Op 26 maart 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige en mishandeling van haar kinderen. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon met een aangifte in 2009. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat, verscheen op de zitting van 12 maart 2015. Het Openbaar Ministerie beschuldigde de verdachte van meerdere ontuchtige handelingen met haar minderjarige zoon, die destijds nog geen zestien jaar oud was, en van mishandeling van haar kinderen. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder het geven van seksuele instructies aan de minderjarige en het mishandelen van haar kinderen door hen in onhygiënische omstandigheden te laten leven en hen niet voldoende te voeden.
De rechtbank oordeelde dat de ontuchtige handelingen bewezen konden worden, maar sprak de verdachte vrij van de mishandeling. De rechtbank concludeerde dat de rol van de verdachte in de mishandeling niet voldoende was om te spreken van medeplegen, aangezien de medeverdachte de dominante rol had gespeeld. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en de lange tijd die was verstreken sinds de feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 255 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de vrijlating van de verdachte, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.
Daarnaast werden er vorderingen van benadeelde partijen behandeld. De rechtbank kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 6.000,- voor immateriële schade, maar verklaarde de vorderingen van de andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een rol speelden in de strafoplegging.