ECLI:NL:RBNNE:2015:1913

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
20 april 2015
Zaaknummer
LEE 14-3719
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot handhaving van illegale kroegactiviteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadiel. Eiseres had een verzoek tot handhaving ingediend, omdat zij meende dat er op het adres [adres 2] illegale kroegactiviteiten plaatsvonden. Het primaire besluit van verweerder, dat het verzoek tot handhaving afwees, dateert van 24 april 2014. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 5 augustus 2014. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 21 januari 2015 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en T.J. Krol-Buma. De rechtbank heeft overwogen dat de situatie voorafgaand aan de datum van het verzoek van eiseres, 12 januari 2014, niet in de beoordeling kan worden betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder meerdere controles heeft uitgevoerd op het adres [adres 2] en dat er geen overtredingen van wettelijke bepalingen zijn geconstateerd. De rechtbank concludeert dat de controles deugdelijk zijn uitgevoerd en dat er onvoldoende bewijs is dat er sprake was van overtredingen van de Drank- en Horecawet of het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 14/3719

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadiel, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Tilstra).

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van eiseres tot handhaving afgewezen.
Bij besluit van 5 augustus 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door T.J. Krol-Buma.

Overwegingen

1.1.
In 2008 is verweerder op verzoek van eiseres overgegaan tot handhaving op het adres [adres 1] .
1.2.
Bij besluit van 26 maart 2013 heeft verweerder, op verzoek van eiseres, de beëindiging gelast van overtredingen op het perceel met adres [adres 2] .
2.1.
Op 12 januari 2014 heeft eiseres, wonende op het adres [adres 3] , bij verweerder een verzoek tot handhaving ingediend in verband met het gestelde gebruik als illegale kroeg in een deel van het pand op het adres [adres 2] .
2.2.
In het primaire besluit heeft verweerder gesteld dat niet is geconstateerd dat op het adres [adres 2] tegen betaling alcoholische dranken en frisdranken worden verstrekt en dat geen sprake is van het ongelimiteerd ontvangen van een grote groepen personen. Om die reden zou geen sprake zijn van overtreding van bepalingen van de Drank- en Horecawet of van het bestemmingsplan ‘Herziening bestemmingsplan Buitengebied, deelplan Buitengebied A2’.
2.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften van 13 juni 2014. In dit advies merkt de commissie op dat zij eiseres niet volgt in haar betoog dat er sprake is van overtredingen van regelgeving, te weten het bestemmingsplan, de Drank- en Horecawet en de Algemene Plaatselijke Verordening, op grond waarvan handhavend optreden aan de orde zou kunnen zijn. Om die reden is er niet de bevoegdheid een last onder bestuursdwang of dwangsom op te leggen.
3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 september 2013, ECLI:NL:RVS:20l3:1088, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat daartegen handhavend kan optreden, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken.
4.1.
De rechtbank overweegt dat in deze procedure slechts aan de orde is of er vanaf 12 januari 2014, de datum van het verzoek van eiseres, aanleiding bestond om tot handhaving over te gaan. De situatie voorafgaand aan deze datum kan niet bij de beoordeling worden betrokken.
4.2.1
Uit de stukken blijkt dat verweerder controles heeft uitgevoerd op 17 februari 2014, 28 februari 2014, 22 maart 2014 en 13 april 2014. Bij drie van deze controles werden meerdere bezoekers aangetroffen. Zij gebruikten verschillende dranken, maar niet tegen betaling. Buiten het gebouw was ofwel geen geluid hoorbaar of pas als men dichtbij was gekomen.
4.2.2.
Op 19 februari 2014 en 16 april 2014 heeft verweerder op het gemeentehuis gesprekken gevoerd met [naam] , bewoner en eigenaar van [adres 2] .
4.2.3.
Op 5 maart 2014 heeft een beambte van verweerder een gesprek gevoerd over de situatie met een andere buurtbewoner. In de nacht van 8 op 9 maart 2014 is een beambte van verweerder meegegaan met een patrouille van de politie. Zij zijn gestopt bij [adres 2] . Zij hebben gezien dat er bezoek was op dit adres maar hebben geen geluid gehoord.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat uit de verslagen van het hierboven genoemde blijkt dat geen overtreding van een wettelijke bepaling is geconstateerd. Uit de verslaglegging leidt de rechtbank af dat deze controles deugdelijk zijn geweest en dat deze controles, anders dan eiseres veronderstelt, onaangekondigd waren. Terecht merkt eiseres op dat het opvallend is dat op 28 februari 2014 het grote aantal van achttien kratjes bier is aangetroffen in een hal van [adres 4] , waar op dat moment ook een kleine groep bezoekers was, maar dit is onvoldoende om te concluderen dat een wettelijke bepaling werd overtreden.
4.4.
Ook op andere wijze is niet gebleken dat op het adres [adres 2] ná 12 januari 2014
sprake is geweest van overtreding van een wettelijk voorschrift. Dit betekent dat verweerder het verzoek tot handhaving terecht heeft afgewezen.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. H.A. Hulst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.