ECLI:NL:RBNNE:2015:1847

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
19.810469-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot diefstal met geweld en doodslag

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van betrokkenheid bij een inbraak met geweld, heeft de rechtbank op 17 april 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld en doodslag. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte een strafbare rol had gespeeld in de gebeurtenissen die leidden tot de dood van het slachtoffer. De enige verklaring die de verdachte in de woning van het slachtoffer plaatste, was die van een getuige, maar deze verklaring werd niet als doorslaggevend beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor een gezamenlijk plan of uitvoering van het misdrijf door de verdachte. De officier van justitie had geconcludeerd dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het primair en subsidiair ten laste gelegde, en de rechtbank volgde dit standpunt. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen werd geacht. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partij en de verdachte hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 19/810469-12
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
17 april 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
26 en 27 maart 2015.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp en
mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2012 tot en met 10 augustus 2012
te [pleegplaats], gemeente Emmen,
in een woning aan de [straat]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een koffer (met
geld) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
en welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s) in die woning
die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en
voornoemd voorwerp heeft/hebben gericht en gericht heeft/hebben gehouden op
die [slachtoffer] en/of met dat vuurwapen heeft/hebben geschoten,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] door een kogel in het hoofd is getroffen,
terwijl voornoemd feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2012 tot en met 10 augustus 2012
te [pleegplaats], gemeente Emmen,
in een woning aan de [straat]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een koffer (met geld) en/of
geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) in die woning die [slachtoffer] een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en voornoemd voorwerp
heeft/hebben gericht en gericht heeft/hebben gehouden op die [slachtoffer] en/of met
dat vuurwapen heeft/hebben geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer]
door een kogel in het hoofd is getroffen,
terwijl voornoemd feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht
volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2012 tot en met 10 augustus 2012
te [pleegplaats], gemeente Emmen,
in een woning aan de [straat]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
waarbij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
in die woning die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben
getoond en voornoemd voorwerp heeft/hebben gericht en gericht heeft/hebben
gehouden op die [slachtoffer] en/of met dat vuurwapen heeft/hebben geschoten,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] door een kogel in het hoofd is getroffen,
terwijl de uitvoering van de voorgenomen diefstal niet is voltooid en
terwijl voornoemd feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht
volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2012 tot en met 10 augustus 2012
te [pleegplaats], gemeente Emmen,
in een woning aan de [straat]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de
afgifte van goederen en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
in die woning die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft/hebben getoond en voornoemd voorwerp heeft/hebben gericht en gericht
heeft/hebben gehouden op die [slachtoffer] en/of en/of met dat vuurwapen
heeft/hebben geschoten,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] door een kogel in het hoofd is getroffen,
terwijl de uitvoering van de voorgenomen afpersing niet is voltooid en
terwijl voornoemd feit de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het meer subsidiair ten laste gelegde, het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld, de dood tot gevolg hebbende, kan worden bewezen. Van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat voor wat betreft de feitelijke gang van zaken moet worden uitgegaan van de verklaring van [getuige]. Daaruit blijkt dat de verdachten gezamenlijk te werk zijn gegaan en dat zij een en ander hebben gepland, hetgeen wordt bevestigd door de telefoongegevens. Niet kan worden vastgesteld dat er goederen of geld zijn weggenomen, zodat een voltooide diefstal of afpersing niet, maar een poging daartoe wel bewezen kan worden. Er bestaat causaal verband tussen de dood van [slachtoffer] en de poging tot diefstal met geweld, zodat de dood van [slachtoffer] aan verdachte kan worden toegerekend. Er is sprake van medeplegen nu uit de bewijsmiddelen blijkt van een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering. Alle verdachten hebben een actieve bijdrage geleverd en onder de omstandigheden zoals genoemd hebben zij zich blootgesteld aan de niet ondenkbare kans dat er door één van hen geweld zou worden gebruikt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al het ten laste gelegde. Verdachte heeft consequent iedere betrokkenheid ontkend. Verdachte wordt als mogelijk betrokkene bij deze zaak genoemd door [getuige], de ex-vriendin van de broer van verdachte. Aan die verklaring kan echter getwijfeld worden, nu meerdere punten daarin aantoonbaar onjuist zijn, zowel op basis van objectieve gegevens als op basis van getuigenverklaringen. Zij is de enige die verklaart dat verdachte in de woning is geweest. Dit zou [medeverdachte 1] haar hebben verteld, maar hij verklaart daar anders over. Er is ook geen enkel forensisch bewijs in de woning aangetroffen dat leidt naar verdachte. Ook moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat [getuige] zo heeft verklaard omdat zij [medeverdachte 1] verkeerd heeft begrepen, verstaan of geïnterpreteerd en/of omdat haar relatie met [medeverdachte 1] net verbroken was. Op grond van de verklaring van [medeverdachte 1] kan niet méér worden vastgesteld dan dat verdachte in de bewuste nacht in of bij de auto is gebleven. Enige kennis van wat er eventueel te gebeuren stond of is gebeurd, valt daaruit niet af te leiden. Ook overigens valt niet uit de bewijsmiddelen af te leiden dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan of een gezamenlijke uitvoering, noch dat verdachte een motief zou hebben gehad om bij een dergelijk strafbaar feit betrokken te raken.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank overweegt dat zij op grond van de inhoud van het dossier niet kan vaststellen of verdachte een strafbare rol heeft gehad bij de gebeurtenissen die hebben geleid tot de dood van [slachtoffer]. Het enige bewijsmiddel dat verdachte in de woning van het slachtoffer plaatst, is de verklaring van [getuige]. Aan die verklaring kan naar het oordeel van de rechtbank op dit punt echter geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Zij heeft immers niet uit eigen waarneming verklaard, maar alleen verteld wat zij over de toedracht zou hebben gehoord van medeverdachte [medeverdachte 1]. Bovendien heeft [medeverdachte 1] juist op dit cruciale punt tegenover de politie zelf een andersluidende verklaring afgelegd, namelijk dat het niet verdachte, maar de [medeverdachte 2] was die samen met de [medeverdachte 3] naar de woning van het slachtoffer is gegaan De door [medeverdachte 1] geschetste gang van zaken wordt, zoals gezegd, niet door enig bewijsmiddel weerlegd. Op grond van deze verklaring kan enkel worden vastgesteld dat verdachte zich in de nacht van 9 op 10 augustus 2012, rond het vermoedelijke tijdstip van overlijden van het slachtoffer, in [pleegplaats] heeft bevonden, in de nabijheid van de woning van het slachtoffer, maar niet dat hij bewust enige bijdrage heeft geleverd aan de inbraak in die woning of dat hij op wat voor manier dan ook betrokken is geweest bij de dood van het slachtoffer. Ook overigens blijkt niet dat verdachte op enigerlei wijze wetenschap had van hetgeen de medeverdachte(n) van plan was (waren). Medeplegen of medeplichtigheid aan het ten laste gelegde, in welke vorm dan ook, kan daarom niet worden bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van al het aan hem ten laste gelegde.

Vordering van de benadeelde partij

[benadeelde partij]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 2.249,75 aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beoordeling
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. O.J. Bosker en
mr. P.H.M. Tapper-Wessels, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2015.