ECLI:NL:RBNNE:2015:1105

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
18.101728-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen auto's en veroordeling voor medeplegen van opzettelijke brandstichting

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen auto's en van medeplegen van opzettelijke brandstichting in een aanhangwagen. De rechtbank sprak de man vrij van de beschuldiging van openlijk geweld, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij daadwerkelijk tegen de zijspiegels van geparkeerde auto's had getrapt. De verklaringen van getuigen waren inconsistent en de rechtbank had twijfels over de waarheidsgetrouwe waarneming van de getuigen, die onder invloed van alcohol of drugs waren.

Echter, de rechtbank achtte het medeplegen van opzettelijke brandstichting wel bewezen. De verdachte had samen met een medeverdachte opzettelijk brand gesticht in een aanhangwagen, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de medeverdachte en andere getuigen, die bevestigden dat de verdachte betrokken was bij de brandstichting. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en deelname aan een cognitieve vaardighedentraining. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte en de ernst van de feiten, maar besloot geen gevangenisstraf op te leggen vanwege het tijdsverloop sinds de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/101728-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 augustus 2014 en 20 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks van 21 juli 2012 tot 22 juli 2012 te Leeuwarden, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat] en/of de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- een auto (Peugeot 107, [kenteken]) en/of
- een auto (Chrysler Voyager [kenteken]) en/of
- een auto (Ford Focus, [kenteken]),
welk geweld bestond uit het trappen/schoppen tegen de ((zij)spiegels van voornoemde) auto's;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks van 21 juli 2012 tot 22 juli 2012 te Leeuwarden, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
- een auto (Peugeot 107, [kenteken]) geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1] en/of
- een auto (Chrysler Voyager [kenteken]) geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
- een auto (Ford Focus, [kenteken]) geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 3],
in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 22 juli 2012 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij/in een aanhangwagen welke geparkeerd stond aan/nabij de [straat], immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader, toen aldaar opzettelijk een (hoofd)kussen met behulp van een brandende aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met dat (hoofd)kussen en/of (vervolgens) dat brandende (hoofd)kussen op/in voornoemde aanhangwagen gelegd, ten gevolge waarvan die aanhangwagen en/of de in die aanhangwagen aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor zich in de nabijheid bevindende (personen)auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Reclassering Nederland en een gedragsinterventie, te weten een Cognitieve Vaardighedentraining.

Beoordeling van het bewijs

Door de raadsman is integrale vrijspraak bepleit, omdat verdachte ontkent de feiten te hebben gepleegd en de getuigenverklaringen omtrent de betrokkenheid van verdachte bij de feiten niet overtuigend zijn, aldus de raadsman.
Onder 1. wordt verdachte verweten dat hij in vereniging geweld heeft gepleegd tegen auto's door tegen de zijspiegels van geparkeerde auto's te trappen, dan wel dat hij samen met anderen de auto's heeft vernield.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij in een groep heeft gefietst en dat er door personen uit deze groep onderweg tegen zijspiegels van auto's is getrapt. Verdachte ontkent dat hij zelf tegen de zijspiegels heeft getrapt of dat hij op andere wijze een bijdrage aan dit geweld heeft geleverd.
De rechtbank heeft op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet de overtuiging gekregen dat verdachte tegen zijspiegels van geparkeerde auto's heeft getrapt of hieraan een significante bijdrage heeft geleverd. De ontkennende verklaring van verdachte wordt door twee getuigen bevestigd en ten aanzien van de belastende verklaringen zijn er discrepanties waardoor de rechtbank niet de overtuiging heeft gekregen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van geweld tegen auto's.
[getuige 1] heeft verklaard dat verdachte tegen spiegels heeft getrapt maar niet dat hij dit zelf heeft gezien. [getuige 2] is op zijn eerdere verklaring, dat hij gezien zou hebben dat verdachte tegen autospiegels heeft getrapt, teruggekomen. Hij zou verdachte volgens anderen wel op zijn gedrag hebben aangesproken, maar uit zijn eigen verklaring blijkt dat hij van anderen hoorde dat verdachte een van de daders was. [medeverdachte] heeft belastend verklaard, maar zijn verklaringen zijn innerlijk tegenstrijdig. Hij heeft verklaard dat iedereen tegen de autospiegels trapte, behalve [getuige 3] en de vriendin van verdachte, maar hij heeft ook verklaard dat hij niet daadwerkelijk gezien heeft dat verdachte tegen een autospiegel heeft getrapt. Volgens [medeverdachte] fietste hij in de midden van de groep en werd door de groep achter hem tegen de spiegels geschopt. In een latere verklaring geeft hij aan dat iedereen behalve genoemde twee personen tegen de spiegels heeft geschopt. Dit zou inhouden dat ook de jongens die voor hem fietsten tegen spiegels aanschopten. Voorts blijkt uit het dossier dat bijna alle personen uit de groep onder invloed van alcohol of verdovende middelen waren waardoor de rechtbank niet de overtuiging heeft gekregen dat er sprake is geweest van een juiste waarneming van het gebeuren.
De rechtbank acht derhalve het onder 1. primair en subsidiair ten laste gelegde niet overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde.
Onder 2. wordt verdachte verweten dat hij samen met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een aanhangwagen, terwijl daardoor gemeen gevaar voor zich in de nabijheid bevindende personenauto's te duchten was.
Verdachte ontkent dat hij enige betrokkenheid heeft gehad bij voornoemde brandstichting. Wel heeft hij gezien dat deze brand door [medeverdachte] is aangestoken. Volgens hem kunnen zijn vriendin en de [getuige 4] zijn verklaring bevestigen.
De vriendin van verdachte en de [getuige 4] hebben zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris een verklaring omtrent dit feit afgelegd. Uit hun verklaringen blijkt dat hoewel de getuigen een goed zicht moeten hebben gehad op de voorbereiding van de brandstichting en de aanhangwagen, en zij zich in de onmiddellijke nabijheid van verdachte bevonden, niet verklaren over de omstandigheid dat verdachte zich afzijdig hield van de brandstichting. Hier staat tegenover dat [medeverdachte] verklaart over een actieve rol van verdachte. De rechtbank zal derhalve deze getuigenverklaringen niet in belastende noch in ontlastende zin ten opzichte van verdachte gebruiken.
[medeverdachte] heeft bij de politie omtrent dit feit een duidelijke verklaring afgelegd, waarin hij ook zichzelf belast. Uit zijn verklaring, zoals deze hieronder bij de bewijsmiddelen is opgenomen, blijkt onder meer dat de rol van verdachte en die van hemzelf inwisselbaar waren en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en hemzelf bij de brandstichting. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze verklaring. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] de brandstichting in de aanhangwagen heeft gepleegd.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 20 februari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 juli 2012 was ik bij een speeltuin in Leeuwarden. [medeverdachte] was hier ook en hij vertelde mij dat hij iets in brand wilde steken. Hij ging daarom op zoek naar iets om in brand te steken. Toen [medeverdachte] terugkwam had hij een kussen in de handen. Ik heb gezien dat [medeverdachte] naar de aanhangwagen, die geparkeerd stond aan de [straat], liep. Ik heb ook gezien dat hij het kussen met zijn aansteker heeft aangestoken en op de aanhangwagen heeft neergelegd. Ik zag dat de aanhangwagen vlam vatte.
2.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02GL 2012128859, gesloten op
2 januari 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL 2012077808-1, d.d. 24 juli 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [aangever]:
Ik doe aangifte van brandstichting van een aanhangwagen met huif. Ik zag dat ten gevolge van de brand gemeen gevaar voor goederen ontstond. De aanhangwagen met huif stond geparkeerd aan de [straat] te Leeuwarden. Op 22 juli 2012 werd ik door mijn dochter gebeld. Ze vertelde mij dat de aanhangwagen met huif in brand gestoken was. Tevens was er een auto door de brand vernield. Van mijn aanhangwagen met huif is niets over. Ik had mijn spullen die ik voor de handel gebruik er ook in staan. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL 2012076912-1, d.d. 23 juli 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [aangever]:
Op 22 juli 2012 werd op de [straat] te Leeuwarden de brandstichting gepleegd. Ik ben eigenaar van een Seat Leon. Ik had deze auto op 21 juli onbeschadigd geparkeerd op de [straat] te Leeuwarden. Mijn vriendin maakte mij wakker. Zij had een knal gehoord en had uit het raam gekeken. Zij zag dat de aanhangwagen die naast mijn auto stond in brand stond. Wij zijn hard naar beneden gerend. Mijn auto had toen al heel veel brandschade. Ik heb niemand toestemming gegeven om mijn auto te vernielen.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL 2012077808-3, d.d. 13 november 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte]:
We waren bij een speeltuintje in de wijk het [wijk] te Leeuwarden. [verdachte] zei op een gegeven moment dat hij wel zin had om een fikkie te steken. Ik bood aan aan [verdachte] dat ik iets brandbaars zou gaan zoeken. Ik ben toen alleen die buurt ingegaan om iets brandbaars te zoeken. Ik heb een kussentje uit een container gehaald en ik ben daarmee teruggelopen naar [verdachte]. Ik zei: "Hier dit heb ik gevonden". Ik heb hem toen in ieder geval duidelijk gemaakt dat ik dit kussentje had gevonden om in brand te steken. Ik heb [verdachte] toen mijn aansteker gegeven om dat kussentje in brand te steken maar het was wat vochtig waardoor het eerst wat schroeide. Het ging moeilijk aan. Ik ben met [verdachte] naar de aanhangwagen gelopen. Toen wij naar de aanhangwagen liepen had een van ons tweeën dat kussentje bij zich, maar ik weet niet wie van ons tweeën. Op dat moment brandde het kussentje niet meer. Toen [verdachte] en ik bij de aanhangwagen kwamen zag ik dat er een zeil overheen zat. Ik zag dat [verdachte] dat kussentje aan de achterkant van die aanhangwagen tussen dat zeil probeerde te proppen. Ik heb dat kussentje toen aangestoken met mijn aansteker. Vervolgens zag ik dat het brandende kussentje eruit viel, onder dat zeil vandaan. Een van ons tweeën heeft toen dat brandende kussentje teruggeduwd onder dat zeil en toen maakten [verdachte] en ik dat wij wegkwamen. Dit was een zware brandstichting. Volgens mij stond er een auto in de buurt van die aanhangwagen.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen zal worden verklaard en de rechtbank heeft op grond daarvan de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 22 juli 2012 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een aanhangwagen welke geparkeerd stond aan de [straat], immers hebben verdachte en zijn mededader, toen aldaar opzettelijk een kussen met behulp van een brandende aansteker aangestoken en vervolgens dat brandende kussen in voornoemde aanhangwagen gelegd, ten gevolge waarvan die aanhangwagen en de in die aanhangwagen aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daardoor gemeen gevaar voor zich in de nabijheid bevindende personenauto's te duchten was.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsrapport opgemaakt door het Leger des Heils op 1 december 2014, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijke brandstichting in een aanhangwagen, terwijl daardoor gemeen gevaar voor zich in de nabijheid bevindende personenauto's te duchten was. Het betrof een flinke brand in een woonwijk waarbij de hulp van de brandweer moest worden ingeroepen om de brand te blussen. Dit soort feiten geeft veel financiële schade. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat brandstichtingen in een woonwijk, met name wanneer deze zoals in dit geval 's nachts worden gepleegd, leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in het verleden eerder is veroordeeld voor het medeplegen van vernielingen. Tevens is verdachte, nadat hij dit feit had gepleegd, door de politierechter veroordeeld ter zake openlijk in vereniging geweld plegen en heeft hij twee strafbeschikkingen ter zake openbare dronkenschap en rijden zonder rijbewijs gehad. De rechtbank zal rekening houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte in de periode van juli 2011 tot juli 2012 als veelpleger geregistreerd stond. Volgens de reclassering zijn er aanwijzingen voor problemen met betrekking tot de persoon van verdachte, omdat hij omgang heeft met andere jongvolwassenen die door de gemeente worden beschouwd als overlastplegers. Verdachte impulsief kan handelen en niet altijd stilstaat bij de gevolgen van zijn gedrag. Daarnaast lijkt hij zich makkelijk te kunnen laten meeslepen. Overmatig alcoholgebruik kan dit gedrag versterken. Verdachte heeft geen structurele dagbesteding en hij lijkt baat te hebben bij ondersteuning van praktische zaken, aldus de reclassering. Door de reclassering wordt een voorwaardelijke taakstraf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en het volgen van een Cognitieve Vaardighedentraining geadviseerd.
De rechtbank overweegt dat voor een ernstig feit als het onderhavige in beginsel een gevangenisstraf is aangewezen. Gelet echter op het tijdsverloop acht de rechtbank een gevangenisstraf nu niet meer aan de orde -ook niet in voorwaardelijke zin zoals door de officier van justitie is gevorderd- en zal verdachte een taakstraf opleggen. De rechtbank houdt bij de hoogte van deze taakstraf sterk rekening met het justitiële verleden van verdachte. Tevens acht de rechtbank de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd nodig om gevaar voor herhaling te beperken. Een deel van deze taakstraf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd met daaraan onder meer gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een Cognitieve Vaardighedentraining.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 100 uren onbetaalde arbeid.
Bepaalt, dat van deze taakstraf een gedeelte, groot 40 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden, dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde:
1. zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden;
2. gedurende de proeftijd, zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Cognitieve Vaardighedentraining, aangeboden door Reclassering Nederland, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 maart 2015.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sikkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
De Wit
locatie Leeuwarden,
Zandstra-Alkema