ECLI:NL:RBNNE:2015:1784

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
18.930002-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf wegens niet naleven bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 maart 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf. De officier van justitie had op 23 februari 2015 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank zou overgaan tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van vier maanden, die eerder voorwaardelijk was opgelegd. Deze vordering was gebaseerd op het feit dat de veroordeelde, na de betekening van de mededeling van de voorwaardelijke veroordeling, niet meer in de gelegenheid was gesteld om de bijzondere voorwaarden na te komen die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden.

Tijdens de zitting op 24 maart 2015 zijn de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. I.M. Weijers, en de officier van justitie mr. P.M. van der Spek gehoord. De officier van justitie stelde dat de vordering ten onrechte was ingediend, omdat de veroordeelde niet in de gelegenheid was gesteld om aan de bijzondere voorwaarden te voldoen. De raadsvrouw steunde dit standpunt.

De rechtbank heeft eerder, op 28 oktober 2014, de vordering afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat de mededeling van de straf overeenkomstig artikel 366a, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde was toegezonden. Na betekening van de mededeling was de veroordeelde echter niet meer in de gelegenheid gesteld om de bijzondere voorwaarden na te komen. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie opnieuw afgewezen. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J.J. Schoemaker, en de rechters mrs. B.I. Klaassens en E. Läkamp, met mr. K.E. van Rhijn als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930002-13
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 24 maart 2015 op een vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
in de zaak tegen

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
thans verblijvende[verblijfplaats]

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 23 februari 2015 schriftelijk gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van 4 maanden gevangenisstraf waarvan -bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank op 12 april 2013 gewezen tegen de veroordeelde- bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd, onder de in dat vonnis vermelde bijzondere voorwaarde.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 24 maart 2015. Veroordeelde, diens raadsvrouw, mr. I.M. Weijers, en de officier van justitie, mr. P.M. van der Spek, zijn gehoord. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten onrechte is ingediend, nu veroordeelde na betekening van de mededeling voorwaardelijke veroordeling niet meer in de gelegenheid is gesteld om de hem opgelegde bijzondere voorwaarden na te komen. De vordering moet dan ook worden afgewezen.
De raadsvrouw van veroordeelde heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.

Motivering

De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank heeft de zaak eerder behandeld ter terechtzitting van 28 oktober 2014. De rechtbank heeft de vordering toen afgewezen, omdat uit de stukken niet kon worden opgemaakt dat de mededeling van de straf waartoe [verdachte] was veroordeeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 366a, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering aan hem per post was toegezonden. Die mededeling is inmiddels aan de veroordeelde betekend. Nu de veroordeelde echter na betekening van bovengenoemde mededeling niet meer in de gelegenheid is gesteld om de hem opgelegde bijzondere voorwaarden na te komen, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, mrs. B.I. Klaassens en
E. Läkamp, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2015.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.