ECLI:NL:RBNNE:2015:1763
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- E. Läkamp
- B.I. Klaassens
- J.J. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van 1197 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, werd beschuldigd van het telen van hennepplanten in een pand dat hij verhuurde, en van het illegaal aftappen van elektriciteit. Tijdens de zittingen op 9 januari en 24 maart 2015 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie stelde dat het bewijs overtuigend was, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit.
De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennepplanten. De rechtbank vond de bewijsmiddelen, waaronder de aanwezigheid van hennepvoeding en de verklaringen van de verdachte, onvoldoende om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat er geen bewijs was dat hij actief betrokken was bij deze diefstal.
Uiteindelijk werd de verdachte wel schuldig bevonden aan het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uur, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 30 dagen zou worden opgelegd. De benadeelde partij, een elektriciteitsbedrijf, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de geloofwaardigheid van verklaringen.