ECLI:NL:RBNNE:2015:1945

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
18.820078-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor vernieling en veroordeling voor bedreiging met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van vernieling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de vernieling van een raam, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze daad had gepleegd. De verklaringen van de getuigen waren niet eenduidig en er was geen directe waarneming van de vernieling door de aangever of getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het onder 1 ten laste gelegde feit had begaan.

Ten aanzien van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, die op 17 november 2014 zou hebben plaatsgevonden, heeft de rechtbank echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was. De verklaringen van de aangever en getuigen waren consistent en de verdachte had zelf erkend dat er een confrontatie had plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vader had bedreigd met de dood, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand voor deze bedreiging.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat deze was gebaseerd op de overtreding van de algemene voorwaarden, terwijl de rechtbank in een aparte beslissing zou oordelen over de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/820078-15 + 18/830240-14 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
22 april 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 april 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr.
C.C. Westerling-Diderich.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks het tijdvak van 12 t/m 13 november 2014 te [pleegplaats],
gemeente Pekela, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een deur van
[perceel], in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 17 november 2014 te [pleegplaats], gemeente Pekela,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toegevoegd :"Waardeloze, doe gost er aan, [persoon 1] wou je altijd al
doodsteken" en/of "Ik wil je dood steken" en/of "Ga maar niet meer slapen,
want je wordt niet meer wakker", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking, bij welke uitspra(a)k(en) hij, verdachte, stekende bewegingen
maakte, alsof hij een mes in zijn handen had.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zowel de klacht als de aangifte niet door aangeefster is ondertekend en bovendien wordt in de klacht de tenlastegelegde vernieling van de ruit niet genoemd. Op grond hiervan voldoet de klacht niet aan de materiële eisen en moet niet-ontvankelijk verklaring volgen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de klacht duidelijk is over de wens van aangeefster dat verdachte ter zake de vernieling wordt vervolgd. Dat de vernieling van de ruit hier niet in genoemd wordt, rechtvaardigt niet de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De klacht verwijst duidelijk naar de aangifte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat indien er een formeel gebrek kleeft aan de klacht dit niet zonder meer aan de ontvankelijkheid van de vervolging in de weg staat. Van belang is dat komt vast te staan dat de klager ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat vervolging zou worden ingesteld. Nu in de klacht duidelijk naar de aangifte wordt verwezen gaat de rechtbank er van uit dat aangeefster vervolging van verdachte wenst en heeft bedoeld om ook met betrekking tot de vernieling van de ruit de klacht in te dienen. Het feit dat de klacht slechts door de verbalisant die de klacht heeft opgemaakt en niet door aangeefster is ondertekend, is niet een omstandigheid op grond waarvan de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie zou moeten volgen. Het verweer wordt derhalve verworpen.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de aangifte, de klacht, het proces-verbaal van bevindingen en de getuigenverklaring van
[getuige]. In de getuigenverklaring van [getuige] wordt aangegeven dat verdachte tegenover [getuige] de vernieling van de ruit van de deur heeft bekend. Dit leidt ertoe dat verdachte hier een plausibele verklaring tegenover dient te stellen. Dat heeft hij niet gedaan..
Het onder 2 ten laste gelegd kan worden bewezen op grond van de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige]. Deze verklaringen zijn op belangrijke punten gelijkluidend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Zij heeft daartoe ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat noch aangeefster noch [slachtoffer 1] heeft gezien dat verdachte het ruitje heeft vernield. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij na het glasgerinkel met [slachtoffer 1] naar buiten is gegaan en verdachte uit het steegje naast de winkel zag komen. Wat dan vervolgens opvallend is dat deze getuige verdachte en een man met een rood petje weg zag lopen, terwijl [slachtoffer 1] niets heeft verklaard over een tweede man in het steegje. Bovendien betekent dit dat de jongen met het rode petje ook degene kan zijn geweest die de ruit heeft vernield. Er is wellicht wettig bewijs voor dit feit, maar de overtuiging dat verdachte dit feit heeft gepleegd ontbreekt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van aangever en de getuige op elkaar zijn afgestemd. Ze passen te naadloos op elkaar. Er zijn enorme conflicten binnen de familie die hier een verklaring voor kunnen zijn. De eerste bedreiging ("waardeloze, doe gost er aan, [persoon 1] wou je altijd al doodsteken") is geen rechtstreekse bedreiging naar aangever. De tweede en derde bedreiging ("Ik wil je doodsteken" en "Ga maar niet meer slapen, want je wordt niet meer wakker") heeft verdachte gemotiveerd ontkend.
Beoordeling van het bewijs
vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen ten aanzien van het vernielen van de ruit niet eenduidig zijn en er bovendien noch bij aangeefster noch bij de getuigen sprake is van eigen waarneming. Op grond hiervan volgt niet wettig en overtuigend uit bewijsmiddelen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
De door verdachte op de terechtzitting van 8 april 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik herken de situatie die door de voorzitter wordt beschreven. Ik kwam bij de winkel en mijn vader en [getuige] wilden niet dat ik boven kwam. Er was een confrontatie en mijn vader heeft mij daarbij bedreigd en een klap gegeven. Daarna is er over een weer gescholden.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 20 november 2014, opgenomen op pagina 29 e.v. van dossier nr. PL0100-2015042795 d.d. 13 februari 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van bedreiging met woorden en bewegingen. Bij mij bestond de overtuiging dat de verdachte zijn bedreiging ook werkelijk ten uitvoer zou leggen. Ik ben de vader van [verdachte]. Er is sprake van langdurige problemen met [verdachte].
[verdachte] kwam op 17 november 2014 in de winkel van [slachtoffer 2] in [pleegplaats]. Ik was daar met [persoon 2], bijnaam van [getuige], aan het werk. [verdachte] maakte zich breed en duwde mij met zijn borst steeds terug. Ik hoorde dat [verdachte] schreeuwde "Waardeloze, doe gost er aan, [persoon 1] wou je altijd al dood steken:". Terwijl [verdachte] dit zei zag ik dat hij met zijn hand steekbewegingen in mijn richting maakte, alsof hij een mes vasthield. Ik denk dat [verdachte] wel drie a vier keer tegen mij heeft geschreeuwd dat hij mij dood wilde steken. Verder hoorde ik dat [verdachte] tegen mij zei: "Ga maar niet meer slapen want je wordt niet meer wakker". [verdachte] was helemaal wild. Ik ben bang dat [verdachte] doet wat hij heeft gezegd. Hij is er toe in staat.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 2 december 2014, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige], zakelijk weergegeven:
Ik was op 17 november 2014 omstreeks 21.00 uur in de zaak van [slachtoffer 2], de vrouw van [slachtoffer 1]. Terwijl ik daar met [slachtoffer 1] aan het werk was kwam [verdachte] de winkel binnen. [verdachte] begon tegen zijn vader te schreeuwen en zijn vader te bedreigen. Hij riep: "Jij bent een waardeloos iemand, [persoon 1] wilde je altijd al dood hebben". Verder riep [verdachte] meerdere keren tegen zijn vader dat hij hem dood zou gaan steken en "Ga maar niet slapen, want je wordt niet meer wakker:".
Ik zag dat [verdachte] zeer dreigend tegenover [slachtoffer 1] ging staan. Zijn armen gingen hierbij wild heen en weer. Dit kwam zeer bedreigend over.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat door verdachte is erkend dat er een confrontatie met aangever heeft plaatsgevonden en dat er over een weer gescholden is. Deze erkenning door verdachte in combinatie met de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige] brengt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank ziet geen aanwijzingen voor de conclusie dat de aangifte en de getuigenverklaring een onjuiste weergave van de feiten bevatten, waarbij een en ander zou zijn afgestemd. Het ter zake door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij op 17 november 2014 te [pleegplaats], gemeente Pekela, [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Waardeloze, doe gost er aan, [persoon 1] wou je altijd al doodsteken" en "Ik wil je dood steken" en "Ga maar niet meer slapen, want je wordt niet meer wakker", bij welke uitspraken hij, verdachte, stekende bewegingen maakte, alsof hij een mes in zijn handen had.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
2 Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt geen voorwaardelijke straf te vorderen opdat verdachte ingeval hij recidiveert, in aanmerking zal kunnen komen voor een ISD-maatregel, ervan uitgaand dat hij alsdan de thans op te leggen straf heeft ondergaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank enig feit bewezen mocht achten, gepleit voor een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn vader. Dergelijk handelen veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij degene die het betreft, zijn vader, en zij die er getuige van zijn geweest.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte meerdere malen is
veroordeeld voor geweldsdelicten, waaronder ook een bedreiging, en dat hij nog in een proeftijd loopt.
Uit het rapport van de reclassering komt naar voren dat verdachte een veelpleger is en verslaafd is aan alcohol. De reclassering heeft uiteengezet dat het toezicht in het kader van de proeftijd is mislukt, omdat verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden.
De rechtbank zal een gevangenisstraf van na te melden duur opleggen, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien de rechtbank verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit zal vrijspreken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 10 november 2014, gewezen door de meervoudige strafkamer van in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van 262 dagen, waarvan 150 voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 10 november 2014.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 17 maart 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De officier van justitie heeft daarnaast bij vordering van 25 maart 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf maar dan wegens overtreding van de bijzondere voorwaarden.
De raadsvrouw heeft gepleit voor afwijzing van de vordering op de grond van overtreding van de algemene voorwaarden aangezien zij heeft gepleit voor vrijspraak van de beide ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank zal de vordering ter zake de overtreding van de algemene voorwaarden afwijzen aangezien, bij aparte beslissing, een oordeel zal worden gegeven over de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte
onder 1is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het
onder 2ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf (op grond van de overtreding van de algemene voorwaarden), opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 10 november 2014.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Th.A. Wiersma, voorzitter, F. de Jong en M.J. Oostveen, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2015.
Mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen