ECLI:NL:RBNNE:2015:1238

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
18.920222-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door middel van braak en winkeldiefstal met ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van twee feiten: poging tot diefstal door middel van braak en winkeldiefstal. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van een poging tot inbraak in een woning op 17 oktober 2014 in [pleegplaats 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het raam van de woning had geforceerd, maar dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet was voltooid. De rechtbank sprak de verdachte vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking met een medeverdachte.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van winkeldiefstal op 30 augustus 2014 in [pleegplaats 2], waar hij een T-shirt had gestolen. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had eerder soortgelijke misdrijven gepleegd, wat leidde tot de beslissing om de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank weigerde het alternatief van een voorwaardelijke gevangenisstraf met klinische opname, omdat eerdere opnames niet effectief waren gebleken. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een stevig kader voor de verdachte om aan zijn problemen te werken en de veiligheid van personen en goederen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/920222-14
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 januari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende te [verblijfplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 16 januari 2015
Verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2014 te [pleegplaats 1], althans in de gemeente Midden-Drenthe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan/nabij de [straat 1] weg te nemen enig goed van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een raam van die woning heeft geforceerd/vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 augustus 2014, te [pleegplaats 2], (althans) in de gemeente Franeker, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een winkel) heeft weggenomen een T-shirt, althans (een) kleding(stuk), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
(feit uit gevoegde zaak met parketnummer 18-720206-14)
art 310 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
- oplegging van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders;

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- de aangifte van [slachtoffer] [1] d.d. 19 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op maandag 22 september 2014 zijn mijn man en ik op vakantie gegaan. Op 19 oktober 2014 waren wij weer thuis in [pleegplaats 1]. Mijn man en ik zagen dat een raampje aan de rechterzijde van ons huis kapot was gemaakt. Wij zagen dat het uitzetijzer vernield was en dat het kozijn en de onderzijde van het raam beschadigd waren. Op het kozijn en het raam zijn rode plekken te zien bij de beschadigingen. Er zijn geen goederen weggenomen.
- de verklaring van [verdachte] [2] d.d. 18 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
[persoon 1] is vanaf [plaats 1] naar [plaats 2] gereden, dan kom je ook door [pleegplaats 1]. We zijn daar ergens even gestopt.
- de verklaring van [persoon 1] [3] d.d. 18 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
[verdachte] zat bij mij in de auto. Ik heb hem afgezet op een verlaten weg bij een leegstaand huis. [verdachte] vroeg mij hem over 10 minuten weer op te halen. Ik ben toen weggereden en [verdachte] belde mij later weer op of ik hem kon halen. Ik ben toen teruggereden en heb hem opgehaald. Ik ben natuurlijk niet dom, ik wist wel dat [verdachte] niet ging koffie drinken bij zijn oma. Ik had wel een idee wat hij daar ging doen, maar ik wil daar niet bij betrokken raken. Ik heb hem afgezet in een bocht bij een fietspad. Ik ben toen weggereden en ben even verderop bij een brug stil gaan staan. Daar hebben mensen mij ook wel gezien, ik heb namelijk twee keer dezelfde hardlopers gezien. Het was een bewoonde woning, maar ik weet niet of de mensen thuis waren. [verdachte] gereedschap lag in mijn auto. [verdachte] had een plastic tas onder zijn jas. Ik vermoed dat hier een koevoet in heeft gezeten. Ik zag ook dat hij handschoenen uit zijn jaszakken had steken. Zowel de koevoet als de handschoenen gooide [verdachte] onder de bijrijdersstoel.
- de verklaring van [getuige 1] [4] d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik was vandaag, vrijdag 17 oktober 2014 omstreeks 19.00 uur, samen met mijn vader [getuige 2] getuige van een verdachte situatie. Vlakbij onze woning aan de [straat 1] te [pleegplaats 1], stond een personenauto wat raar geparkeerd. Hij stond geparkeerd aan de overzijde van onze woning aan het [straat 2] met de voorkant richting de [straat 1]. In de personenauto, merk Renault Twingo, zat een manspersoon. Deze had een pet op en had een wat slungelachtig postuur. Een kwartier later stond de personenauto op een andere plek. Deze plek was nabij onze woning aan het [straat 2] weer met de voorzijde richting de [straat 1]. Ik heb het kenteken van een paarse/blauwe Renault Twingo, [kenteken], doorgegeven.
- de verklaring van [getuige 3] [5] d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Omstreeks 18.45 uur wilde ik met de honden gaan wandelen. Mijn moeder en ik zijn de voordeur uitgegaan en liepen de oprit op richting de weg. Ik zag een Renault Twingo, paars/rood/blauwig, met 2 mensen erin. Ik kreeg hier een raar gevoel bij, maar ik weet niet waarom. Ik zag dat een persoon uitstapte uit de Twingo, het betrof de passagier. De auto is toen meteen weggereden. Ik zag dat hij door de sloot ging, die aan de linkerzijde van het huis is. Ik zag dat hij een tas in de sloot gooide. Ik zag dat hij een andere tas met het logo van de Aldi, tegen de bosjes aan legde, die bij het huis staan. Ik zag dat deze persoon daar even bleef staan en ik zag hem mijn kant op kijken. Ik weet zeker dat hij mij gezien heeft. Ik heb me toen uit het zicht teruggetrokken. Ik ben doorgelopen voor het huis langs en ik heb de persoon gedag gezegd. Ik zag een blanke man van ongeveer 1.80 m. slank postuur, donkere broek, donkere jas, donkere haren, witte smartphone in zijn linkerhand. Volgens mij was het een Samsung. Ik ben toen verder gelopen en heb de politie gebeld. Ter hoogte van het huis hoorden we iets van een steen kapot vallen. Ik zag dat deze persoon omstreeks 19.07 uur weer door dezelfde Twingo werd opgehaald. De auto reed richting [getuige 3].
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [6] d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
We zagen de ambtshalve bekende [persoon 1] achter het stuur en op de bijrijdersstoel zat de ambtshalve bekende [verdachte]. [verdachte] had een zwarte jas aan en een blauwe broek. [persoon 1] had een grijze sweater aan, een zwarte trainingsbroek, lichte sokken, slippers en een zwarte pet op zijn hoofd. Tijdens het wachten heb ik ,[verbalisant 2], gevraagd aan [persoon 1] of hij verboden goederen in zijn auto had liggen. [persoon 1] antwoorde ontkennend en ik hoorde hem zeggen dat ik wel in zijn voertuig mocht kijken. Ik, [verbalisant 2] zag onder de bijrijdersstoel een setje handschoenen liggen. Onder de bestuurdersstoel trof ik een rood gekleurd breekijzer aan.
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [7] d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Halverwege de rechter zijgevel zagen wij een stenen Grieks-achtige pilaar waar een plant in een bijbehorende pot op heeft gestaan. Deze pot met plant zagen wij op zijn kop op de grond naast de pilaar liggen. Boven deze pilaar in de gevel, zit een raampje van 50x30 cm. Wij zagen dat dit raampje aangeleund stond en dat het uitzetmechanisme kapot was. Ook zagen wij dat met, vermoedelijk een koevoet, beschadigingen waren gemaakt aan de onderzijde van het raam aan het kozijn. De moet bedraagt 3 a 4 cm.
- het proces-verbaal van vergelijkend werktuigsporenonderzoek van [verbalisant 5] [8] d.d. 27 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Het afgevormde indrukspoor 1 is zeer waarschijnlijk veroorzaakt met breekijzer A. Indrukspoor 1 is een afvorming van een werktuigspoor, veiliggesteld tijdens het sporenonderzoek. Breekijzer A is een breekijzer, merk Gamma, kleur rood en gewaarmerkt met SIN AAHC1408NL.
- een kennisgeving van inbeslagname d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op 17 oktober 2014 werd een breekijzer, kleur rood, aangetroffen onder de bestuurdersstoel in de auto van een van de verdachten en inbeslaggenomen ter waarheidsvinding. Op 17 oktober 2014 werd een handschoen aangetroffen onder de bijrijdersstoel in de auto van een van de verdachten en inbeslaggenomen ter waarheidsvinding.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Op 17 oktober 2014 rijden [verdachte] en [persoon 1] in [pleegplaats 1]. [verdachte] vraagt aan [persoon 1] te stoppen bij een woning en hij stapt uit de auto. [persoon 1] rijdt verder en parkeert zijn auto verderop bij de brug. [verdachte] heeft een plastic zak bij zich en loopt naar het huis aan de [straat 1]. Hij breekt het raam aan de rechterzijde met behulp van een koevoet open. Als het raam open is, ziet [verdachte] dat hij door het raam in een loze ruimte terechtkomt en besluit om weg te gaan. [verdachte] belt vervolgens met [persoon 1] en [persoon 1] haalt [verdachte] op nabij de woning. [verdachte] gooit een koevoet en handschoenen onder de voorstoelen van de auto en samen rijden zij verder in de richting van [plaats 4].
Het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario, dat verdachte niet heeft geprobeerd om in te breken in de woning, maar uit de auto is gestapt om te gaan plassen, wordt niet ondersteund door de getuigenverklaringen, noch door de verklaring van de medeverdachte en is ook anderszins niet aannemelijk geworden. Bovendien is de verklaring van [verdachte] over de gereden route en bestemming niet consistent en onlogisch. In eerste instantie verklaart hij onderweg te zijn van [plaats 1] naar [plaats 3]. Het is niet logisch om dan te rijden via [pleegplaats 1]. Later verklaart hij dat [persoon 1] onderweg was naar [plaats 2], via [pleegplaats 1]. De verdachten zijn echter in [plaats 4] staande gehouden, dat is niet in de richting van [plaats 2], maar in tegenovergestelde richting.
Door de verdediging is aangevoerd dat niet is vast te stellen wanneer de braaksporen zijn veroorzaakt. Daarmee zou onduidelijk blijven, wanneer de poging tot inbraak heeft plaatsgevonden. Onder het kapotte raam is door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een bloempot op de kop op de grond aangetroffen. Deze bevinding past bij de verklaring van [getuige 3]. Zij verklaart dat zij iets van een steen kapot hoort vallen, op het moment dat verdachte [verdachte] bij de woning is. Daarmee staat voor de rechtbank voldoende vast dat de poging inbraak op 17 oktober 2014 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van medeplegen, zoals is tenlastegelegd en door de officier van justitie bewezen geacht. Verdachte dient van het medeplegen te worden vrijgesproken. De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking, gericht op het plegen van een inbraak. [persoon 1] heeft verdachte in [pleegplaats 1] uit de auto laten stappen, zijn auto verderop geparkeerd en [verdachte] vervolgens, na een telefoontje, weer opgehaald. [persoon 1] verklaart een vermoeden te hebben dat [verdachte] iets zal gaan doen dat niet klopt, maar weet pas op het moment dat hij het breekijzer ziet, wat er mogelijk is gebeurd. [persoon 1] heeft geen uitvoeringshandelingen gepleegd en uit het dossier blijkt onvoldoende dat zijn aandeel van voldoende gewicht is.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging diefstal door middel van braak, gepleegd op 17 oktober 2014.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank onder 2 bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsmiddelen.
- de aangifte van [persoon 2] namens [winkel] d.d. 30 augustus 2014 [9]
- de verklaring van [verdachte] d.d. 31 augustus 2014 [10]
- verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 16 januari 2015 dat hij het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, gepleegd op 30 augustus 2014.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 oktober 2014 te [pleegplaats 1], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [straat 1] weg te nemen enig goed van zijn gading, geheel toebehorende aan [slachtoffer] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen, door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een raam van de woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 30 augustus 2014, te [pleegplaats 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel heeft weggenomen een T-shirt, geheel toebehorende aan [winkel],
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:
1.
Poging diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 310 jo. 311 ahf/sub 5 jo. 45 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Motivering maatregel

De rechtbank neemt bij het opleggen van na te noemen maatregel in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister, d.d. 17 december 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de eis van de officier van justitie die vordert dat de rechtbank de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal opleggen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit geen ISD-maatregel op te leggen. Zij acht het opleggen van de maatregel niet aangewezen, aangezien er een alternatieve strafmodaliteit voorhanden is. Het alternatief is een voorwaardelijke gevangenisstraf, met daarbij als bijzondere voorwaarde een klinische opname in de [kliniek]. De ISD-maatregel is een ultimum remedium en in deze zaak staat nog een mogelijkheid open.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de rapporten en adviezen van de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 20 oktober 2014, 23 oktober 2014 en 2 december 2014. Uit de inhoud van deze stukken en de overige gedingstukken blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Aan het genoemde alternatief van de verdediging tot een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde een klinische opname gaat de rechtbank voorbij. In het verleden is een klinische opname als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf niet afdoende gebleken. Verdachte is tijdens en kort na de opname gerecidiveerd. Uit het advies van de VNN en hetgeen door de deskundige ter zitting is aangedragen acht de rechtbank het van belang dat binnen een steviger kader dan een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf, verdachte de mogelijkheid krijgt om te werken aan zijn problemen. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen, het opleggen van de ISD-maatregel eist. Met het oog op beëindiging van de recidive van verdachte, alsmede om hem alle kansen te geven om aan de oplossing van zijn problematiek te werken is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen.
Ter terechtzitting heeft de deskundige van de VNN aangegeven dat indien de ISD-maatregel wordt opgelegd, op korte termijn een klinische opname kan volgen in de [kliniek], als onderdeel van het behandelplan. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven gemotiveerd te zijn voor een klinische opname in de [kliniek], echter niet in de vorm van een ISD-maatregel. De rechtbank acht het advies van de deskundige, in tegenstelling tot de verdediging, voldoende concreet. De rechtbank ziet daarnaast geen aanleiding voor een tussentijdse beoordeling van de maatregel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 38m, 38n, 38o, 38s, 43a, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde onder 1 en 2, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter,
en mr. E. Läkamp en mr. J.J. Schoemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lübbers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 30 januari 2015,

Voetnoten

1.Pag. 35 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, district Zuidwest, basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, met procesverbaalnummer PL0100-2014119577-1;
2.Pag. 119 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, district Zuidwest, basiseenheid Meppel/Westerveld/De Wolden, met proces-verbaalnummer PL0100-2014119577-21;
3.Pag 109 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, district Zuidwest, basiseenheid Meppel/Westerveld/De Wolden, met proces-verbaalnummer PL0100-2014119577-18;
4.Pag 73 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, district Noord, basiseenheid Assen, met proces-verbaalnummer PL0100-2014119577-10;
5.Pag. 76 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, district Zuidwest, basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, met proces-verbaalnummer Pl0100-2014119577-31;
6.Pag. 37 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, district Noord, basiseenheid Assen, met proces-verbaalnummer PL0100-2014119577-14;
7.Pag. 43 van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, divisie Oost Drenthe, afdeling bedrijfsondersteuning, met proces-verbaalnummer PL0100-2014119577-8;
8.Pag 54 e.v. van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, divisie recherche ondersteuning, forensische opsporing werktuigsporen, met proces-verbaalnummer 2014119577-34;
9.Pag 28 van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, team Wad en Land, met proces-verbaalnummer PL02HH-2014095475-1;
10.Pag 51 van het proces-verbaal van de politie Noord-Nederland, team Wad en Land, met proces-verbaalnummer PL02HH 2014095475-19;