ECLI:NL:RBNNE:2015:1867

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
C18/154378/PR RK 15-110
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in afgedane strafzaak met misbruik van wrakingsmiddel

Op 27 februari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van klager, die niet ontvankelijk werd verklaard. Klager had op 14 februari 2015 een verzoek ingediend tot wraking van de wrakingskamer in een eerdere procedure, maar de rechtbank oordeelde dat de zaak waarin het verzoek tot wraking was gedaan, inmiddels was geëindigd met een uitspraak op 13 februari 2015. Hierdoor was er geen rechter meer die de zaak behandelde, wat een formele vereiste is voor het indienen van een wrakingsverzoek volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank stelde vast dat klager kennelijk misbruik maakte van het middel wraking, aangezien hij eerder al vele verzoeken tot wraking had ingediend tegen verschillende rechters, die allemaal waren afgewezen. De rechtbank besloot dat een volgend verzoek tot wraking van klager niet in behandeling zou worden genomen en verklaarde klager ook niet ontvankelijk in zijn verzoek om de strafzaak naar een andere rechtbank te verwijzen, omdat de wrakingsrechter niet bevoegd was om een dergelijke beslissing te nemen. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Locatie Groningen
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer / rolnummer: C18/154378/PR RK 15-110
Beslissing van 27 februari 2015
op het verzoek van [naam], wonende te [woonplaats], [adres], verder te noemen klager, tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

1.Procesverloop

Bij brief van 14 februari 2015 heeft klager een verzoek ingediend tot wraking van de wrakingskamer in de procedure met registratienummer C18/154005/PR RK 15-66, alsmede een verzoek heeft ingediend om de strafzaak en de wrakingszaak over te dragen aan een andere rechtbank.

2.De beoordeling

Artikel 512 Sv luidt: Op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De zaak, waarin het verzoek tot wraking is gedaan, is inmiddels geëindigd met een uitspraak op 13 februari 2015. Dat betekent dat er niet langer sprake is van “ een rechter die de zaak behandelt” in de zin van bovengenoemde bepaling. Nu niet aan dit formele vereiste voor wraking is voldaan zal klager in zijn verzoek niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Tot een mondelinge behandeling behoeft derhalve niet te worden overgegaan.
Met het voorgaande is gegeven dat de wrakingszaak niet meer kan worden verwezen naar een andere rechtbank.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat klager tot op heden vele verzoeken tot wraking bij de rechtbank Noord-Nederland heeft ingediend, gericht tegen verschillende rechters en veelal gebaseerd op dezelfde, in algemene termen geformuleerde, gronden. Deze verzoeken zijn alle gemotiveerd afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat klager kennelijk misbruik maakt van het middel om tot wraking over te gaan.
Gelet hierop zal de rechtbank voorts op de voet van artikel 515 lid 4 Sv bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van klager in de procedures met de parketnummers 18/192987-13, 18/820564-13 en 18/830311-14 niet in behandeling zal worden genomen.
In zijn verzoek tot verwijzing van de strafzaak naar een andere rechtbank dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat de wrakingsrechter niet de bevoegdheid toekomt om een beslissing als de verzochte te nemen.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verklaart klager niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
3.2.
beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. P.J. Duinkerken, mr. P. Molema, mr. B.R. Tromp en de belanghebbenden.
3.3.
bepaalt op de voet van artikel 515 lid 4 Sv dat een volgend verzoek tot wraking van klager niet in behandeling zal worden genomen.
3.4.
verklaart klager niet ontvankelijk in zijn verzoek om de strafzaak te verwijzen naar een andere rechtbank
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J. Agema , voorzitter en mrs. W.J.AM. Dijkers en C.H. de Groot, leden, en is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.