ECLI:NL:RBNNE:2015:1938

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
18.830257-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift tot schadevergoeding na onterecht ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 april 2015 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.C. van Linde. Het verzoek, ingediend op 30 oktober 2014, betreft een schadevergoeding van in totaal € 12.641,99 voor schade die de verzoeker heeft geleden als gevolg van een onterecht ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verzoeker heeft 107 dagen inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis ondergaan, en zijn strafzaak eindigde op 3 september 2012 met een vrijspraak. Het openbaar ministerie trok op 22 oktober 2014 het hoger beroep tegen deze vrijspraak in.

Tijdens de behandeling van het verzoek op 25 maart 2015, was de gemachtigde raadsman van verzoeker aanwezig, evenals mr. G. Veenstra, de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding op basis van billijkheid. De rechtbank kent een bedrag van € 105,00 per dag toe voor de immateriële schade, wat resulteert in een totale schadevergoeding van € 9.585,--. Daarnaast heeft de verzoeker verzocht om vergoeding van materiële schade in de vorm van loonderving, die door de rechtbank is vastgesteld op € 1.986,99, na aftrek van besparingen op levensonderhoud.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verzoeker een totale schadevergoeding van € 11.571,99 toe te kennen, te betalen uit 's Rijks kas, en heeft het verzoek voor het overige afgewezen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 8 april 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
rekestnummer: 14/859
parketnummer: 18/830257-12
beslissing van de meervoudige raadkamer d.d. 8 april 2015 op het verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum],
woonplaats kiezende te [woonplaats],
advocaat mr. M.C. van Linde,
hierna te noemen verzoeker.

Procesverloop

Het verzoek d.d. 30 oktober 2014 strekt tot vergoeding van schade geleden als gevolg van ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis tot een bedrag van in totaal € 12.641,99.
Het verzoek is op 25 maart 2015 behandeld in raadkamer in aanwezigheid van de gemachtigde raadsman van verzoeker en mr. G. Veenstra, officier van justitie.

Motivering

Bij de behandeling is de rechtbank gebleken dat verzoeker als verdachte 107 dagen inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft ondergaan en dat de strafzaak tegen verzoeker op 3 september 2012 is geëindigd met een vrijspraak. Het openbaar ministerie heeft het ingestelde hoger beroep tegen deze beslissing op 22 oktober 2014 ingetrokken.
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzochte bedrag voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank is op gronden van billijkheid van oordeel dat aan verzoeker een vergoeding ten laste van de Staat kan worden toegekend voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De rechtbank acht een bedrag van € 105,00 per dag
voor verblijf in een politiecel of in beperkingen en een bedrag van € 80,00 per dag voor verblijf in een Penitentiaire Inrichting of een Huis van Bewaringbillijk. De schadevergoeding ter zake bedraagt in totaal € 9.585,--.
Voorts heeft verzoeker verzocht materiële schade te vergoeden bestaande uit loonderving als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
In de afgelopen periode was het uitgangspunt van de rechtbank Noord-Nederland dat de hiervoor genoemde normbedragen per dag, zoals vastgesteld in de LOVS-afspraken, in beginsel zowel immateriële als materiële schade behelzen en dat van dit uitgangspunt slechts wordt afgeweken indien toepassing daarvan tot een onbillijke situatie zou leiden. Gezien recente jurisprudentie van het Gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDH:2014:4159) ziet de rechtbank thans aanleiding ervan uit te gaan dat genoemde normbedragen zien op geleden immateriële schade, waarnaast ruimte is voor toewijzing van materiële schadevergoeding, mits goed onderbouwd.
Uit de overgelegde salarisspecificatie blijkt dat het netto loon van verzoeker in 2012 € 28,57 per dag bedroeg. Derhalve heeft verzoeker gedurende het voorarrest netto inkomsten gederfd van € 3.056,99. Gedurende de detentieperiode heeft verzoeker echter ook kosten van levensonderhoud bespaard. Naar het oordeel van de rechtbank dienen deze besparingen op het toe te kennen bedrag ter vergoeding van inkomstenderving in mindering te worden gebracht. Voor de hoogte van deze besparingen zoekt de rechtbank aansluiting bij het normbedrag dat het NIBUD ter zake heeft berekend, te weten € 10,-- per dag. Uitgaande van 107 dagen voorarrest dient een bedrag van € 1.070,-- in mindering gebracht te worden op het bedrag van de netto gederfde inkomsten.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om een bedrag van € 1.986,99 als schadevergoeding voor gederfde inkomsten aan verzoeker toe te kennen.
Op grond van het vorengaande zal de rechtbank als volgt beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
- kent aan verzoeker een vergoeding uit 's Rijks kas toe van € 11.571,99 (zegge: elfduizend vijfhonderdeenenzeventig euro en negenennegentig eurocent), over te maken op rekeningnummer NL09RABO0154500038 ten name van Stichting Derdengelden Eckert Van der Zee Advocaten;
- wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, mr. A.F. Gerding en mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door mr. L.J. van der Heide, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2015.