ECLI:NL:RBNNE:2015:1378

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
349199 CV EXPL 14-14866
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriaal beslag onder werkgever en aansprakelijkheid voor alimentatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en de vennootschap onder firma Kiwi Mediaproducties, evenals haar vennoten. LBIO vorderde betaling van een achterstallige alimentatie van een werknemer van Kiwi Mediaproducties, die zijn verplichtingen niet was nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst bestond tussen Kiwi Mediaproducties en de werknemer van LBIO, en dat er executoriaal beslag was gelegd op het loon van deze werknemer. De rechtbank oordeelde dat Kiwi Mediaproducties aansprakelijk was voor de alimentatieverplichtingen, maar dat het onaanvaardbaar was om hen voor meer dan zeven maandtermijnen aansprakelijk te houden. De rechtbank heeft geoordeeld dat Kiwi Mediaproducties hoofdelijk moest betalen voor een bedrag van € 4.569,11, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten gecompenseerd moesten worden, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij het inhouden van alimentatiebetalingen en de redelijkheid en billijkheid in de aansprakelijkheid voor achterstallige betalingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 3491959 CV EXPL 14-14866
Vonnis d.d. 4 maart 2015
inzake
het rechtspersoonlijkheid bezittende Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen,
zetelend te Rotterdam,
eiseres, hierna LBIO te noemen,
gemachtigde E.G.J. Jorritsma, gerechtsdeurwaarder te Amsterdam,
tegen
de vennootschap onder firma Kiwi Mediaproducties,
gevestigd en kantoorhoudende te 9821 PV Oldekerk aan de Bennemaheerd 4,
alsmede haar vennoten:
[gedaagde sub 2],
wonende te [adres];
[gedaagde sub 3],
wonende te [adres],
gedaagden, hierna gezamenlijk Kiwi c.s. te noemen,
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in persoon en mede namens Kiwi Mediaproducties procederend.

PROCESGANG

De bij vonnis van 22 oktober 2014 gelaste comparitie heeft plaatsgevonden op 18 december 2014. Verschenen zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] alsmede[deurwaarder] (werkzaam bij gerechtsdeurwaarderskantoor Marloes Levelink Gerechtsdeurwaarder te Emmen) als gemachtigde van LBIO. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de comparitie aan de orde is gekomen.
Het vonnis is (nader) bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten
1. Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.1.
Tussen Kiwi Mediaproducties en [naam] (bij partijen genoegzaam bekend en hierna[naam] te noemen) heeft van 25 juli 2012 tot 1 december 2014 een arbeidsovereenkomst bestaan.
1.2.
[naam] is gehuwd geweest, uit welk huwelijk kinderen zijn geboren. Nadat het huwelijk was ontbonden, is op [naam] een alimentatieverplichting gaan rusten. LBIO verzorgt de inning van de alimentatie.
1.3.
Omdat [naam] zijn alimentatieverplichting niet (correct) is nagekomen, heeft LBIO via het gerechtsdeurwaarderskantoor BoitenLuhrs (hierna BoitenLuhrs te noemen) bij exploot van 24 mei 2013 executoriaal derdenbeslag doen leggen onder Kiwi Mediaproducties als werkgever van [naam].
1.4.
BoitenLuhrs heeft Kiwi Mediaproducties er op 4 juli 2013 op gewezen dat zij het formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv nog niet had ontvangen en dat Kiwi Mediaproducties verplicht was om alle gelden boven de beslagvrije voet (met terugwerkende kracht) vanaf 24 mei 2013 aan BoitenLuhrs over te maken. Op 18 juli 2013 heeft BoitenLuhrs Kiwi Mediaproducties opnieuw op haar betalingsverplichting gewezen. Op 3 september 2013 heeft BoitenLuhrs een schrijven met dezelfde inhoud als die van 4 juli 2013 aan Kiwi Mediaproducties toegezonden. Kiwi c.s. hebben bedoeld formulier op 13 september 2013 ingevuld en aan BoitenLuhrs geretourneerd.
1.5.
BoitenLuhrs heeft op 17 september 2013 de ontvangst van dat formulier aan Kiwi Mediaproducties bevestigd en aangegeven dat zij de vordering zou indienen bij de deurwaarder die als eerste beslag heeft gelegd.
1.6.
Bedoelde eerste beslagleggende deurwaarder was Tijhuis & Partners en tussen dat beslag en het door BoitenLuhrs gelegde beslag had gerechtsdeurwaarderskantoor LAVG eveneens beslag gelegd.
1.7.
Op 22 oktober 2013 heeft BoitenLuhrs bij Tijhuis & Partners geïnformeerd naar de stand van zaken omtrent het beslag en gevraagd om - indien mogelijk - een tussentijdse afrekening. Omdat Tijhuis & Partners daar niet op reageerde, heeft BoitenLuhrs dit verzoek op 12 november 2013 herhaald. Hetzelfde is gebeurd op 30 december 2013, 23 januari 2014 en 10 april 2014.
1.8.
Omdat voor wat betreft de onderhavige kwestie inhouding op het loon van [naam] en afdracht aan Tijhuis & Partners c.q. BoitenLuhrs uitbleef, heeft BoitenLuhrs Kiwi c.s. op 15 september 2014 ingevolge artikel 477a lid 4 Rv aansprakelijk gesteld voor de schuld groot € 10.443,68 (de periode juni 2013 tot en met september 2014 (16 maanden) à € 652,73 per maand).
De vordering
2. LBIO vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Kiwi c.s. (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van € 10.443,66 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2014 alsmede tot betaling van een bedrag van € 652,73 (per maand) vanaf oktober 2014 totdat het dienstverband eindigt ofwel totdat LBIO en [naam] over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben, een en ander met veroordeling van Kiwi c.s. in de proceskosten.
Het standpunt van LBIO
3. Omdat Kiwi c.s. niet hebben gezorgd voor afdracht van het deel van het loon aan Tijhuis & Partners boven de beslagvrije voet, vordert zij op de voet van artikel 479e Rv nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van het beslag. Zij neemt aan dat Kiwi c.s. door Tijhuis & Partners zullen zijn aangemaand tot betaling. Doordat Kiwi c.s. het formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv zelf hebben ingevuld, wisten zij wat de beslagvrije voet was en wat zij maandelijks aan Tijhuis & Partners moesten afdragen.
Het standpunt van Kiwi c.s.
4. Vanaf oktober 2014 voldoen zij aan hun betalingsverplichting. Daarvoor heeft geen afdracht uit hoofde van het beslag plaatsgevonden. De reden daarvoor is dat zij over de beslagvrije voet contact hebben gehad met een medewerker van Tijhuis & Partners en dat die persoon hen heeft gezegd dat zij niets hoefden te doen. Verder hebben zij tussen 17 september 2013 en 15 september 2014 geen brieven over deze kwestie ontvangen van BoitenLuhrs en/of Tijhuis & Partners.
De beoordeling
5. Op grond van het beslagexploot en de bij de vaststaande feiten genoemde brieven van 4 juli 2013, 18 juli 2013 en 3 september 2013 was het voor Kiwi c.s. duidelijk dat de inhouding op het loon (met terugwerkende kracht) vanaf 24 mei 2013 moest plaatsvinden.
6. Verder staat vast dat Kiwi c.s. voor het onderhavige beslag het formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv op 3 september 2013 hebben ingevuld. Daarin hebben zij zelf becijferd dat een bedrag van € 718,39 onder het beslag valt. Ook hebben Kiwi c.s. daarin aangegeven dat Tijhuis & Partners de eerste deurwaarder was die beslag had gelegd. Kiwi c.s. hebben dit formulier vervolgens verzonden aan BoitenLuhrs, waarna BoitenLuhrs de ontvangst daarvan bij brief van 17 september 2013 aan Kiwi c.s. hebben bevestigd. In die bevestiging staat dat BoitenLuhrs het op dat moment verschuldigde bedrag - via de eerstbeslagleggende deurwaarder - tegemoet ziet middels inhoudingen op de inkomsten van [naam]. Kiwi c.s. wisten, althans konden dus weten dat zij (met terugwerkende kracht) vanaf 24 mei 2013 € 718,39 per maand moesten afdragen aan Tijhuis & Partners. Tijhuis & Partners diende dit bedrag te verdelen over de verschillende schuldeisers.
7. Kiwi c.s. stellen dat zij contact hebben gehad met een medewerker van Tijhuis & Partners en dat die persoon hen heeft gezegd dat zij niets hoefden te doen. Uit de stellingen van LBIO vloeit voort dat zij dit verweer betwist. Het lag daarom op de weg van Kiwi c.s. om dit verweer nader te onderbouwen maar dat hebben zij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gedaan. Aan dit verweer zal daaraan voorbij worden gegaan.
8. Niettemin ligt de vordering niet voor volledige toewijzing gereed. Met betrekking tot de hoogte van het toe te wijzen bedrag wordt allereerst overwogen dat Kiwi c.s. zelf (veel te) lang hebben gewacht met het indienen van de verklaring waardoor er op het moment van indienen al sprake was van een achterstand van 4 maanden. Die omstandigheid komt voor hun rekening en risico. Maar vervolgens heeft LBIO een jaar gewacht en heeft zij Kiwi c.s. pas bij brief van 15 september 2014 aansprakelijk gesteld voor de betalingsachterstand. Het had naar het oordeel van de kantonrechter in de rede gelegen om Kiwi c.s. - teneinde hun nadeel te beperken - daar veel eerder voor aan te spreken. Een termijn van maximaal 3 maanden (vanaf september 2013) was naar het oordeel van de kantonrechter redelijk geweest. De kantonrechter acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook onaanvaardbaar om Kiwi c.s. (zelf) aansprakelijk te houden voor betaling van meer dan 7 maandtermijnen (eerdergenoemde 4 maanden die sowieso voor rekening van Kiwi c.s. komen en laatstgenoemde 3 maanden). Dit klemt temeer nu op de comparitie namens LBIO weliswaar is aangevoerd dat “Tijhuis & Partners Kiwi c.s. (na 17 september 2013) wel zullen hebben aangemaand”, maar los van de omstandigheid dat dit te vaag is om daarvan uit te kunnen gaan, hebben Kiwi c.s. dit gemotiveerd weersproken. Omdat er geen aanmaningsbrieven in het geding zijn gebracht, gaat de kantonrechter er dan ook vanuit dat aanmaning achterwege is gebleven.
9. Genoemde periode van 7 maanden correspondeert met een bedrag van (7 x € 652,73 =) € 4.569,11. Kiwi c.s. zullen (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
10. Omdat in de maanden oktober en november 2014, zo staat als onweersproken vast, wel aan de verplichting uit hoofde van het beslag is voldaan en partijen het erover eens zijn dat het dienstverband tussen Kiwi c.s. en[naam] per 1 december 2014 is geëindigd, komt de vordering tot betaling van het maandbedrag vanaf oktober 2014 niet voor toewijzing in aanmerking.
11. Gezien de uitkomst van de procedure zullen de proceskosten aldus worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt Kiwi c.s. hoofdelijk, des dat de één betalende de anderen zullen zijn bevrijd, om tegen kwijting aan LBIO te betalen € 4.569,11 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2014 tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van den Noort, kantonrechter, en op 4 maart 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: MH