Op 23 maart 2015 heeft een verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter-commissaris in verschillende strafprocedures. De gewraakte rechter-commissaris, mr. A.L.J.M.A. Janssens, was niet expliciet genoemd in het verzoek, maar de rechtbank heeft ambtshalve vastgesteld dat het verzoek tegen hem gericht was. Dit was niet de eerste keer dat de verzoeker een wrakingsverzoek indiende tegen mr. Janssens; eerder had de wrakingskamer op 27 februari 2015 al besloten dat een volgend verzoek tot wraking van mr. Janssens niet in behandeling zou worden genomen. Dit besluit was genomen op basis van artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat, gezien de eerdere uitspraak, het huidige verzoek niet in behandeling genomen kan worden. Er was geen noodzaak voor een mondelinge behandeling, en de rechtbank heeft besloten het verzoek tot wraking af te wijzen. De beslissing is op 27 maart 2015 openbaar uitgesproken door de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen. De rechtbank heeft de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de verzoeker, mr. A.L.J.M.A. Janssens en de officier van justitie bevolen.