RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
parketnummers 18/820269-14 en 18/830019-15 (ter terechtzitting gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende[verblijfplaats 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 februari 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.B. Spoelstra, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. T.H. Pitstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is (na wijziging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering) ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/820269-14
hij op of omstreeks 30 april 2013 te[pleegplaats 1], gemeente Tynaarlo, althans [pleegplaats 1] in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in een recreatiewoning gelegen aldaar aan de [adres 1], immers is verdachte via een (toilet)raampje in de woning naar binnen geklommen en/of heeft verdachte (vervolgens) toen aldaar opzettelijk met een aansteker gordijnen en/of een slaapbank en/of een bed in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met gordijnen en/of een slaapbank en/of een
bed, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een zich in de directe nabijheid bevindende andere recreatiewoning en/of een schutting, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die nabij gelegen recreatiewoning bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
hij in of omstreeks de periode van 7 maart 2013 tot 4 augustus 2014, te [pleegplaats 2], gemeente Tynaarlo althans [pleegplaats 2], en/of te[pleegplaats 2], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een persoon, genaamd, [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen, immers heeft verdachte aan die [slachtoffer] (telkens) e-mailberichten en/of facebookberichten verzonden (soms 70 per dag) met ondermeer als inhoud (zakelijk weergegeven): dat hij haar weer terug wil en/of dat hij haar hulp nodig heeft en/of dat hij
haar mist en/of van haar houdt en/of dat hij een afspraak met haar wil maken en/of dat ze een hoer is en/of dat hij haar kapot wil maken en weet waar ze woont en/of dat hij haar dood gaat maken en de kop afhakken, althans woorden van gelijke dreigende en beledigende aard en/of
-heeft verdachte een facebookaccount aangemaakt op naam van die [slachtoffer] waarop hij beledigende teksten (ondermeer dat zij zou hebben gezien dat [naam 1] meisjes zou hebben begraven in de tuin en/of dat ze werkzaam is bij een seksclub) over die [slachtoffer] heeft gezet;
hij in of omstreeks de periode van 7 maart 2013 tot en met 30 april 2013 en/of op of omstreeks 22 oktober 2013 te [pleegplaats 2], gemeente Tynaarlo althans [pleegplaats 2] en/of te [pleegplaats 2], in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] via facebook dreigend de woorden toegevoegd:" ik krijg jou nog wel" en/of "je doet mij pijn om niks, nu ga ik jou ook pijn teruggeven" en/of "ik maak je dood" en/of "ik hak je kop eraf" en/of "je leven is echt over", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 15 juni 2014 te [pleegplaats 3], opzettelijk brand heeft gesticht in een appartementencomplex gelegen aldaar aan de [adres 2], immers heeft verdachte met een aansteker houten platen van een kast (deel uitmakende van een schacht) die zich bevond op de tweede verdieping van het trappenhuis in brand gestoken, in elk geval open vuur in
aanraking gebracht met houten platen deel uitmakende van een kast, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voornoemde kast en/of een houten schacht geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de zich in het appartementencomplex bevindende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woningen bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
hij op of omstreeks 26 juni 2009 te [pleegplaats 4] opzettelijk brand heeft gesticht in een aldaar aan/nabij de [adres 3] geplaatste caravan, immers is verdachte in de caravan naar binnen gegaan en/of heeft verdachte (vervolgens) toen aldaar opzettelijk met een aansteker een hoeveelheid kleding in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met kleding, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde caravan geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een zich in de directe nabijheid van voormelde caravan bevindende loods, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
parketnummer 18/830019-15
hij op of omstreeks 19 november 2014 te[pleegplaats 5], gemeente Noordenveld, (in een cel, deel uitmakende van [afdeling], van de [verblijfplaats 1]) aldaar) opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een bed en/of matras en/of dekbed en/of kussen en/of gordijn, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voornoemd bed en/of matras en/of dekbed en/of kussen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een of meer andere zich daar op [afdeling] gesitueerde cellen in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar voor zich in die cellen bevindende personen en/of het aldaar
aanwezige personeel, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die cellen bevindende personen en/of het aldaar aanwezige personeel, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 18/820269-14 (1, 2, 3, 4 en 5) en parketnummer 18/830019-15 (met uitzondering van het in brand steken van een gordijn) ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, telkens zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 van parketnummer 18/820269-14 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 16 mei 2013, opgenomen op pagina 273 e.v. van dossier nummer 2014125680, d.d. 27 november 2014, inhoudende de verklaring van [aangever];
- een proces-verbaal van onderzoek brandstichting d.d. 11 juni 2013, opgenomen op pagina 578 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 2 van parketnummer 18/820269-14 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2014, opgenomen op pagina 302 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
- een proces-verbaal van ontvangst klacht d.d. 7 april 2014, opgenomen op pagina 392 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 3 van parketnummer 18/820269-14 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 1 mei 2013, opgenomen op pagina 288 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 april 2014, opgenomen op pagina 297 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
Ten aanzien van het onder 4 van parketnummer 18/820269-14 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 augustus 2014, opgenomen op pagina 275 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon], namens de VNN;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2014, opgenomen op pagina 279 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon], namens [woningstichting];
- een proces-verbaal van onderzoek brandstichting d.d. 22 juli 2014, opgenomen op pagina 595 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten.
Ten aanzien van het onder 5 van parketnummer 18/820269-14 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 augustus 2009, opgenomen op pagina 281 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon], namens [stichting];
- een proces-verbaal van onderzoek brand d.d. 10 oktober 2014, opgenomen op pagina 605 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/830019-15 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 26 november 2014, opgenomen op pagina 3 e.v. van dossier nummer PL0100-2014156077, d.d. 21 januari 2015, inhoudende de verklaring van [persoon], namens de [verblijfplaats 1];
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2014, opgenomen op pagina 13 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen het onder parketnummer 18/820269-14 (1, 2, 3, 4 en 5) en parketnummer 18/830019-15 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/820269-14
hij op 30 april 2013 te [pleegplaats 1], gemeente Tynaarlo, opzettelijk brand heeft gesticht in een recreatiewoning gelegen aan de [adres 1], immers is verdachte via een toiletraampje in de woning naar binnen geklommen en heeft verdachte vervolgens toen aldaar opzettelijk met een aansteker gordijnen en een slaapbank en een bed in brand gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde woning geheel is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een zich in de directe nabijheid bevindende andere recreatiewoning en een schutting, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die nabij gelegen recreatiewoning bevindende personen te duchten was;
hij in de periode van 7 maart 2013 tot 4 augustus 2014 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een persoon, genaamd,[slachtoffer], met het oogmerk die[slachtoffer] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers:
- heeft verdachte aan die[slachtoffer] telkens e-mailberichten en/of facebookberichten verzonden (soms 70 per dag) met onder meer als inhoud (zakelijk weergegeven): dat hij haar weer terug wil en dat hij haar hulp nodig heeft en dat hij haar mist en van haar houdt en dat hij een afspraak met haar wil maken en dat ze een hoer is en dat hij haar kapot wil maken en weet waar ze woont en dat hij haar dood gaat maken en de kop afhakken; en
- heeft verdachte een facebookaccount aangemaakt op naam van die [slachtoffer] waarop hij beledigende teksten (onder meer dat zij zou hebben gezien dat [naam 1] meisjes zou hebben begraven in de tuin en dat ze werkzaam is bij een seksclub) over die [slachtoffer] heeft gezet;
hij in de periode van 7 maart 2013 tot en met 30 april 2013 en op 22 oktober 2013 in Nederland[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] via facebook dreigend de woorden toegevoegd: "ik krijg jou nog wel" en "je doet mij pijn om niks, nu ga ik jou ook pijn teruggeven" en "ik maak je dood" en "ik hak je kop eraf" en "je leven is echt over";
hij op 15 juni 2014 te [pleegplaats 3] opzettelijk brand heeft gesticht in een appartementencomplex gelegen aldaar aan de [adres 2], immers heeft verdachte met een aansteker houten platen van een kast (deel uitmakende van een schacht) die zich bevond op de tweede verdieping van het trappenhuis in brand gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde kast en houten schacht geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor de zich in het appartementencomplex bevindende woningen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woningen bevindende personen te duchten was;
hij op 26 juni 2009 te [pleegplaats 4] opzettelijk brand heeft gesticht in een aldaar aan/nabij de [adres 3] geplaatste caravan, immers is verdachte in de caravan naar binnen gegaan en heeft verdachte vervolgens toen aldaar opzettelijk met een aansteker een hoeveelheid kleding in brand gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde caravan geheel is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een zich in de directe nabijheid van voormelde caravan bevindende loods te duchten was;
parketnummer 18/830019-15
hij op 19 november 2014 te [plaats], gemeente Noordenveld, in een cel, deel uitmakende van [afdeling], van de [verblijfplaats 1], aldaar opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een bed en matras en dekbed en kussen ten gevolge waarvan voornoemd bed en matras en dekbed en kussen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor een of meer andere zich daar op [afdeling] gesitueerde cellen en levensgevaar voor zich in die cellen bevindende personen en het aldaar aanwezige personeel en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die cellen bevindende personen en het aldaar aanwezige personeel te duchten was.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer: 18/820269-14
1. Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
3.Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
4. Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
5. Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
in de zaak met parketnummer: 18/830019-15
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrische rapport d.d. 16 januari 2015, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater, en het psychologische rapport d.d. 15 januari 2015, opgemaakt door drs. H.A. Feringa, klinisch psycholoog.
Het psychiatrische rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten alcoholafhankelijkheid en cannabisafhankelijkheid in remissie. Daarnaast is er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens namelijk een gemengde persoonlijkheidsstoornis met schizoïde, schizotypische en antisociale trekken. Er is op structureel niveau sprake van een psychotische kern die tot uiting komt in psychotisch functioneren in stressvolle omstandigheden of onder invloed van middelen. De psychotische kern komt onder andere tot uiting in zijn vernietigingsangsten en wensen, naast symptomen van paranoïde en tijdelijke auditieve en visuele hallucinaties. Mogelijk is er sprake van een autisme spectrum stoornis.
Het psychologische rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
Er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens. Naast
middelenafhankelijkheid wordt differentiaal diagnostisch gesproken van een schizotypische persoonlijkheidsstoomis en aan autisme verwante problematiek. Op structureel niveau is er sprake van een psychotische persoonlijkheidsorganisatie die onder stress en onder invloed van middelen tot uiting komt in een psychotisch functioneren. Achterdocht, auditieve en visuele hallucinaties, desorganisatie in denken en handelen en betrekkingsideeën doen zich hierbij voor. Er kunnen sterke gevoelens van verwarring aanwezig zijn.
Beide deskundigen concluderen dat verdachte op grond van het vorenstaande voor de hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen, als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
De rechtbank verenigt zich met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Oplegging van straf en maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder parketnummer
18/820269-14 (1, 2, 3, 4 en 5) en parketnummer 18/830019-15 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling heeft de raadsman verzocht om heropening van het onderzoek en aanhouding van de behandeling van de zaak voor onderzoek naar de mogelijkheden van een maatregel met voorwaarden, in plaats van met dwangverpleging.
De raadsman van verdachte heeft voorts gepleit voor matiging van de strafeis gelet op het belang van een spoedige aanvang van de behandeling van verdachte.
Motivering van de straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder vier brandstichtingen. Verdachte heeft met de brandstichtingen zeer gevaarlijke situaties gecreëerd, voor zowel goederen als, in drie van de gevallen, personen. Eén van de brandstichtingen heeft verdachte gepleegd in de woning van zijn ex-vriendin, welke woning samen met al haar persoonlijke bezittingen in vlammen is opgegaan. Brandstichting is een ernstig strafbaar feit dat naast materiële schade en gevaarzetting grote gevoelens van onrust en onveiligheid kan veroorzaken bij de direct omwonenden.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende bijna anderhalf jaar schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin. Met de belaging heeft verdachte herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring die namens haar ter terechtzitting is voorgelezen waren de doodsbedreigingen voor het slachtoffer extra indringend nu ze afkomstig waren van iemand die ook al haar huis in brand had gestoken. De feiten hebben een enorme negatieve impact op het leven van het slachtoffer gehad.
De rechtbank heeft gelet op de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 30 december 2014 niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de straf in aanmerking de conclusies van voormelde psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages, dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank zal gelet hierop en vanwege het karakter van de hierna te noemen aan verdachte op te leggen maatregel, een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan is gevorderd door de officier van justitie.
Motivering van de maatregel
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen.
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op de adviezen van voornoemde gedragsdeskundigen dr. T.W.D.P. van Os en drs. H.A. Feringa.
Het advies van dr. T.W.D.P. van Os houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Een behandeling en waarschijnlijk levenslange begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling van soortgelijke, hier ten laste gelegde, feiten binnen aanvaardbare grenzen te krijgen en te houden. Dat onderzochte in detentie opnieuw heeft brand gesticht is zorgelijk. Eveneens is het zorgelijk dat hij de drang blijft voelen - bij afwezigheid van het gebruik van middelen - om opnieuw brand te stichten. Onderzoeker adviseert dan ook een klinische behandeling met een hoog beveiligingsniveau met voldoende kennis en ervaring bij het behandelen van zowel zijn persoonlijkheidsproblematiek als zijn verslavingsproblematiek. De aard en ernst van het ten laste gelegde, de complexe psychopathologie, de geschatte lange duur van een behandeling en de eerder mislukte behandelingen gepaard met het grote
delict-risico vragen enerzijds een duidelijk beveiligingskader en anderzijds een behandeling. Het is te verwachten, gezien de nog steeds actuele gevaarzetting, dat dwangmaatregelen zoals kortdurende isolatie een onderdeel van de behandeling zullen zijn. Deze dwangmaatregelen zijn niet mogelijk bij een TBS met voorwaarden. Onderzoeker adviseert als juridisch kader voor een dergelijke klinische behandeling en een maatschappelijke beveiliging om onderzochte een TBS maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Het advies van drs. H.A. Feringa houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Indien betrokkene geen adequate behandeling ontvangt voor de aanwezige ernstige en
meervoudige problematiek, geen adequate copingstrategieën aanleert en niet
accepteert dat er langdurig 'gepaste’ begeleiding in zijn leven noodzakelijk is, is het risico op vergelijkbaar ernstige recidive groot. Naast dat er ten tijde van onderhavig onderzoek een recidive plaatsvindt (brandstichting), blijkt ook dat betrokkene nog niet los is van zijn ex-vriendin. Hij is zich bewust van zijn gepreoccupeerdheid, echter vindt het niet eenvoudig om dit te stoppen. Betrokkene onderkent de reële mogelijkheid van recidive indien de bestaande problematiek waaronder chronisch aanwezige gevoelens van boosheid niet adequaat behandeld wordt.
Om beschadiging van zichzelf en anderen te voorkomen is het van belang dat betrokkene
adequate behandeling en begeleiding en controle krijgt. In de klinische setting kan de
diagnostiek aangescherpt worden en op basis daarvan kunnen passende interventies toegepast worden.
Gezien de hulpverleningsgeschiedenis en de wankele motivatie betreffende behandeling, de
ernst van de complexe problematiek en het grote recidiverisico kan een terbeschikkingstelling met dwangverpleging voldoende waarborg bieden betreffende veiligheid en behandeling.
Gelet op de inhoud en de conclusies van de adviezen, in samenhang beschouwd met de ernst van de door verdachte begane feiten, is de rechtbank verder van oordeel dat sprake is van een dusdanig gevaar voor ernstige recidive dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, verpleging van overheidswege eist.
De onder 1 en 4 van parketnummer 18/820269-14 en onder parketnummer 18/830019-15 bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van personen, zodat de dwangverpleging niet gemaximeerd zal zijn.
Gelet hierop wijst de rechtbank het verzoek van de raadsman om heropening van het onderzoek en aanhouding van de behandeling van de zaak voor onderzoek naar de mogelijkheden van het opleggen van de maatregel met voorwaarden, af.
Benadeelde partij
[aangever] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 van parketnummer 18/820269-14 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt
€ 14.470,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de vordering naar zijn mening toewijsbaar is tot een bedrag van € 470,00, betreffende de post "kosten afvoer". De hoogte van de post "waarde vakantiewoning", ten bedrage van € 14.000,00, is gebaseerd op een niet marktconforme WOZ-waarde, zodat onduidelijk is wat de werkelijke waarde van de woning is geweest, aldus de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade in het licht van het summiere verweer voldoende onderbouwd is en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De gestelde waarde van de vakantiewoning komt de rechtbank niet onrealistisch voor.
Het verweer van de raadsman van verdachte dat een verminderde toerekeningsvatbaarheid leidt tot een verminderde civielrechtelijke aansprakelijkheid vindt geen steun in het recht.
De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Benadeelde partij
Verslavingszorg Noord Nederland heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 van parketnummer 18/820269-14 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 45.746,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Ter terechtzitting heeft een gemachtigde van de benadeelde partij aangegeven dat voormelde schade wordt vergoed door de verzekering met uitzondering van het eigen risico van € 2.500,00 en dat de hoogte van de vordering wordt verlaagd tot dit bedrag van € 2.500,00.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Het verweer van de raadsman van verdachte dat een verminderde toerekeningsvatbaarheid leidt tot een verminderde civielrechtelijke aansprakelijkheid vindt geen steun in het recht. De rechtbank acht de vordering, die in gewijzigde vorm niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Benadeelde partij
[stichting] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5 van parketnummer 18/820269-14 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit. De hoogte van de vordering bedraagt € 2.011,50.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 57, 157, 285, 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder parketnummer 18/820269-14 (1, 2, 3, 4 en 5) en parketnummer 18/830019-15 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
(feit 1 van parketnummer 18/820269-14)
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [aangever], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 14.470,00 (zegge: veertienduizend en vierhonderd en zeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, [aangever], te betalen een bedrag van € 14.470,00 (zegge: veertienduizend en vierhonderd en zeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 107 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [aangever], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 4 van parketnummer 18/820269-14)
Wijst de vordering van de benadeelde partij, Verslavingszorg Noord Nederland, toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.500,00 (zegge: tweeduizend en vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, Verslavingszorg Noord Nederland, te betalen een bedrag van € 2.500,00 (zegge: tweeduizend en vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, Verslavingszorg Noord Nederland, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 5 van parketnummer 18/820269-14)
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [stichting] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, mr. M. Haisma en
mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2015.
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
parketnummer 18/820269-14