1.8.Omdat voor wat betreft de onderhavige kwestie inhouding op het loon van [naam] en afdracht aan Tijhuis & Partners c.q. BoitenLuhrs uitbleef, heeft BoitenLuhrs Kiwi c.s. op 15 september 2014 ingevolge artikel 477a lid 4 Rv aansprakelijk gesteld voor de schuld groot € 10.443,68 (de periode juni 2013 tot en met september 2014 (16 maanden) à € 652,73 per maand).
De vordering
2. LBIO vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Kiwi c.s. (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van € 10.443,66 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2014 alsmede tot betaling van een bedrag van € 652,73 (per maand) vanaf oktober 2014 totdat het dienstverband eindigt ofwel totdat LBIO en [naam] over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben, een en ander met veroordeling van Kiwi c.s. in de proceskosten.
3. Omdat Kiwi c.s. niet hebben gezorgd voor afdracht van het deel van het loon aan Tijhuis & Partners boven de beslagvrije voet, vordert zij op de voet van artikel 479e Rv nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van het beslag. Zij neemt aan dat Kiwi c.s. door Tijhuis & Partners zullen zijn aangemaand tot betaling. Doordat Kiwi c.s. het formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv zelf hebben ingevuld, wisten zij wat de beslagvrije voet was en wat zij maandelijks aan Tijhuis & Partners moesten afdragen.
Het standpunt van Kiwi c.s.
4. Vanaf oktober 2014 voldoen zij aan hun betalingsverplichting. Daarvoor heeft geen afdracht uit hoofde van het beslag plaatsgevonden. De reden daarvoor is dat zij over de beslagvrije voet contact hebben gehad met een medewerker van Tijhuis & Partners en dat die persoon hen heeft gezegd dat zij niets hoefden te doen. Verder hebben zij tussen 17 september 2013 en 15 september 2014 geen brieven over deze kwestie ontvangen van BoitenLuhrs en/of Tijhuis & Partners.
De beoordeling
5. Op grond van het beslagexploot en de bij de vaststaande feiten genoemde brieven van 4 juli 2013, 18 juli 2013 en 3 september 2013 was het voor Kiwi c.s. duidelijk dat de inhouding op het loon (met terugwerkende kracht) vanaf 24 mei 2013 moest plaatsvinden.
6. Verder staat vast dat Kiwi c.s. voor het onderhavige beslag het formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv op 3 september 2013 hebben ingevuld. Daarin hebben zij zelf becijferd dat een bedrag van € 718,39 onder het beslag valt. Ook hebben Kiwi c.s. daarin aangegeven dat Tijhuis & Partners de eerste deurwaarder was die beslag had gelegd. Kiwi c.s. hebben dit formulier vervolgens verzonden aan BoitenLuhrs, waarna BoitenLuhrs de ontvangst daarvan bij brief van 17 september 2013 aan Kiwi c.s. hebben bevestigd. In die bevestiging staat dat BoitenLuhrs het op dat moment verschuldigde bedrag - via de eerstbeslagleggende deurwaarder - tegemoet ziet middels inhoudingen op de inkomsten van [naam]. Kiwi c.s. wisten, althans konden dus weten dat zij (met terugwerkende kracht) vanaf 24 mei 2013 € 718,39 per maand moesten afdragen aan Tijhuis & Partners. Tijhuis & Partners diende dit bedrag te verdelen over de verschillende schuldeisers.
7. Kiwi c.s. stellen dat zij contact hebben gehad met een medewerker van Tijhuis & Partners en dat die persoon hen heeft gezegd dat zij niets hoefden te doen. Uit de stellingen van LBIO vloeit voort dat zij dit verweer betwist. Het lag daarom op de weg van Kiwi c.s. om dit verweer nader te onderbouwen maar dat hebben zij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gedaan. Aan dit verweer zal daaraan voorbij worden gegaan.
8. Niettemin ligt de vordering niet voor volledige toewijzing gereed. Met betrekking tot de hoogte van het toe te wijzen bedrag wordt allereerst overwogen dat Kiwi c.s. zelf (veel te) lang hebben gewacht met het indienen van de verklaring waardoor er op het moment van indienen al sprake was van een achterstand van 4 maanden. Die omstandigheid komt voor hun rekening en risico. Maar vervolgens heeft LBIO een jaar gewacht en heeft zij Kiwi c.s. pas bij brief van 15 september 2014 aansprakelijk gesteld voor de betalingsachterstand. Het had naar het oordeel van de kantonrechter in de rede gelegen om Kiwi c.s. - teneinde hun nadeel te beperken - daar veel eerder voor aan te spreken. Een termijn van maximaal 3 maanden (vanaf september 2013) was naar het oordeel van de kantonrechter redelijk geweest. De kantonrechter acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook onaanvaardbaar om Kiwi c.s. (zelf) aansprakelijk te houden voor betaling van meer dan 7 maandtermijnen (eerdergenoemde 4 maanden die sowieso voor rekening van Kiwi c.s. komen en laatstgenoemde 3 maanden). Dit klemt temeer nu op de comparitie namens LBIO weliswaar is aangevoerd dat “Tijhuis & Partners Kiwi c.s. (na 17 september 2013) wel zullen hebben aangemaand”, maar los van de omstandigheid dat dit te vaag is om daarvan uit te kunnen gaan, hebben Kiwi c.s. dit gemotiveerd weersproken. Omdat er geen aanmaningsbrieven in het geding zijn gebracht, gaat de kantonrechter er dan ook vanuit dat aanmaning achterwege is gebleven.
9. Genoemde periode van 7 maanden correspondeert met een bedrag van (7 x € 652,73 =) € 4.569,11. Kiwi c.s. zullen (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
10. Omdat in de maanden oktober en november 2014, zo staat als onweersproken vast, wel aan de verplichting uit hoofde van het beslag is voldaan en partijen het erover eens zijn dat het dienstverband tussen Kiwi c.s. en[naam] per 1 december 2014 is geëindigd, komt de vordering tot betaling van het maandbedrag vanaf oktober 2014 niet voor toewijzing in aanmerking.
11. Gezien de uitkomst van de procedure zullen de proceskosten aldus worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.