1.9.In zijn bezwaarschrift van 25 maart 2013 heeft eiser verweerder laten weten dat hij ter voorkoming van escalatie van de procedure het bedrag van de aanslag heeft voldaan.
2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht € 1.172 aan kosten voor de betekening van het dwangbevel in rekening heeft gebracht.
3. Eiser is van mening dat hij de niet gespecificeerde aanslag (1.3.), waarvoor de motivering ontbrak terecht niet heeft betaald en dat derhalve ten onrechte onderhavige betekeningskosten in rekening zijn gebracht. Eiser is voorts van mening dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt en meende uit de onder 1.5. vermelde ontvangstbevestiging te mogen begrijpen dat verweerder hem nog nader zou informeren.
4. Verweerder is van mening dat de betalingsverplichting ontstaat op het moment van het opleggen van de aanslag leges en dat eisers bezwaarschrift deze niet heeft opgeschort. Derhalve heeft eiser niet tijdig betaald en zijn er terecht betekeningskosten in rekening gebracht.
5. Gelet op de feiten stelt de rechtbank vast dat eiser naar aanleiding van de onder 1.3. vermelde aanslag weliswaar heeft aangekondigd niet terstond te zullen betalen, maar dat hij geen verzoek om uitstel van betaling heeft gedaan. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij de onder 1.3., 1.6. en 1.7. vermelde stukken van verweerder heeft ontvangen.
De rechtbank stelt tevens vast dat eiser op 20 maart 2013 het bedrag van de aanslag leges nog niet had betaald.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser aan de hand van de gegevens op de onder 1.3. vermelde aanslag wist, of redelijkerwijs moet hebben geweten, waar deze aanslag op zag. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de aanslag binnen een maand na de verleende vergunning is opgelegd, dat in de aanslag wordt verwezen naar de betreffende aanvraag en het bijhorende nummer, en dat het bedrag van de aanslag dermate uniek is dat het herleidbaar is naar het bedrag dat in de vergunning staat vermeld. Daarenboven heeft eiser binnen een week bezwaar gemaakt tegen de aanslag, waaruit, naar het oordeel van de rechtbank, blijkt dat eiser de aanslag in verband bracht met de ontvangen vergunning.
7. De rechtbank overweegt voorts dat eisers vragen met betrekking tot specificatie en motivering van de aanslag zien op het door eiser ingediende bezwaarschrift tegen de aanslag. Nu eiser geen uitstel van betaling heeft gevraagd en verweerder dit ook niet heeft gegeven, maar daarentegen eiser er juist meermalen op heeft gewezen dat hij moet betalen, faalt eisers stelling, naar het oordeel van de rechtbank, dat hij ervan uit kon gaan dat hij niet hoefde te betalen, omdat hij dit had medegedeeld en een bezwaarschrift had ingediend. Voor zover daar al twijfel over bestond, had het in dit geval, naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aanmaning (1.6.) en de herinnering (1.7.) op de weg van eiser gelegen om te informeren naar de betalingsverplichting.
8. Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat eiser cijfermatig akkoord gaat met de hoogte van de betekeningskosten, komt de rechtbank tot de conclusie dat deze terecht aan eiser in rekening zijn gebracht en dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.