ECLI:NL:RBNNE:2015:1960

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
3340975 CV EXPL 14-11655
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot premievrije voortzetting van pensioen bij arbeidsongeschiktheid

In deze zaak vorderde eiser, die een Wajong-uitkering ontvangt, bij de Rechtbank Noord-Nederland dat hem volledige premievrije voortzetting van zijn pensioen zou worden verleend op basis van zijn arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Eiser stelde dat hij recht had op deze voortzetting vanaf 9 december 2010, na beëindiging van zijn dienstverband bij TNT Post. De gedaagde partij, Stichting Pensioenfonds PostNL, betwistte deze vordering en stelde dat de voorwaarden voor premievrije voortzetting enkel gelden voor deelnemers met een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de regeling in het pensioenreglement van PF PostNL niet in strijd was met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ). De rechter concludeerde dat eiser geen recht had op premievrije voortzetting van zijn pensioen, omdat hij geen WIA-uitkering ontving, maar een Wajong-uitkering. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van PF PostNL.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 3340975 \ CV EXPL 14-11655
vonnis van de kantonrechter d.d. 22 april 2015
inzake
[eiser],
wonende te [plaats], eiser,
gemachtigde: D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
De stichting
STICHTING PENSIOENFONDS POSTNL,
gevestigd en kantoorhoudende te Groningen, gedaagde,
gemachtigde: mr. S.H. Kuiper, advocaat te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en PF PostNL worden genoemd.
PROCESGANG
[eiser] heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om voor recht te verklaren dat [eiser] volledige premievrije voortzetting van zijn pensioen toekomt op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100% en wel onafgebroken vanaf 9 december 2010 en tevens PF PostNL te veroordelen om de voortgezette pensioenopbouw in haar administratie te registreren en haar te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van PF PostNL in de kosten van de procedure.
PF PostNL heeft de vorderingen betwist.
Partijen hebben vervolgens over en weer hun standpunten nader toegelicht waarna vonnis nader is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast.
1.2
Aan [eiser], geboren op [datum], is met ingang van 13 november 1997 een uitkering ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) toegekend. Die uitkering is in 2000 omgezet in een uitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.3
[eiser] is op 1 december 1998 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) TNT Post Productie BV (verder: TNT). [eiser] is op basis van zijn dienstverband met TNT aanspraken en rechten op pensioen gaan verwerven jegens PF PostNL.
1.4
De Wajong-uitkering van [eiser] is per 1 april 2005 ingetrokken om reden dat [eiser] per die datum minder dan 25% arbeidsongeschikt was.
1.5
[eiser] is op 9 december 2008 arbeidsongeschikt geraakt. De arbeidsovereenkomst met TNT is na twee jaar aaneengesloten arbeidsongeschiktheid met ingang van 9 december 2010 met wederzijds goedvinden middels een beëindigingsovereenkomst geëindigd.
1.6
Bij beslissing op bezwaar van 5 januari 2010 heeft het UWV aan [eiser] met ingang van 6 januari 2009 een uitkering krachtens de Wajong toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. In de beslissing is met gegrondverklaring van het bezwaar onder meer overwogen: "
Op grond van het bovenstaande stellen wij vast, dat u op
6 januari 2009 gedurende vier weken onafgebroken arbeidsongeschikt bent geweest en dat deze arbeidsongeschiktheid is voortgekomen uit dezelfde oorzaak als waarvoor u eerder een uitkering heeft ontvangen en die ingaande 1 januari 2005 is ingetrokken, omdat u minder dan 25% arbeidsongeschikt was."
1.7
Bij brief van 10 juni 2011 heeft PF PostNL [eiser] medegedeeld dat zijn deelname aan de pensioenregeling per 8 december 2010 wordt beëindigd.
(De gemachtigde van) [eiser] heeft PF PostNL medegedeeld dat [eiser] in aanmerking dient te worden gebracht voor premievrije voortzetting van zijn pensioendeelname wegens volledige arbeidsongeschiktheid (80-100%) op en na 8 december 2010.
1.8
Partijen hebben nadien correspondentie gewisseld.
Bij brief van 3 oktober 2012 heeft (de gemachtigde van) [eiser] PF PostNL medegedeeld dat de omstandigheid dat [eiser] een uitkering ingevolge de Wajong en niet ingevolge de WIA ontvangt in redelijkheid niet aan hem kan worden tegengeworpen gelet op de ratio van premievrije voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Tevens is het bestuur van PF PostNL op grond van de hardheidsclausule om een beslissing omtrent dit punt verzocht.
1.9
Het bestuur van PF PostNL heeft bij schrijven van 9 april 2013 het beroep van [eiser] op de hardheidsclausule afgewezen. Het bestuur heeft daarbij aangegeven dat er in de gegeven omstandigheden waaronder de met de heer [eiser] gesloten beëindigingsovereenkomst, geen sprake is van onredelijke hardheid en er geen redenen zijn om af te wijken van de duidelijke bepalingen van het pensioenreglement. Een afwijking van het pensioenreglement zou een ongewenste precedentwerking tot gevolg kunnen hebben.

2 Het standpunt van [eiser]

2.1
De arbeidsongeschiktheid is pas ingegaan tijdens het dienstverband met TNT. Hij is immers eerst arbeidsongeschikt geworden op 9 december 2008 nadat de Wajong-uitkering was ingetrokken tijdens de periode 2005-2009.
2.2
[eiser] kan zich niet verenigen met het bestuursbesluit ter zake van het beroep op de hardheidsclausule. Het argument omtrent de precedentwerking zou dan bij ieder beroep op de hardheidsclausule kunnen worden gehanteerd.
2.3
[eiser] heeft bij repliek nader het volgende gesteld. Het ontvangen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft hem niet belet aan het werk te gaan. Hij heeft onafgebroken vanaf 1 december 1998 tot 9 december 2010 gewerkt bij TNT. Daarbij heeft hij steeds het werknemersdeel van de pensioenpremie voldaan.
Hij is opnieuw op 9 december 2008 tijdens het dienstverband met TNT uitgevallen waarna hem na vier weken opnieuw een uitkering krachtens de Wajong is toegekend. De ziekteoorzaak was zowel in 2000 als in 2009 dezelfde. Hij lijdt aan een aangeboren, chronische aandoening. Hij heeft een schizoïde persoonlijkheidsstructuur.
2.4
Het is op zich juist dat het Pensioenreglement alleen maar voorziet in een recht op premievrije voortzetting van de pensioendeelname voor arbeidsongeschikten die in het genot zijn van een WIA-uitkering en die dus minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn.
Die bepaling houdt een uitsluiting in van [eiser] van het recht op premievrije voortzetting en is daarmee in strijd met het bepaalde in artikel 4 van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte ( verder: WGBH/CZ). De wet verbiedt het maken van direct en indirect onderscheid op grond van een handicap of chronische ziekte bij onder meer de arbeidsvoorwaarden. Genoegzaam is aangetoond dat sprake is van handicap of chronische ziekte bij [eiser] in de zin van voormelde wet.
2.5
Pensioendeelname en voortzetting van de deelname aan de pensioenregeling tijdens arbeidsongeschiktheid is een arbeidsvoorwaarde.
Geen enkele jonggehandicapte kan aan de voorwaarden voor premievrije voortzetting van de pensioendeelname bij arbeidsongeschiktheid van artikel 11 van het pensioenreglement voldoen. Iedere jonggehandicapte zal aanlopen tegen het door PF PostNL omschreven "inlooprisico". Hoewel de Wajong anders dan de WIA geen werknemersverzekering is heeft [eiser] zijn pensioenpremie afgedragen en is hij tijdens het dienstverband (toegenomen) arbeidsongeschikt geraakt.
PF PostNL heeft bij de uitvoering van het pensioenreglement en/of de uitoefening van de discretionaire bevoegdheid niet het recht dwingendrechtelijke bepalingen naast zich neer te leggen. Het in de hand houden van kosten mag geen reden zijn om een verboden onderscheid te maken.
2.6
Op grond van het bepaalde in artikel 11 WGBH/CZ zijn bedingen in strijd met artikel
4 van de wet nietig. Artikel 11 van het Pensioenreglement is dan ook nietig voor zover het [eiser] uitsluit van premievrije voortzetting van de pensioendeelname tijdens arbeidsongeschiktheid. PF PostNL kan daar jegens [eiser] dan ook geen beroep op doen.

3.Het standpunt van PF PostNL

3.1
[eiser] was gedurende zijn dienstverband met TNT op grond van het Pensioenreglement deelnemer. Het einde van het dienstverband betekende het einde van zijn positie als deelnemer in de zin van dat Pensioenreglement. De op dat moment bestaande pensioenaanspraken vervielen niet maar [eiser] verwierf jegens PF PostNL geen nieuwe pensioenaanspraken meer.
3.2
Op grond van het pensioenreglement bestaat slechts recht op een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw na het einde van het dienstverband indien de betreffende deelnemer een WIA-uitkering heeft. [eiser] heeft een Wajong- uitkering. De beperking tot de WIA-uitkering is geen omissie. De WIA is een werknemersverzekering, de Wajong is een sociale voorziening.
3.3
Er is ook geen reden voor analoge toepassing van artikel 11 van het Pensioenreglement op personen met een Wajong-uitkering. De uitkering is herleefd per 6 januari 2009 nadat eerder de uitkering was ingetrokken per 1 april 2005.
Een recht op premievrije voortzetting ontbreekt dan omdat PF PostNL geen verzekering voor inlooprisico erkent. [eiser] was arbeidsongeschikt vóór aanvang van zijn dienstverband en ontving daarvoor een uitkering. Er was geen sprake van een tijdens het dienstverband ingegane WIA- uitkering.
3.4
Het bestuur van PF PostNL zag geen aanleiding om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid en het Pensioenreglement uit te breiden naar uitkeringen op grond van sociale voorzieningen. Het inlooprisico is niet verzekerd onder het Pensioenreglement. Er is dan ook geen dekking voor al bij de aanvang van het dienstverband aanwezige arbeidsongeschiktheid. Een ruimere toepassing van het Pensioenreglement zal precedentwerking hebben en daarmee ook de financiële positie raken van PF PostNL en in het bijzonder de belangen van andere (ex) deelnemers van de pensioenregeling. [eiser] stelt ook slechts dat het niet gebruik maken van de discretionaire bevoegdheid van hardheid getuigt.
3.5
Bij dupliek heeft PF PostNL haar stellingen gehandhaafd en aanvullend ter zake van het beroep op (verboden) onderscheid het volgende naar voren gebracht.
Het bepaalde in artikel 11 van het Pensioenreglement en de eis van een ingegane WIA- uitkering heeft niets van doen met een handicap of chronische ziekte. Personen met een handicap of chronische ziekte zijn niet uitgezonderd van de voorziening als opgenomen in artikel 11 van het Pensioenreglement. [eiser] heeft zelf aangegeven dat hij voor een dergelijke WIA-uitkering in aanmerking had kunnen komen maar daar om hem moverende reden van heeft afgezien. Het beroep op ongelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte gaat niet op.
3.6
[eiser] ontleent geen bescherming aan de WGBH/CZ, althans niet jegens PF PostNL. Het staat niet vast dat hij een handicap of chronische ziekte heeft. PF PostNL is ook niet de normadressaat van de WGBH/CZ.
3.7
Indien er al sprake zou zijn van een verboden onderscheid, is er voor dat onderscheid een objectieve rechtvaardiging aanwezig. Het door PF PostNL ingezette middel is passend nu daarmee het beoogde doel kan worden bereikt.
3.8
Indien het beroep op nietigheid op grond van de WGBH/CZ zou opgaan dan is er nog geen juridische basis voor de door [eiser] beoogde premievrije voortzetting. [eiser] beschikt dan immers nog altijd niet over een WIA- uitkering.
3.9
De enkele stelling van [eiser] dat geen enkele jonggehandicapte aan de reglementaire voorwaarden voor premievrije voortzetting kan voldoen is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van de gestelde ongelijk behandeling.

4.Beoordeling

4.1
Partijen zijn verdeeld over de vraag of [eiser] vanaf 9 december 2010 al dan niet volledige premievrije voortzetting van zijn pensioen toekomt op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
4.2
Daaromtrent wordt het volgende overwogen. [eiser] was op grond van zijn arbeidsovereenkomst bij TNT deelnemer in het vonnis van PF PostNL.
Op grond van het bepaalde in artikel 2.2 van het Pensioenreglement eindigt de deelneming onder meer met ingang van de dag waarop de deelnemer de hoedanigheid van werknemer verliest. In het Pensioenreglement is in artikel 2.4 geregeld in welke gevallen de deelneming niet eindigt. Dat is onder meer het geval indien en zolang de deelnemer recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid. In artikel 1 van het Pensioenreglement is onder de definities onder 1.29 vermeld: "arbeidsongeschikt: arbeidsongeschikt in de zin van de WIA ".
4.3
In artikel 11 van het Pensioenreglement is, onder "Recht op voortzetting", onder meer bepaald: "De deelnemer die recht heeft op een tijdens de deelneming ingegane WIA-uitkering, heeft recht op de voortzetting van de: a. Opbouw van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen en b. Verzekering van Anw-aanvulling."
Op grond van het vijfde lid van artikel 11 van het Pensioenreglement vindt als de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever is geëindigd, de voortzetting plaats voor 100% bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer. In dat artikel is tevens bepaald: "De in dit lid bedoelde mate van arbeidsongeschiktheid komt overeen met het arbeidsongeschiktheidspercentage waarnaar de WIA-uitkering wordt uitgekeerd ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst."
4.4
De aanspraken die [eiser] jegens PF PostNL heeft ter zake van de pensioenaanspraken worden bepaald door hetgeen daaromtrent in het Pensioenreglement is geregeld.
Partijen zijn het er op zich over eens dat [eiser] op grond van de regeling in artikel 11 van het Pensioenreglement geen aanspraak heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw nu hij geen tijdens de deelneming ingegane WIA-uitkering heeft maar aanspraak heeft op een, herleefde, Wajonguitkering.
4.5
[eiser] stelt zich allereerst op het standpunt dat het bestuur van PF PostNL toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule en voorts, aldus bij repliek, dat er sprake is van een verboden onderscheid. Dit laatste betekent, naar hij stelt, dat de betreffende regeling nietig is voor zover het [eiser] uitsluit van premievrije voortzetting van zijn pensioendeelname tijdens arbeidsongeschiktheid.
4.6
Omtrent de stelling dat PF PostNL met toepassing van de hardheidsclausule had moeten afwijken van het Pensioenreglement ten gunste van [eiser] wordt het volgende overwogen.
In artikel 23, "Afwijkingen van het reglement" in het eerste lid is onder meer bepaald dat het bestuur bevoegd is onder van geval tot geval te stellen voorwaarden ten gunste van een deelnemer of een groep deelnemers af te wijken van de bepalingen in dit reglement. Voorts beslist het bestuur op grond van artikel 23.4, "Onvoorziene zaken", ten aanzien van alle zaken waarin de wet, de statuten of dit reglement niet voorzien. Deze regeling biedt aan het bestuur van PF PostNL een discretionaire bevoegdheid om van de bepalingen van het reglement af te wijken indien sprake is van een situatie die leidt tot strijd met de redelijkheid en billijkheid in een concreet geval en/of een beslissing te nemen in een onvoorzien geval.
De beoordeling door de rechter van de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid is marginaal waarbij met name beoordeeld wordt of gelet op alle omstandigheden van het geval, het bestuur tot die beslissing heeft kunnen komen.
4.7
PF PostNL heeft aangegeven dat er geen sprake is van een onvoorziene situatie en voorts dat er ook geen aanleiding was om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid.
PF PostNL heeft gewezen op het verschil tussen de werknemersverzekering ingevolge de WIA en de sociale voorziening op basis van de Wajong. Onder het Pensioenreglement is het zogenaamde inlooprisico niet verzekerd.
4.8
Overwogen wordt als volgt.
De premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid is op basis van het Pensioenreglement beperkt tot de tijdens de deelneming ingegane WIA-uitkering. Gelet op de gegeven toelichting wordt er van uitgegaan dat bij het vaststellen van het Pensioenreglement de mogelijkheid van premievrijevoortzetting bij arbeidsongeschiktheid bewust is beperkt tot de situatie dat sprake is van een tijdens de deelneming ingegane WIA-uitkering. Het niet opnemen van een (uitbreiding tot) de Wajong-uitkering laat zich dan ook, als dit al door [eiser] is bedoeld, niet als een onvoorzien geval aanmerken.
Uit de beschikking van het UWV van 5 januari 2010 blijkt dat het UWV heeft geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheid van [eiser] is voortgekomen uit dezelfde oorzaak waarvoor [eiser] eerder een Wajong-uitkering heeft ontvangen en die ingaande 1 januari 2005 is ingetrokken. In de beslissing wordt om die reden na een wachttijd van vier weken de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de Wajong vastgesteld op 80-100%.
PF PostNL heeft toegelicht dat en op welke gronden zij niet de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wil uitbreiden buiten de in het Pensioenreglement opgenomen regeling. Zij wijst daar bij onder meer op de kosten die uiteindelijk door de begunstigden van PF PostNL dienen te worden gedragen. Zij geeft in dat verband aan dat zij nog niet en destijds ook niet, een zodanig financieel solide positie had dat zij kan overgaan tot uitvoering van indexatie van de pensioenen.
4.9
De kantonrechter is op grond van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht niet tot de conclusie gekomen dat PF PostNL in redelijkheid er niet toe heeft kunnen komen om geen toepassing te geven aan de hardheidsclausule.
4.1
[eiser] heeft bij repliek aanvullend naar voren gebracht dat sprake is van een verboden onderscheid bij de arbeidsvoorwaarden op grond van een handicap of chronische ziekte als bedoeld in de WGBH/CZ.
[eiser] heeft jaren gewerkt. PF PostNL ontzegt hem als gehandicapte/chronisch zieke het recht op premievrije voortzetting van de pensioendeelname wegens arbeidsongeschiktheid.
4.11
Op grond van het bepaalde in artikel 4, aanhef en onderdeel e juncto artikel 1 is onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte bij, onder meer, de arbeidsvoorwaarden verboden.
PF PostNL stelt dat zij niet als normadressaat van de WGBH/CZ is aan te merken.
PF PostNL verwijst daarbij onder meer naar de uitspraak van de Commissie gelijke behandeling van 9 december 2011.
Overwogen wordt dat pensioenvoorwaarden zijn aan te merken zijn als arbeidsvoorwaarden. PF PostNL is een, individuele, pensioenverzekeraar die zich dient te houden aan de normen van de WGBH/CZ en is in die zin aan te merken als normadressaat in de zin van de wet.
4.12
Met het stellen van de eis van "een tijdens de deelneming ingegane WIA-uitkering" wordt naar het oordeel van de kantonrechter bij de arbeidsvoorwaarden niet een direct onderscheid gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte.
Een jonggehandicapte kan bij de uitvoering van werkzaamheden arbeidsongeschikt worden en kan, indien aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan, op zich ook in aanmerking komen voor een uitkering ingevolge de WIA. Er zou dan in het kader van een deelneming bij een pensioenfonds als dat van PF PostNL, aanspraak bestaan op premievrije voortzetting van de deelneming. Dit betekent dat voor die aanspraak niet zozeer bepalend is het antwoord op de vraag of er sprake is van een handicap of chronische ziekte maar meer wanneer welk soort uitkering is toegekend. Het UWV heeft in dit geval op grond van het door [eiser] ingestelde, en gegrond verklaarde, bezwaar geoordeeld dat na een wachttijd van vier weken sprake is van een herleving van het recht op basis van dezelfde ziekteoorzaak. De individuele omstandigheden van [eiser] vormden blijkbaar geen grond voor toekenning van een WIA-uitkering. PF PostNL mag bij het nemen van haar besluit van (de juistheid van) die UWV-beslissing waartegen ook geen rechtsmiddel is aangewend, uitgaan.
De kantonrechter is op grond van vorenstaande overweging van oordeel dat ook van indirect onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte niet is gebleken.
Op grond van voormelde omstandigheden komen de vorderingen van [eiser] om die reden al niet voor toewijzing in aanmerking.
4.13
Zou wel sprake zijn van een indirect onderscheid, dan wordt, gelet op het vorenstaande in feite: ten overvloede, nog het volgende overwogen.
Op grond van het bepaalde in artikel 3 tweede lid van de WGBH/CZ geldt het verbod van onderscheid niet ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief wordt gerechtvaardigd. Het doel dient legitiem te zijn en voorts moet het gehanteerde middel passend en noodzakelijk zijn.
4.14
PF PostNL heeft in dat verband gesteld dat met de regeling inkomensbescherming van arbeidsongeschikte werknemers wordt beoogd, in het bijzonder wanneer zij overstappen naar een andere werkgever. Dat doel voorziet volgens haar in een reële behoefte. Het regelt dat werknemers die overstappen naar een andere werkgever bij wie de bestaande arbeidsongeschiktheid bij aanvang van het dienstverband niet wordt gedekt, aanspraak op pensioen behouden. Daarmee wordt voorkomen dat verlies aan inkomensbescherming een arbeidsongeschikte werknemer ervan weerhoudt om naar een andere werkgever over te stappen. De arbeidsmobiliteit van mensen met een gezondheidsbeperking kan daardoor worden vergroot. De premievrije voortzetting is een regeling van sociale partners binnen de onderneming van de ex-werkgever van [eiser] er wordt daar mee zowel de werkgevers als door werknemers gesteund. Dat doel is niet discriminerend.
Het door PF PostNL ingezette middel beoogt, zo stelt PF PostNL, het uitlooprisico te dekken. Dit is volgens haar een passend middel. Het Pensioenreglement laat zich aanmerken als verzekeringsvoorwaarden. PF PostNL kan ook slechts in overeenstemming handelen met het bepaalde in artikel 7:925 BW, indien wordt volstaan met dekking van het uitloop- en niet ook van het inlooprisico. Het Pensioenreglement sluit aan bij de systematiek die andere pensioenuitvoerders hanteren waarbij wordt volstaan met dekking van het uitlooprisico. Het dekken van het inlooprisico is ook geen geschikt middel om inkomensbescherming te bieden aan arbeidsongeschikte werknemers.
PF PostNL verwijst naar het oordeel van de Commissie gelijke behandeling, zaaknummer 2011- 187 van 9 december 2011.
4.15
Overwogen wordt als volgt.
De Commissie heeft in voormelde zaak geoordeeld over het Conceptconvenant. Het Conceptconvenant geeft een regeling, overweging 2.6 van dat oordeel, ten aanzien van de aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen en de aanspraak op premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Het geeft, overweging 2.6, voor wat betreft de premievrijstelling een regeling voor werknemers die op de datum van beëindiging van hun dienstverband in de wachttijd voor de WIA zitten of een WIA of WAO-uitkering ontvangen. Inmiddels is sprake van een Convenant van het Verbond van Verzekeraars en de pensioenfederatie met afspraken die gelden voor een werknemer die vanaf 1 januari 2014 gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt en naar een andere werkgever overstapt.
Het Convenant bevat afspraken over arbeidsongeschiktheidsrisico van zieke of gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers die van werkgever wisselen. Het Convenant heeft geen verplichtend karakter in die zin dat een arbeidsongeschikte werknemer niet direct naleving van het convenant kan afdwingen. Doelstelling van het Convenant is om te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat ze bij het wisselen van werkgever dekking bij arbeidsongeschiktheid kunnen verliezen. (vgl. Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken, Convenant in- en uitlooprisico arbeidsongeschiktheid per 1 januari 2014, mr. dr. R.M.J.M. de Greef).
4.16
De Commissie heeft in voormeld oordeel onder meer overwogen dat de situatie van de pensioenfondsen niet te vergelijken is met die van de arbeidsongeschiktheidsverzekeraars. De Commisie overweegt dat de pensioenverzekeraars om die reden niet met een beroep op artikel 7:925 BW kunnen stellen dat dekking van het inlooprisico niet mogelijk is.
Het laat zich naar het oordeel van de kantonrechter echter niet inzien dat voormelde bepaling niet eveneens van toepassing is op de pensioenfondsen. Vgl. in dat opzicht ook de noot van mr. J.M. van Riemsdijk CPL, onder 14 en 15. In voormeld artikel van De Greef wordt verder onder 5 de opvatting van de staatssecretaris van SZW in de brief van 18 juli 2013 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer aangehaald inhoudende dat artikel 7:295 BW niet alleen op pensioenverzekeraars maar ook op pensioenfondsen van toepassing is. PF PostNL kan zich naar het oordeel van de kantonrechter dan ook op voormeld artikel beroepen.
4.17
Gelet op door PF PostNL naar voren gebrachte toelichting omtrent de reden van de beperking tot een van een tijdens de deelneming ingegane WIA- uitkering mede in relatie tot de financiële middelen en de daarbij te maken keuzes, is indien al sprake zou zijn van indirect onderscheid, deze regeling naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een passend en noodzakelijk middel om een legitiem doel te bereiken. De Wajong-uitkering van [eiser] is herleefd nadat is vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid is voortgekomen uit dezelfde oorzaak als waarvoor hij eerder een uitkering heeft ontvangen. Het niet dekken van dat inlooprisico levert dan geen verboden onderscheid op in de zin van de WGBH/CZ.
4.18
Op grond van vorenstaande overwegingen worden de vorderingen van [eiser] afgewezen.

5.Proceskosten

[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de 14e dag na de datum van dit
vonnis.
Beslissing:
De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiser] af;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure aan de zijde van PF PostNL tot op heden begroot op een bedrag van € 300,00 aan salaris gemachtigde te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de 14e dag na de datum van dit vonnis.
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ:BvdB
coll: