ECLI:NL:RBNNE:2015:1098

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
18.003225-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hulp bij brandstichting en verduistering van een mobiele telefoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het helpen bij brandstichting in drie gevallen en het verduisteren van een mobiele telefoon. De verdachte heeft in de periode van 6 november 2013 tot en met 13 november 2013 opzettelijk een GSM, toebehorende aan een ander, verduisterd. Daarnaast heeft zij in samenwerking met medeverdachten brand gesticht in een coniferenhaag en aan twee geparkeerde auto's, waarbij gemeen gevaar voor goederen en personen ontstond. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en heeft een taakstraf van 240 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die te maken heeft met psychische spanningen en financiële problemen. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/003225-14
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/213702-13
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 6 februari 2015 en het onderzoek ter terechtzitting door de politierechter op 12 september 2014.
De verdachte is ter zitting van 6 februari 2015 verschenen, bijgestaan door mr. J. Pieters, advocaat te [pleegplaats 1].
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.M. Ariese.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/003225-14 dat:
zij in of omstreeks de periode van 6 november 2013 tot en met 13 november
2013 te [pleegplaats 1], althans in de gemeente Súdwest-Fryslân,
opzettelijk een GSM (merk: Samsung Galaxy Mini), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welke GSM verdachte anders dan door misdrijf onder
zich had,
immers is voornoemde GSM (middels PostNL) opgestuurd naar het adres
[adres 2] en/of aldaar in ontvangst en/of in gebruik genomen door
verdachte en/of
heeft verdachte zich deze GSM wederrechtelijk toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
en in de zaak met parketnummer18/213702-13:
1.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2],
op of omstreeks 7 mei 2013 te Heerenveen, tezamen en in vereniging, althans
alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in een coniferenhaag
behorende bij en/of grenzende aan het perceel [adres 3],
immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], toen aldaar
opzettelijk benzine en/of BBQ-olie, althans een brandbare stof over die
coniferen(haag)heen gegoten en/of daarna die benzine en/of BBQ-olie, althans
die brandbare stof in aanraking gebracht met vuur, tengevolge waarvan
voornoemde coniferen(haag)geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand en/of
waarbij tevens een achter die coniferen(haag) zich bevindende boot en/of
tuinmeubilair geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen, te weten voor een (houten) schuurtje/hokje en/of voor
de woning [adres 4] en/of gemeen gevaar voor een of meer
bewoners van die woning - welke op het moment van brandstichting lagen te
slapen, althans op bed lagen-, in ieder geval gemeen gevaar voor goederen
en/of personen te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 mei
2013 te Heerenveen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een hoeveelheid benzine en/of
een hoeveelheid BBQ-olie, althans een hoeveelheid brandstof ter beschikking te
stellen, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
gelegenheid en/of (een) middel(en) heeft verschaft;
2.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2],
op of omstreeks 7 mei 2013 te Heerenveen, tezamen en in vereniging, althans
alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht
aan een auto (merk Jaguar, [kenteken 1]), welke auto op dat moment stond geparkeerd aan de[straat 1], immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een hoeveelheid benzine en/of BBQ-olie, althans een hoeveelheid brandstof over genoemde auto gegoten en/of (vervolgens) open vuur in aanraking gebracht met genoemde auto, tengevolge waarvan deze auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde auto en/of andere in de nabijheid van die auto geparkeerd staande auto's ontstond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 mei
2013 te Heerenveen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een hoeveelheid benzine en/of
een hoeveelheid BBQ-olie, althans een hoeveelheid brandstof ter beschikking te
stellen, althans op enigerlei wijze, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
gelegenheid en/of (een) middel(en) heeft verschaft;
3.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3],
op of omstreeks 24 maart 2013 te [pleegplaats 2], althans in de gemeente Skarsterlan,
tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben
gesticht aan een auto (merk Opel, [kenteken 2]), welke auto op dat
moment stond geparkeerd aan de [straat 2], immers heeft/hebben
die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] toen aldaar opzettelijk een
hoeveelheid benzine, althans een hoeveelheid brandstof over genoemde auto
gegoten en/of (vervolgens) open vuur in aanraking gebracht met die
benzine/brandstof, tengevolge waarvan genoemde auto geheel of gedeeltelijk is
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen, te weten genoemde auto ontstond, in elk geval gemeen voor goederen
te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 24 maart
2013 te [pleegplaats 2], althans in de gemeente Skarsterlan, opzettelijk gelegenheid
en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] met haar auto te vervoeren naar
de plaats des misdrijfs, te weten de [straat 2], waarbij
verdachte wist dat die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] van zins
waren brand te stichten en/of (aansluitend) die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3]
van de plaats des misdrijfs heeft meegenomen in haar auto, althans
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of (een) middel(en)
heeft verschaft.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van tien maanden gevangenisstraf, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/003225-14:
zij in de periode van 6 november 2013 tot en met 13 november 2013 te [pleegplaats 1], opzettelijk een GSM (merk: Samsung Galaxy Mini), toebehorende aan [slachtoffer 1], welke GSM verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend, immers is voornoemde GSM (middels PostNL) opgestuurd naar het adres [adres 2] en aldaar in ontvangst en in gebruik genomen door verdachte.
en in de zaak met parketnummer 18/213702-13:
1.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2],
op 7 mei 2013 te Heerenveen, tezamen en in vereniging, opzettelijk brand hebben gesticht in een coniferenhaag behorende bij en/of grenzende aan het perceel [adres 3],
immers hebben die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], toen aldaar opzettelijk benzine en BBQ-olie, over die coniferenhaag heen gegoten en daarna die benzine en BBQ-olie in aanraking gebracht met vuur, ten gevolge waarvan voornoemde coniferenhaag geheel is verbrand en waarbij tevens een zich achter die coniferenhaag bevindende boot en tuinmeubilair gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor een houten schuurtje/hokje en voor de woning [adres 4] en gemeen gevaar voor bewoners van die woning - welke op het moment van brandstichting lagen te slapen - te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 7 mei 2013 te Heerenveen, opzettelijk middelen heeft verschaft door een hoeveelheid benzine en een hoeveelheid BBQ-olie ter beschikking te stellen;
2.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2],
op 7 mei 2013 te Heerenveen, tezamen en in vereniging, opzettelijk brand hebben gesticht
aan een auto (merk Jaguar, [kenteken 1]), welke auto op dat moment stond geparkeerd aan de[straat 1], immers hebben die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een hoeveelheid benzine over genoemde auto gegoten en vervolgens open vuur in aanraking gebracht met genoemde auto, ten gevolge waarvan deze auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde auto en andere in de nabijheid van die auto geparkeerd staande auto's ontstond te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 7 mei 2013 te Heerenveen, opzettelijk middelen heeft verschaft door een hoeveelheid benzine ter beschikking te stellen.
3.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3],
op 24 maart 2013 te [pleegplaats 2], tezamen en in vereniging, opzettelijk brand hebben gesticht aan een auto (merk Opel, [kenteken 2]), welke auto op dat moment stond geparkeerd aan de [straat 2], immers hebben die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid benzine over genoemde auto gegoten en vervolgens open vuur in aanraking gebracht met die benzine/brandstof, ten gevolge waarvan genoemde auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten genoemde auto ontstond,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 24 maart 2013 te [pleegplaats 2], opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 3] met haar auto te vervoeren naar de plaats des misdrijfs, te weten de Koningin Wilheminalaan, waarbij verdachte wist dat die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 3] van zins waren brand te stichten en aansluitend die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] van de plaats des misdrijfs mee te nemen in haar auto.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

In de zaak met parketnummer 18/213702-13 is bij feit 1. bewezen verklaard de zinsnede "en gemeen gevaar voor bewoners van die woning - welke op het moment van brandstichting lagen te slapen, althans op bed lagen - te duchten was". Artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht kent niet de strafverzwarende omstandigheid van
gemeen gevaarvoor personen; wel van
levensgevaar voor een andermaar het voert de rechtbank te ver om dit laatste in te lezen in plaats van het eerste.
Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/003225-14:
Verduistering.
en in de zaak met parketnummer 18/213702-13:
1. Medeplichtigheid aan: medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
2. Medeplichtigheid aan: medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
3. Medeplichtigheid aan: medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de
strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportages, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in drie gevallen anderen geholpen brand te stichten in auto's en in een coniferenhaag. Op verzoek van de anderen leverde verdachte daarvoor brandstof of transport. Branden leveren niet alleen erg veel angst, onrust en schade op voor de betrokkenen maar ook angstgevoelens in het algemeen. Dit geldt vooral wanneer het gaat om brand in een coniferenhaag die vlakbij een woning staat waarin de bewoners liggen te slapen. Verdachte heeft daarnaast een telefoon verduisterd die op haar woonadres werd afgeleverd en waarbij het haar duidelijk was dat de telefoon bestemd was voor haar zwager.
De gepleegde feiten rechtvaardigen oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals ook door de officier van justitie geëist. Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in de loop der jaren een aantal malen is veroordeeld voor verschillende delicten. De rechtbank zal artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassen met betrekking tot de in 2014 aan verdachte opgelegde straffen. De raadsman heeft ter zitting meegedeeld dat het gerechtshof onlangs een werkstraf heeft opgelegd in een zaak waarin de rechtbank eerder 6 weken gevangenisstraf had opgelegd.
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport komt het beeld naar voren dat verdachte op diverse leefgebieden problemen ervaart; verdachte lijdt onder psychische spanningen, heeft geen werk, veel schulden, slechte huisvesting en kan haar eigen kinderen niet verzorgen en opvoeden. Bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de omstandigheden van verdachte in positieve zin zijn verbeterd. Verdachte is verhuisd en op zoek naar een baan. Het contact met Jeugdzorg is goed en zij heeft meer contact met de kinderen.
Alles overziend acht de rechtbank in deze zaak oplegging van een werkstraf in plaats van de geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf, passend. Naast de werkstraf zal een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd als waarschuwing aan verdachte zich voortaan niet meer in te laten met het plegen van strafbare feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder in de zaak met parketnummer 18/213702-13 onder 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De raadsman heeft gesteld dat nu niet duidelijk is of de verzekering een uitkering heeft gedaan aan de benadeelde, deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De rechtbank kan niet meegaan in deze redenering nu deze geen steun vindt in het recht. Het is ter keuze aan verdachte of hij een vordering bij zijn verzekering of bij verdachte indient. Nu de benadeelde niet aangegeven heeft dat de verzekering (een deel van) de schade vergoed heeft, kan en mag de rechtbank ervan uitgaan dat dit ook niet het geval is. De raadsman heeft geen stukken overgelegd of argumenten aangedragen die maken dat dit anders is.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor (hoofdelijke) toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 48, 57, 63, 157 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/003225-14 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/213702-13 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.151,32 (zegge: éénduizend éénhonderd en éénenvijftig euro en tweeëndertig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 1.151,32 (zegge: éénduizend éénhonderd en éénenvijftig euro en tweeëndertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2015.
Mr. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wiersma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Komrij
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/003225-14
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/213702-13
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 6 februari 2015
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. Th.A. Wiersma en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, en
T.L. Komrij, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. A.M. Ariese.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Pieters, advocaat te Sneek.
……….
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 20 februari 2015 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.