ECLI:NL:RBNNE:2015:1961

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
18.730397-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het filmen van seks met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere zedendelicten, waaronder het filmen van seksuele handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, waaronder de verkrachting van [slachtoffer 1] en de seksuele handelingen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor deze beschuldigingen. De verklaringen van de slachtoffers waren niet consistent en er was geen aanvullend bewijs, zoals DNA, dat de beschuldigingen kon ondersteunen.

Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno, omdat hij op verzoek van een medeverdachte filmopnamen had gemaakt van seksuele handelingen tussen deze medeverdachte en [slachtoffer 2], die op dat moment vijftien jaar oud was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer had geschonden door deze opnamen te maken. De inbeslaggenomen mobiele telefoon van de verdachte werd verbeurd verklaard, terwijl de laptop aan hem werd teruggegeven, nadat de kinderporno was verwijderd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730397-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A. Buijs, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks in de periode van 27 juni 2014 tot en met 28 juni 2014, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland, met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte, terwijl die [slachtoffer 1] in bed lag te slapen,
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht, althans geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 1] gehad;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2014 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] hebbende verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 2] gedwongen te dulden dat verdachte en/of zijn mededader(s) zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer 2] duwde(n)/bracht(en), en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachtes mededader die [slachtoffer 2] had meegenomen naar de flat van hem, verdachte en/of
- dat verdachtes mededader en/of verdachte die [slachtoffer 2] (een hoeveelheid) alcoholhoudende drank heeft/hebben gegeven en/of die [slachtoffer 2] in de gelegenheid heeft/hebben gesteld alcoholhoudende drank te nuttigen en/of (vervolgens)
- dat verdachtes mededader tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd/erop heeft aangedrongen dat die [slachtoffer 2] haar onderkleding moest uittrekken omdat hij, verdachtes mededader, seks met die [slachtoffer 2] wilde hebben en/of (vervolgens) heeft verdachtes mededader die [slachtoffer 2] meegenomen naar de/een slaapkamer van die flat en/of vervolgens)
- dat hij verdachte, toen verdachtes mededader (onder meer) voornoemde seksuele handeling(en) met die [slachtoffer 2] verrichtte op zeker moment (ook) in dezelfde slaapkamer is geweest en/of (vervolgens)
- de seksuele handeling(en) tussen zijn mededader en die [slachtoffer 2] (met zijn mobiele telefoon) heeft gefilmd en/of (vervolgens)
- ( ook) (onder meer) bovengenoemde seksuele handeling(en) met die [slachtoffer 2] heeft verricht
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] tezamen en in vereniging met zijn mededader een situatie heeft doen ontstaan waarin die [slachtoffer 2] zich niet tegen/aan de seksuele handeling(en) van hem, verdachte en/of verdachtes mededader kon en/of durfde te onttrekken en/of te verzetten en/of/aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 juni 2014 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer 2] ([geboortedatum 1]) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte en/of zijn mededader zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht, althans geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 2] gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 1 december 2013 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
het betasten/aanraken van en/of strelen over en/of knijpen in de (door kleding) bedekte borst(en) en/of buik en/of schaamstreek en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk
- die [slachtoffer 3] (bij de arm en/of middel) heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] heeft meegetrokken naar de/een slaapkamer van zijn, verdachtes, (flat)woning en/of
- die [slachtoffer 3] op het/een bed heeft gegooid en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 3] is gaan liggen
en/of (aldus) dat verdachte voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en onverhoeds en/of met kracht en/of tegen de wil van die [slachtoffer 3] heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 3] niet in staat was (voldoende en/of tijdig) weerstand te bieden tegen die handeling(en);
4.
hij in of omstreeks de periode van 16 juni 2014 tot en met 3 november 2014, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een (aantal) afbeelding(en), te weten drie film(s), heeft vervaardigd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door
middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar was/waren, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer) het vaginaal penetreren (met de penis) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 2. primair tenlastegelegde;
- veroordeling voor het onder 1., 2. subsidiair, 3. en 4. tenlastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, met aftrek van voorarrest;
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen laptop en mobiele telefoon van het merk Samsung;
- volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

Vrijspraak van het onder 1. tenlastegelegde
Onder 1. is aan verdachte tenlastegelegd dat hij zijn penis in de vagina van [slachtoffer 1] heeft gebracht, althans geslachtsgemeenschap met [slachtoffer 1] heeft gehad, terwijl zij lag te slapen.
[slachtoffer 1] heeft aangifte van verkrachting gedaan tegen verdachte. Zij heeft verklaard dat verdachte "in haar zat". Toen daarop werd doorgevraagd, heeft zij verklaard dat zij op haar zij lag te slapen, zij niet heeft gemerkt dat verdachte met zijn geslachtsdeel in haar vagina ging en zij wakker werd van seksuele bewegingen. Zij was zich er eerst niet zo goed van bewust wat er gebeurde en heeft verdachte in een reactie weggeduwd. Zij heeft niets gezegd en is verder gaan slapen. Later is pas goed tot haar doorgedrongen wat er was gebeurd. Op de vraag hoe zij weet dat het een geslachtsdeel was dat in haar vagina zat, heeft zij geantwoord dat verdachte heel dicht tegen haar aan lag en dat zij voelde dat hij zijn onderlichaam heen en weer tegen haar aandrukte. Ook heeft zij verklaard dat zij verdachte later heeft gevraagd of hij wist wat er gebeurd was en zij hem toen heeft horen zeggen dat ze seks hadden gehad.
Uit deze verklaring leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 1] in eerste instantie niet precies wist wat er tussen haar en verdachte was gebeurd en dat zij uit de omstandigheden dat verdachte vlak achter haar lag en seksuele bewegingen maakte en zijn antwoord op haar vraag of hij wist wat er was gebeurd, heeft afgeleid dat verdachte zijn penis in haar vagina heeft gebracht. Uit haar verklaring blijkt dat zij in eerste instantie sliep en daarna slechts korte tijd wakker is geweest. Daarnaast blijkt uit haar verklaring dat zij tevoren ongeveer vier glazen berenburg cola en vijf glazen bier had gedronken. Zij was naar eigen zeggen aangeschoten door de drank en moe. Daarom acht de rechtbank het zeer wel mogelijk dat zij nog niet goed wakker was, toen zij merkte dat er iets gebeurde. Dit sluit aan bij haar verklaring dat ze verdachte alleen heeft weggeduwd, niets heeft gezegd en meteen verder is gaan slapen. De rechtbank twijfelt er niet aan dat [slachtoffer 1] gelooft dat verdachte met zijn penis in haar vagina is geweest, maar is er op basis van haar verklaring niet van overtuigd dat dit ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
De verklaringen van de overige getuigen kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet dienen als steunbewijs, omdat deze zijn gebaseerd op hetgeen de getuigen nadien van [slachtoffer 1] hebben vernomen.
Gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat verdachte heeft ontkend dat hij (heeft gezegd dat hij) zijn penis in de vagina van [slachtoffer 1] heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 1. tenlastegelegde feit.
Daarom zal de rechtbank verdachte daarvan vrijspreken.
Vrijspraak van het onder 2. primair en 2. subsidiair tenlastegelegde
Hoewel daarvoor in de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer 2] en de medeverdachte [medeverdachte] voldoende wettig bewijs kan worden gevonden, is de rechtbank er op basis van deze verklaringen niet van overtuigd geraakt dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer 2]. Daartoe overweegt zij het volgende.
Verdachte heeft consequent ontkend dat hij seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer 2].
[slachtoffer 2] heeft driemaal een verklaring afgelegd over hetgeen zich op 16 juni 2014 heeft afgespeeld in de woning van verdachte. Haar eerste verklaring is neergelegd in een proces-verbaal van bevindingen van 17 juni 2014, de tweede in het proces-verbaal informatief gesprek zeden van 18 juni 2014 en de derde in het proces-verbaal verhoor aangeefster van 9 juli 2014.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat [slachtoffer 2], nadat de verbalisanten na een melding van verkrachting bij haar woning waren aangekomen, in eerste instantie alleen heeft verklaard over seksuele handelingen tussen haar en [medeverdachte]. Pas nadat haar het Facebook profiel van verdachte werd getoond, heeft zij verklaard dat zij ook door hem seksueel is misbruikt. Verder zijn in dit proces-verbaal geen details opgenomen van de seksuele handelingen die tussen [slachtoffer 2] en verdachte zouden hebben plaatsgevonden.
Uit het proces-verbaal informatief gesprek zeden blijkt dat [slachtoffer 2] tijdens dit gesprek heeft verklaard dat ze, nadat ze seks met [medeverdachte] had gehad, ook nog seks moest hebben met verdachte en dat verdachte haar heeft geneukt. Verder zijn in dit proces-verbaal geen details opgenomen van de seksuele handelingen die tussen [slachtoffer 2] en verdachte zouden hebben plaatsgevonden.
Uit het proces-verbaal verhoor aangeefster blijkt dat [slachtoffer 2] tijdens dit verhoor heeft verklaard dat ze, nadat ze seks met [medeverdachte] had gehad, ook seks heeft gehad met verdachte, maar dat [medeverdachte] deed alsof hij het was. Zij wist echter dat het [medeverdachte] niet was, omdat ze zag dat het die andere jongen was. Zij heeft verder verklaard dat verdachte ook seks met haar ging hebben, net zoals [medeverdachte] seks met haar had, met zijn piemel in haar kut. [slachtoffer 2] weet niet hoelang dit heeft geduurd. Verdachte gebruikte geen condoom. Nadat verdachte was gestopt, ging [medeverdachte] weer verder, aldus [slachtoffer 2]. Verder zijn ook in dit proces-verbaal geen details opgenomen van de seksuele handelingen die tussen [slachtoffer 2] en verdachte zouden hebben plaatsgevonden.
Ondanks dat zij driemaal een verklaring heeft afgelegd over de seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen haar en verdachte, heeft [slachtoffer 2] daarover weinig details verteld.
De verklaring van [slachtoffer 2] dat verdachte seks met haar had, [medeverdachte] deed alsof hij het was, maar [slachtoffer 2] beter wist omdat zij zag dat het die andere jongen was, kan de rechtbank niet plaatsen.
[slachtoffer 2] heeft wel uitgebreid verklaard over de seks die zij heeft gehad met [medeverdachte]. Daarover heeft zij onder meer verklaard dat [medeverdachte] haar tot seks heeft gedwongen, onder meer door haar dronken te voeren. De rechtbank acht echter niet aannemelijk dat [medeverdachte] [slachtoffer 2] tot seks heeft gedwongen. Daarbij hecht de rechtbank vooral belang aan de beschrijving van het gedrag van [slachtoffer 2] op de filmbeelden die verdachte van de seksuele handelingen tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 2] heeft gemaakt. Dit gedrag wijst erop dat [slachtoffer 2] vrijwillig aan deze handelingen heeft meegewerkt. Voorts hecht de rechtbank belang aan de omstandigheid dat meerdere getuigen relatief kort na het voorval niet aan [slachtoffer 2] hebben geroken of (anderszins) gemerkt dat zij (veel) alcohol had gebruikt, zodat niet aannemelijk is geworden dat [medeverdachte] haar dronken heeft gevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit ook af aan de betrouwbaarheid van hetgeen [slachtoffer 2] heeft verklaard over de seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen haar en verdachte.
[medeverdachte] heeft in eerste instantie ontkend dat hij wist wie [slachtoffer 2] was. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij haar kende en met haar naar de woning van verdachte is gegaan, maar ontkend dat hij daar seks met haar heeft gehad. Wel zouden verdachte en [slachtoffer 2] een tijdje in de slaapkamer zijn geweest, maar wist hij niet wat ze daar deden. In zijn verklaring bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte] voor het eerst erkend dat hij seks met [slachtoffer 2] heeft gehad. Hij heeft toen ook verklaard dat hij uit hetgeen [slachtoffer 2] en verdachte hem vertelden, heeft afgeleid dat verdachte ook seks met haar heeft gehad. Hij zou na de seks de kamer zijn uitgegaan, waarna verdachte binnenkwam en zomaar op [slachtoffer 2] ging liggen. Later zou verdachte hem hebben verteld dat hij seks met haar had gehad. Uiteindelijk heeft hij verklaard dat hij naar de wc ging en dat hij, nadat hij terugkwam, zag dat [slachtoffer 2] en verdachte seks hadden. Verdachte zat met zijn romp tussen de benen van [slachtoffer 2] en maakte "die bewegingen", aldus [medeverdachte]. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij daar boos van werd en dat hij later zag dat verdachte een condoom om zijn penis had.
Hieruit volgt dat [medeverdachte] zeer wisselende en onderling tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over hetgeen op 16 juni 2014 is gebeurd in de woning van verdachte. Bovendien sluiten deze verklaringen geen van alle goed aan bij de verklaringen van [slachtoffer 2], voor zover deze inhouden dat verdachte geen condoom droeg, dat [medeverdachte] het voor deed komen alsof zij seks met hem had, terwijl zij in werkelijkheid seks met verdachte had, en dat [medeverdachte] verder ging nadat verdachte was gestopt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank hetgeen [slachtoffer 2] en [medeverdachte] hebben verklaard over de seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar om op basis daarvan bewezen te achten dat verdachte het onder 2. tenlastegelegde feit heeft begaan.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat er geen aanvullend bewijs is in de vorm van een DNA-match, terwijl er wel DNA-onderzoek is gedaan en verdachte volgens [slachtoffer 2] geen condoom heeft gebruikt.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer 2], laat staan dat deze handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht ook niet bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] gericht op het laten plaatsvinden van seks tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 2]. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2. primair en 2. subsidiair tenlastegelegde.
Vrijspraak van het onder 3. tenlastegelegde
Ook voor het onder 3. tenlastegelegde geldt dat daarvoor in de verklaringen van het [slachtoffer 3] en de [getuige 1] en [medeverdachte] voldoende wettig bewijs kan worden gevonden. Ook in dit geval is de rechtbank er op basis van deze verklaringen echter niet van overtuigd geraakt dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Daartoe overweegt zij het volgende.
Verdachte heeft consequent ontkend dat hij [slachtoffer 3] heeft aangerand.
[slachtoffer 3] heeft zich pas op 25 februari 2014 gemeld bij de politie en heeft nog eens drie maanden later op 20 mei 2014 aangifte gedaan, terwijl de aanranding zou hebben plaatsgevonden in de herfst van 2013. Vervolgens is [getuige 1] eerst op 16 juli 2014 over dit feit gehoord en heeft [medeverdachte] daarover eerst op 6 november 2014 een verklaring afgelegd.
Tijdens het informatief gesprek zeden op 25 februari 2014 heeft [slachtoffer 3] verklaard dat ze met verdachte en de getuigen tv aan het kijken was op de bank en dat verdachte toen ineens aan haar zat. Verdachte begon haar eerst aan de arm aan te raken en ging steeds verder. Verdachte heeft haar over de kleding overal betast, aan de borsten en bij haar kruis. Ook heeft hij geprobeerd haar broek los te maken, maar dit lukte niet omdat [slachtoffer 3] zijn hand wegsloeg. Verder heeft zij verklaard dat [getuige 1] en [medeverdachte] hebben gezegd dat verdachte van haar af moest blijven en verdachte op een gegeven moment bij haar hebben weggetrokken. Vervolgens is [slachtoffer 3] boos weggegaan.
Tijdens het verhoor op 20 mei 2014 heeft [slachtoffer 3] verklaard dat ze niet eerder bij verdachte thuis was geweest, dat ze met zijn vieren een film keken en dat zij met [getuige 1] en [medeverdachte] op de bank zat, terwijl verdachte op een stoel zat. Verder heeft zij verklaard dat verdachte haar, toen zij naar de wc wilde, heeft vastgepakt en meegesleept naar de slaapkamer. Vervolgens heeft hij haar op het bed gegooid en haar overal aangeraakt over haar kleding, onder andere aan haar borsten en haar vagina. Ook heeft hij geprobeerd haar broek los te maken. Uiteindelijk hebben [getuige 1] en [medeverdachte] hem gepakt en van haar losgetrokken, waarna zij is weggegaan.
[getuige 1] heeft verklaard dat verdachte naast [slachtoffer 3] op de bank zat en verdachte toen bij [slachtoffer 3] over haar kleren heen aan haar benen, haar buik, haar hoofd en haar kruis heeft gezeten. [getuige 1] en [medeverdachte] hebben meerdere malen tegen verdachte gezegd dat hij moest stoppen. Nadat [slachtoffer 3] driemaal had gezegd dat ze dit niet wilde en hem zou aangeven, is verdachte bijna gestopt en zijn [getuige 1] en [slachtoffer 3] weggegaan, aldus [getuige 1]. Op de vraag van de verbalisanten of er meer dingen zijn gebeurd, heeft [getuige 1] geantwoord: "Nee, alleen wat ik net heb verteld. In de woonkamer op de bank." Op de vraag of er toen ook nog iemand naar de slaapkamer is gelopen, heeft zij geantwoord: "Er staat mij wel wat van bij dat verdachte [slachtoffer 3] meenam naar zijn slaapkamer." Vervolgens heeft zij verklaard dat [slachtoffer 3] tegen haar wil door verdachte werd meegenomen naar de slaapkamer en dat verdachte is doorgegaan met aanraken toen ze later weer op de bank zaten. In de slaapkamer heeft verdachte geprobeerd de kleren van [slachtoffer 3]uit te doen en heeft [getuige 1] gezegd dat hij moest stoppen en hem van [slachtoffer 3] afgetrokken.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij met zijn vieren een film keken in de woonkamer van verdachte en dat verdachte [slachtoffer 3], toen zij naar de wc wilde gaan, naar de slaapkamer heeft geduwd. Verdachte heeft haar vastgehouden, terwijl zij op het bed lag. Toen [medeverdachte] de slaapkamer inliep, heeft hij gezien dat [slachtoffer 3] haar broek uit had, verdachte op haar lag en verdachte probeerde haar onderbroek uit te trekken. [slachtoffer 3] heeft tegengestribbeld en [getuige 1] heeft verdachte van haar afgetrokken. [medeverdachte] heeft aan [getuige 1] getrokken om haar te helpen. [medeverdachte] heeft verder niet gehandeld, omdat hij dacht dat het een geintje was. Vervolgens is [slachtoffer 3] in de woonkamer op de bank gaan zitten en heeft verdachte nogmaals geprobeerd haar onderbroek uit te trekken.
Uit het voorgaande blijkt dat de verklaringen van [slachtoffer 3], [getuige 1] en [medeverdachte] op belangrijke punten van elkaar afwijken. Dit is onder meer het geval voor wat betreft de plaatsen waar verdachte en [slachtoffer 3] zaten, het moment waarop verdachte [slachtoffer 3] naar de slaapkamer zou hebben getrokken, of [slachtoffer 3] daarna meteen weg is gegaan en of het verdachte al dan niet is gelukt de broek van [slachtoffer 3] uit trekken. Verder kan uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] worden afgeleid dat [slachtoffer 3] vaker bij verdachte thuis is geweest en het in haar aangifte beschreven voorval dus niet haar eerste bezoek aan verdachte was, zoals zij zelf heeft verklaard.
Verder wekt het verbazing dat [slachtoffer 3] en [getuige 1] beiden in eerste instantie niets hebben verklaard over het feit dat verdachte [slachtoffer 3] naar de slaapkamer heeft getrokken, haar op het bed heeft gegooid en heeft geprobeerd haar broek uit te trekken. [slachtoffer 3] heeft dit tijdens het informatieve gesprek zeden in het geheel niet genoemd en heeft hier pas over verklaard tijdens het verhoor, bijna drie maanden later. [getuige 1] heeft hier pas over verklaard, nadat de verbalisanten haar daar expliciet naar hadden gevraagd. De rechtbank acht dit opmerkelijk, aangezien dit - uitgaande van de verklaring van [slachtoffer 3] - een aangrijpende gebeurtenis moet zijn geweest, die gepaard ging met geschreeuw en gegil. Bovendien zou [getuige 1] verdachte in de slaapkamer van [slachtoffer 3] af hebben moeten trekken. Ook is het opmerkelijk dat [medeverdachte] heeft verklaard dat hij dacht dat dit een geintje was.
Al met al acht de rechtbank hetgeen [slachtoffer 3], [getuige 1] en [medeverdachte] hebben verklaard over de seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 3] onvoldoende betrouwbaar om daarop het bewijs van het onder 3. tenlastegelegde te baseren.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer 3] heeft aangerand. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 3. tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4. tenlastegelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 4. tenlastegelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 februari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 16 juni 2014 te [pleegplaats] met mijn mobiele telefoon filmopnamen gemaakt van seksuele handelingen tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 2]. [medeverdachte] heeft mij gevraagd dat te doen. Ik denk dat er drie opnamen zijn. Ik heb onder meer gezegd: "Langzaam, langzaam."
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014111582, gesloten op 22 januari 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014064018-21, d.d. 4 november 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
De keer dat [medeverdachte] seks had met een meisje op mijn bed, kwam ik naar hen kijken. [medeverdachte] heeft mij gevraagd of ik een opname van hen wilde maken. Ik deed dat met mijn mobiele telefoon. Ik heb opgenomen dat ze seks hadden. Ik denk dat het filmpje nog steeds op mijn laptop staat.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02AD-2014064018-7, d.d. 9 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik ben 15 jaar oud. Ik ben geboren op [geboortedatum 1].
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014064018-31, d.d. 10 november 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten dan wel één van hen:
Op 10 november 2014 hebben wij onderzoek gedaan naar digitale bestanden, afkomstig van de onder [verdachte] inbeslaggenomen mobiele telefoon. Wij zagen drie videobestanden, die aangemaakt waren op 16 maart 2014 (
de rechtbank begrijpt, mede op grond van de opmerking op pagina 10 van het zaaksdossier, dat bedoeld wordt: 16 juni 2014) om respectievelijk 18:51 uur, 18:53 uur en 19:04 uur. De eerste en de tweede filmopname zijn aantoonbaar in dezelfde ruimte opgenomen. Deze ruimte was kennelijk de slaapkamer. Tijdens de opnames is namelijk behang en een tweepersoons bed zichtbaar. Ik, [verbalisant], herkende het behang en het bed, zoals afgebeeld in de films, als zijnde het behang en het bed dat ik had gezien in de slaapkamer in de woning van [verdachte]. Het eerste filmbestand heeft de naam Video-2014-06-16-18-49-47. In het filmpje is te zien dat een blanke man kennelijk seks heeft met een blanke vrouw. Het tweede filmbestand heeft de naam Video-2014-06-16-18-52-31. Idem als het eerste filmpje. Het derde filmpje heeft de naam Video-2014-06-16-l8-59-55. In dit filmpje was slechts het kruis zichtbaar van een blanke man en een blanke vrouw. Duidelijk is te zien dat de man zijn penis in de vagina van de vrouw heeft. De man maakt met zijn penis heen en weergaande bewegingen in de vagina van de vrouw. Na 17 seconden is te zien dat een hand, van kennelijk een derde persoon, in de richting van de vagina gaat. Een van de vingers van deze derde persoon duwt tegen de billen van de vrouw. Na 93 seconden is te horen dat een man zegt: “Langzaam, langzaam, ja”. De man zegt dit in de Nederlandse taal, maar spreekt met een Noord Afrikaans accent. Na 118 seconden zegt dezelfde man: “Ja, goed zo” en na 123 seconden “Niet te langzaam, niet te langzaam, ja.”
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2014064018-35, d.d. 17 november 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte]:
[verdachte] stelde ons voor om even naar de slaapkamer te gaan. Volgens mij wilde hij gewoon graag even filmen. Dat ik seks met iemand heb en dat hij dat dan op film opneemt. Dat heeft hij wel vaker gedaan. (
Vraag verbalisant: Dus in feite stelt hij voor dat jullie de slaapkamer in konden gaan en dan wist jij wel wat hij bedoelde?) Ja, hij maakte een knipoog naar mij. Ik heb mijn penis in de vagina van [slachtoffer 2] gestopt. (…) Ik heb het [verdachte] wel een beetje gevraagd ofzo. Ik heb niet gezegd dat het niet mocht of zo. Ik zei: “Je doet maar”, zoiets in die trant. Hij zei tegen mij: “Ik film het even.” [verdachte] liep, terwijl ik seks had met [slachtoffer 2], rond in de slaapkamer en volgens mij ging hij ook even op het bed zitten.
3. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats [pleegplaats] is gelegen in de gemeente Smallingerland.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 4. tenlastegelegde
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4. tenlastegelegde, omdat verdachte niet wist dat [slachtoffer 2] vijftien jaar oud was en zij toestemming heeft gegeven voor het maken van de filmopnamen.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op verzoek en met medewerking van [medeverdachte] filmopnamen heeft gemaakt van de seksuele handelingen tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 2]. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat [slachtoffer 2] destijds 15 jaar oud was.
Voor de bewezenverklaring van dit feit is niet vereist dat verdachte opzet had op de omstandigheid dat het slachtoffer jonger was dan achttien jaar, aangezien dit bestanddeel is geobjectiveerd. Daarom is het in dit kader niet van belang of verdachte al dan niet wist dat [slachtoffer 2] vijftien jaar oud was.
Ook is niet vereist dat de filmopnamen zijn gemaakt tegen de wil van de minderjarige. Daarom is evenmin van belang of [slachtoffer 2] al dan niet toestemming heeft gegeven voor het maken van de opnamen.
Daarom acht de rechtbank het onder 4. tenlastegelegde in bezit hebben en medeplegen van het vervaardigen van (kort gezegd) kinderporno wettig en overtuigend bewezen en verwerpt zij het verweer.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
4.
hij in de periode van 16 juni 2014 tot en met 3 november 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander een aantal afbeeldingen, te weten drie films, heeft vervaardigd en een aantal afbeeldingen, te weten drie films, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar waren, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer) het vaginaal penetreren (met de penis) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
4. medeplegen van het vervaardigen van een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken en
in het bezit hebben van een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, die destijds 29 jaar oud was, heeft met zijn mobiele telefoon filmopnames gemaakt, terwijl een vriend van hem seks had met een meisje van 15 jaar. De door verdachte overtreden wetsbepaling beoogt jeugdigen onder meer te beschermen tegen het in omloop raken van afbeeldingen van door of met hen verrichte seksuele handelingen. Door zijn handelwijze heeft verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer geschonden.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte niet eerder veroordeeld voor zedenmisdrijven.
In het kader van het trajectconsult heeft de psychiater geconcludeerd dat bij verdachte geen sprake is van evidente stoornissen op gedragsgebied en dat er geen aanwijzingen zijn voor een psychotische stoornis of persoonlijkheidsproblematiek. De reclassering heeft geen strafadvies gegeven, omdat verdachte alle hem tenlastegelegde feiten heeft ontkend.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geldt als uitgangspunt dat voor het vervaardigen van kinderporno een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om een aanzienlijk lagere straf op te leggen. Het gaat in dit geval om slechts drie filmpjes met een totale lengte van enkele minuten die alle betrekking hebben op één situatie. Bovendien is de rechtbank niet gebleken dat het verdachtes bedoeling was deze filmpjes te verspreiden of te tonen aan andere personen dan degenen die bij de seksuele handelingen betrokken waren. Daarom zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw filmopnames te maken van seksuele handelingen van minderjarigen of andere strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een langere proeftijd dan de gebruikelijke proeftijd van drie jaren.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen mobiele telefoon van het merk Samsung vatbaar voor verbeurdverklaring nu het onder 4. bewezenverklaarde feit met behulp van dit voorwerp is begaan en het toebehoort aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen laptop van het merk Packard Bell moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Daartoe overweegt de rechtbank dat deze laptop niet is gebruikt voor het vervaardigen van de kinderporno. Verdachte heeft de kinderporno wel overgezet op deze laptop. Nu het slechts om drie filmpjes gaat en verdachte deze niet (met behulp van de laptop) heeft verspreid, ziet de rechtbank hierin echter onvoldoende aanleiding om de laptop verbeurd te verklaren. Voordat wordt overgegaan tot de teruggave van de laptop dienen eerst de in de tenlastelegging onder 4. bedoelde filmopnamen daarvan te worden verwijderd.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich voor aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. tenlastegelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1., 2. primair, 2. subsidiair en 3. is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4. tenlastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 58 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen mobiele telefoon van het merk Samsung.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven laptop van het merk Packard Bell, nadat de in de tenlastelegging onder 4. bedoelde filmopnamen daarvan zijn verwijderd.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. M. Jansen, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2015. Mr. Koelman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Van Emst
locatie Leeuwarden,