ECLI:NL:RBNNE:2015:158

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
C-17-127340 - HA ZA 13-163
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitleg van een energieleveringsovereenkomst en de bijbehorende vergoedingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, betreft het een geschil tussen twee besloten vennootschappen, aangeduid als [A] en [B], over de uitleg van een energieleveringsovereenkomst. De rechtbank heeft op 14 januari 2015 vonnis gewezen in deze civiele procedure, waarin [A] als eiseres in conventie en verweerster in reconventie optreedt, en [B] als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 28 mei 2014, waarin de rechtbank al enkele belangrijke overwegingen heeft geformuleerd over de uitleg van artikel 6.3 van de overeenkomst. Dit artikel betreft de vergoeding die [B] aan [A] moet betalen voor de afgenomen stroom, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat de vergoeding afhankelijk is van de daadwerkelijk door [A] ontvangen verkoopprijs, minus een bepaalde opslag.

De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren over hun stellingen met betrekking tot de opslag en de verkoopprijs. [A] heeft haar vordering gewijzigd en stelt dat de opslag buiten beschouwing moet blijven bij de vaststelling van de prijs die [B] aan [A] moet betalen. [B] heeft hierop gereageerd met een vermeerdering van haar eis, waarbij zij stelt dat de opslag wel degelijk onderdeel uitmaakt van de elektriciteitsprijs. De rechtbank heeft in haar vonnis geoordeeld dat beide partijen hun vorderingen hebben gewijzigd en dat er geen bezwaren zijn tegen deze wijzigingen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor verdere akten, waarbij [A] de gelegenheid krijgt om te reageren op de argumenten van [B].

De rechtbank heeft in afwachting van de te nemen akte iedere verdere beslissing aangehouden en de zaak naar de rol van 11 februari 2015 verwezen voor uitlating door [A].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/127340 / HA ZA 13-163
Vonnis van 14 januari 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.M. Giezen, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Bremer, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 mei 2014
  • de akte uitlating bewijs (in conventie en reconventie) tevens houdende akte wijziging eis in conventie van de zijde van [A]
  • de antwoordakte tevens houdende wijziging en vermeerdering van eis van de zijde van [B]
  • de antwoordakte inzake vermeerdering van eis in reconventie van de zijde van [A] .
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank handhaaft hetgeen in het tussenvonnis van 28 mei 2014 - hierna: het tussenvonnis - is overwogen en beslist.
2.2.
In het tussenvonnis is overwogen dat artikel 6.3 van de Energieleveringsovereenkomst aldus dient te worden uitgelegd, dat [B] voor de van [A] afgenomen stroom een vergoeding dient te betalen ter hoogte van de daadwerkelijk door [A] van (in dit geval:) [G] ontvangen verkoopprijs minus [...] %. Voor wat betreft de vraag of de opslag al dan niet tot deze daadwerkelijk gerealiseerde verkoopprijs behoort, is overwogen dat indien en voor zover sprake is van een vaste toeslag - zoals [B] stelt - welke toeslag derhalve niet afhankelijk is van een keuze van [A] voor één of meerdere diensten van [G] , deze toeslag onderdeel uitmaakt van de daadwerkelijk door [A] van [G] ontvangen verkoopprijs. Indien en voor zover de toeslag echter geen vaste toeslag betreft maar de hoogte daarvan afhankelijk is van een keuze van [A] voor één of meerdere diensten van [G] , maakt deze toeslag in zoverre naar het oordeel van de rechtbank geen onderdeel uit van de daadwerkelijk gerealiseerde verkoopprijs. De rechtbank heeft in voornoemd tussenvonnis aangegeven voornemens te zijn om op dit punt een bewijsopdracht aan [A] te verstrekken. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen, teneinde [A] in de gelegenheid te stellen om zich bij akte uit te laten omtrent de vraag of en zo ja, op welke wijze zij bewijs wenst bij te brengen van haar stelling. Daarbij heeft de rechtbank partijen in overweging gegeven om zich - uit praktisch oogpunt - ter beantwoording van deze vraag gezamenlijk tot [G] te wenden en een verklaring van [G] op dit punt te vragen en deze bij akte in het geding te brengen.
2.3.
Bij akte uitlating bewijs (in conventie en in reconventie), tevens houdende akte wijziging van eis in conventie heeft [A] - onder verwijzing naar een door haar bij die akte overgelegde brief van [G] van 18 juni 2014 - betoogd dat de gehele opslag betrekking heeft op diensten van [G] die niet in een vast tarief voor de verkoopprijs van elektriciteit zijn begrepen, maar die facultatief (al dan niet) bij een klant/elektriciteitsleverancier van [G] als opslag in rekening worden gebracht, naar gelang die klant/elektriciteitsleverancier er zelf voor kiest om van de betreffende dienstverlening van [G] gebruik te maken.
2.4.
[A] heeft vervolgens bij diezelfde akte haar vordering gewijzigd, waarbij de daadwerkelijk van [G] ontvangen verkoopprijs als uitgangspunt is genomen, alsmede waarbij als uitgangspunt is genomen dat de opslag geheel buiten beschouwing dient te worden gelaten. De gewijzigde vordering onder I. luidt - na wijziging van eis - thans als volgt, dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ia. [B] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen uiterlijk 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis aan [A] te voldoen een bedrag van EUR 53.256,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de daaraan ten grondslag liggende verschillende facturen van [A] aan [B] (berekend over de respectievelijke achterstanden per die vervaldata) tot aan de dag der algehele voldoening;
Ib. In rechte vaststelt dat de litigieuze [G] opslag bij de vaststelling van de door [B] aan [A] te betalen prijs voor stroomlevering, als bedoeld in artikel 6.3 van de Energieleveringsovereenkomst, geheel buiten beschouwing dient te blijven.
2.4.1.
Gelet op de omstandigheid dat [B] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van eis en de rechtbank ook ambtshalve geen aanleiding ziet om deze wijziging van eis buiten beschouwing te laten wegens de eisen van een goede procesorde, zal recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
2.5.
Bij antwoordakte tevens houdende wijziging en vermeerdering van eis heeft [B] een e-mailbericht van [H] (sr. beleidsadviseur Energie van de [...] ), een e-mailbericht van [B] aan [G] van 10 september 2014, waarbij een weergave van een gesprek tussen [B] en [G] wordt gegeven en ten slotte een e-mailbericht van 11 september 2014 van [I] van [G] , waarbij de juistheid van die weergave is bevestigd, in het geding gebracht. Volgens [B] blijkt uit deze stukken dat de opslagen die [A] aan [G] betaalt, niet zozeer een gevolg zijn van de keuze van [A] voor het afnemen van bepaalde diensten maar veeleer van de keuze van [A] voor een bepaalde contractsvorm/inkoopstrategie. Zou een bepaalde opslag niet worden betaald/gekozen, dan zou de afrekening tussen [A] en [G] ook op een andere basis geschieden. De opslag is een (prijs)afspraak over bepaalde onderdelen van de elektriciteitsprijs. De uiteindelijk ontvangen energieprijs kan dan ook volgens [B] niet los worden gezien van de gekozen opslagen. Het geheel van de gekozen opslagen en de verdere afrekening vormt de elektriciteitsprijs. De door [A] gekozen inkoopstrategie omvat de betreffende opslagen, die daarmee per definitie onderdeel zijn van de elektriciteitsprijs, aldus nog steeds [B] .
2.6.
[B] heeft vervolgens haar vordering bij diezelfde akte vermeerderd conform een berekening die is gebaseerd op dezelfde uitgangspunten als de berekening bij conclusie van antwoord, tevens conclusie van repliek in reconventie, maar waarbij een correctie is aangebracht voor de gehanteerde toeslagen omdat in deze eerdere berekening volgens [B] onjuiste opslagen zijn gehanteerd. De vordering luidt - na vermeerdering van eis - aldus dat [B] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [A] veroordeelt om aan [B] te betalen een bedrag van EUR 125.897,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over telkens het saldo van het teveel betaalde per het einde van iedere kalendermaand zoals dat blijkt uit de berekening die in het geding is gebracht, met veroordeling van [A] in de kosten van deze procedure.
2.6.1.
Gelet op de omstandigheid dat [A] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vermeerdering van eis en de rechtbank ook ambtshalve geen aanleiding ziet om deze vermeerdering van eis buiten beschouwing te laten wegens de eisen van een goede procesorde, zal recht worden gedaan op de vermeerderde eis.
2.7.
Alvorens tot een nadere beoordeling van het geschil tussen partijen omtrent de vraag of de opslag al dan niet tot de daadwerkelijk gerealiseerde verkoopprijs behoort, over te gaan, zal [A] - die bij antwoordakte nog slechts heeft gereageerd op de vermeerdering van eis in reconventie - in de gelegenheid worden gesteld om bij akte te reageren op hetgeen [B] bij antwoordakte tevens houdende wijziging en vermeerdering heeft aangevoerd en op de daarbij door [B] in het geding gebrachte stukken, zoals in rechtsoverweging 2.5. bedoeld. De zaak zal hiertoe naar de rol worden verwezen voor akte aan de zijde van [A] .
2.8.
In afwachting van de te nemen akte wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 11 februari 2015 voor akte aan de zijde van [A] , houdende uitlating, zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.7 bedoeld,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.82.