ECLI:NL:RBNNE:2015:176

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2015
Publicatiedatum
16 januari 2015
Zaaknummer
C18/152900/PR RK 14-446
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen voorzieningenrechter in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 januari 2015 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door [verzoeker] tegen mr. P.J. Duinkerken, de voorzieningenrechter in een kort geding. Het wrakingsverzoek was ingediend omdat [verzoeker] zich niet gehoord voelde in eerdere procedures tegen [A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek niet voldeed aan de vereisten voor een wrakingsverzoek en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. [Verzoeker] voerde aan dat zijn ingediende stukken niet werden gelezen en dat hij zich onveilig voelde, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om tot wraking over te gaan. Bovendien werd opgemerkt dat [verzoeker] geen verzoek had gedaan om ter zitting te verschijnen, wat zijn argumenten verzwakte. De rechtbank verklaarde [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van alle rechters van de rechtbank en bepaalde dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden geïnformeerd.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C18/152900/PR RK 14/446
Datum beslissing: 7 januari 2015
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], [adres]
verzoeker,
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij brief van 11 december 2014, binnengekomen ter griffie op 15 december 2014 heeft [verzoeker] het verzoek tot wraking ingediend van mr. P.J. Duinkerken als voorzieningenrechter in het kort geding onder zaaknummer C18/152262 KG ZA 14-326 inzake [A] tegen [verzoeker] d.d. 9 december 2014.
1.2.
Mr. Duinkerken heeft schriftelijk aangegeven niet in de wraking te berusten.
1.3.
Op 23 december 2014 zijn ter griffie van de rechtbank nadere stukken binnengekomen van de heer [verzoeker].
1.4.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is bepaald op 23 december 2014. Ter zitting is niemand verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
2.3
[verzoeker] legt - kort samengevat - aan zijn verzoek ten grondslag dat hij zich in de procedures die aanhangig zijn (geweest) tussen hem en [A] niet gehoord voelt. Door hem ingebrachte stukken in de diverse procedures worden systematisch niet gelezen. Daarnaast is het in verband met het risico te worden gegijzeld voor [verzoeker] niet mogelijk om ter zitting te verschijnen. Dit is volgens [verzoeker] in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor.
2.4
De rechtbank zal hierna de standpunten van [verzoeker] - voor zoveel mogelijk - bespreken zoals weergegeven in zijn wrakingsverzoek.
1. De rechter is geen dokter, maar neemt wel een medisch standpunt in.
Uit de aantekeningen van de zitting en de brief van mr. Duinkerken kan niet worden afgeleid dat door de rechter is gezegd dat [verzoeker] een medische behandeling zou moeten ondergaan. Van een diagnose door de rechter is evenmin sprake. De therapie was een voorstel van [A] en kan worden gezien als een poging om de bestaande patstelling te doorbreken.
2. Partijdige conflictanalyse doordat het voor [verzoeker] niet mogelijk is ter zitting te verschijnen en er systematisch geen acht wordt geslagen op de door [verzoeker] ingediende stukken.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken naar voren komt dat er ter zitting juist geprobeerd is om tot een regeling in der minne te komen. De aanname dat er geen rekening wordt gehouden met de belangen en behoeften van [verzoeker] en dat er aldus sprake is van partijdigheid is onjuist. Voor zover [verzoeker] zich op het standpunt stelt dat er geen sprake kan zijn van hoor en wederhoor omdat het voor hem niet mogelijk is om ter zitting te verschijnen, overweegt de rechtbank dat [verzoeker] geen vrijgeleide heeft verzocht om ter zitting te kunnen verschijnen. Het standpunt van [verzoeker] dat door hem ingediende stukken systematisch niet bekeken worden is niet nader onderbouwd.
3. Wraking van de gehele rechtbank door bestuurlijke bemoeienissen, betrokkenheid van partijen bij faillissementsafwikkelingen, gebrek aan onbevangenheid door de hoeveelheid procedures.
De betrokkenheid van partijen bij de rechtbank in een andere hoedanigheid ziet niet op een rechter maar op de rechtbank als geheel. Hetzelfde geldt voor het standpunt van [verzoeker] dat er gelet op het grote aantal procedures tussen [verzoeker] en [A] geen onbevangen rechter meer in de Rechtbank Noord Nederland werkzaam zou zijn.
De rechtbank stelt voorop dat een wrakingsverzoek gericht tegen de rechtbank in zijn geheel niet voldoet aan de formele vereisten voor een wrakingsverzoek en is reeds om die reden niet-ontvankelijk. Dit is reeds beslist bij beschikking van 8 december 2014 naar aanleiding van een door [verzoeker] ingediend wrakingsverzoek.
4. De rechtbank is onveilig.
Dat [verzoeker] niet aanwezig durft te zijn omdat er kans is dat hij zal worden gegijzeld en hij zich dus onveilig voelt kan geen grond voor wraking zijn. [verzoeker] heeft bovendien - zoals hierboven reeds is overwogen - nimmer verzocht om een vrijgeleide om ter zitting aanwezig te kunnen zijn.
5. Recht en veiligheid elders zoeken.
De mededeling van [verzoeker] om de stukken te delen op het platform bitlaw.nl kan op zichzelf geen grond voor wraking zijn.
2.5
Uit het voorgaande vloeit voort dat het verzoek tot wraking van mr. Duinkerken moet worden afgewezen, nu niet kan worden geoordeeld dat er sprake was van enige partijdigheid. Voor zover het verzoek tot wraking is gericht tegen alle rechters die werkzaam zijn bij deze rechtbank is [verzoeker] in zijn wrakingsverzoek niet-ontvankelijk.
2.6
De rechtbank stelt vast dat [verzoeker] thans meermalen een niet geslaagd verzoek tot wraking heeft gedaan in hetzelfde kort geding op nagenoeg dezelfde gronden. De rechtbank bepaalt daarom, gebruikmakend van de hem in artikel 39 lid 4 Rv gegeven bevoegdheid, dat een volgend verzoek tot wraking van een of meer van de behandelende rechters in het onderhavige kort geding niet in behandeling wordt genomen.

3.De beslissing

De rechtbank
- wijst het verzoek tot wraking van mr. Duinkerken af;
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor zover dit verzoek is gericht tegen alle rechters die werkzaam zijn bij de rechtbank Noord Nederland;
- bepaalt dat de procedure onder zaaknummer C18/152262 KG ZA 14-326 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan mr. Duinkerken, [verzoeker] en [A];
- bepaalt dat een volgend verzoek van [verzoeker] tot wraking van een of meer van de behandelende rechters in het onderhavige kort geding niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C. van den Noort, voorzitter, M. Griffioen en P. Molema, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op
7 januari 2015.
jcn