ECLI:NL:RBNNE:2015:1782

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
18.920405-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van telen en aanwezig hebben van hennepplanten

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die niet aanwezig was, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 7 april 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het telen en aanwezig hebben van 1197 hennepplanten in de periode van 1 februari 2013 tot en met 5 februari 2013. De officier van justitie heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. Tijdens de zittingen op 9 januari 2015 en 24 maart 2015 is het bewijs besproken, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat de beschuldigingen niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, noch aan medeplichtigheid. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren, en werd openbaar uitgesproken in de rechtbank in Assen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/920405-13
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
7 april 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [verdachte],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
9 januari 2015 en 24 maart 2015.
De verdachte is niet verschenen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 5 februari 2013 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 1197, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven personen en/of [medeverdachte] op of omstreeks 1 december 2012 tot en met 05 februari 2013, althans in de gemeente [pleegplaats] met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres] (een) hoeveelheid/ hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 1197, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 05 februari 2013 te [pleegplaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling van het bewijs
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen en/of aanwezig hebben van hennepplanten. Ook de medeplichtigheid van verdachte aan deze strafbare feiten kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem primair en subsidiair ten laste gelegde
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mrs. B.I. Klaassens en
J.J. Schoemaker, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.