - zestienjarige meisje. De verdachte heeft ter bevrediging van zijn eigen (seksuele) behoeftes inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van ontuchtige handelingen bij jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn. De rechtbank beoordeelt het bewezen verklaarde handelen van verdachte als verwerpelijk.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de
hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval
een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een omvang
en duur zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
- een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van 50 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 2 weken.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
mr. E. Läkamp en mr. P.J. van Steen, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2015.

Voetnoten

1.op pagina 21ev van het proces-verbaal van politie Noord-Nederland, registratienummer: PL0300-2014046239 (het PV)
2.op pagina 42ev van het PV
3.op pagina 30ev van het PV
4.op pagina 9 van het PV