ECLI:NL:RBNNE:2015:1097

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
18.030454-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sociale zekerheidsfraude en opzettelijk nalaten van gegevensverstrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van sociale zekerheidsfraude. De verdachte, die niet ter terechtzitting verscheen, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A. Allersma. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.M. Ariese. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk nalaten van het verstrekken van noodzakelijke gegevens aan de sociale dienst, wat resulteerde in een onterecht ontvangen uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2008 tot en met 30 september 2013 in strijd met de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet Inkomen voorziening Jongeren (WIJ) heeft gehandeld door geen melding te maken van zijn inkomsten uit werkzaamheden als adverteerder en transporteur van escortservices en de verkoop van auto's. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf eiste, gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich jarenlang had verrijkt ten koste van de gemeenschap en dat een forse straf op zijn plaats was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot 180 uren onbetaalde arbeid en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/030454-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2015.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. A. Allersma, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.M. Ariese.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 30 september
2013 te [pleegplaats], gemeente Hoogezand-Sappemeer, in elk geval in Nederland,
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde
verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand (WWB) en/of
artikel 44 van de Wet Inkomen voorziening Jongeren (WIJ), (telkens)
opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken,
zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een
ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat
die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens
anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten (deels) een
WWB-uitkering en/of (deels) een WIJ-uitkering via bovengenoemde gemeente, dan
wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers
heeft hij, verdachte, aan die (afdeling sociale dienst van die) gemeente
(telkens) opzettelijk in het geheel niet gemeld dat
- hij in voornoemde periode werkzaamheden (als adverteerder voor en/of
transporteur van escortservice en/of verkoop en/of(ruil)handel van/in auto's
en/of overige goederen) heeft verricht en/of uit die werkzaamheden inkomsten
had genoten, en/of
- zijn [partner], in voornoemde periode werkzaamheden (als
escortdame) heeft verricht en/of uit die werkzaamheden inkomsten had genoten
en/of
- auto's werden geruild (waarbij opgaaf van de waarde vermeld diende te
worden), althans dat zijn vermogen (bezit auto's) was gewijzigd en/of
bijstortingen op de bankrekening(en) van verdachte en/of diens partner,
althans dat hij inkomsten en/of giften had ontvangen,
zulks terwijl dat toen (telkens) wel het geval was.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van 180 uren werkstraf.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft gesteld dat de officier van justitie voor de beoordeling of deze zaak strafrechtelijk vervolgd had moeten worden, had moeten kijken naar het feitelijke nadeel. Dit feitelijk nadeel ligt beneden de € 50.000,00 zodat deze zaak met een bestuurlijke boete afgedaan had moeten worden. De officier van justitie dient niet-ontvankelijk in de vervolging te worden verklaard.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de tekst van de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude, in combinatie met de vaste jurisprudentie omtrent dit punt, volgt dat het openbaar ministerie voor haar beoordeling uit kan gaan van het bruto benadelingsbedrag zoals vastgesteld in het opsporingsonderzoek. In de onderhavige zaak is een bruto benadelingsbedrag vastgesteld van ruim € 90.000,00. De officier van justitie kon en mocht derhalve overgaan tot vervolging van verdachte.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank overweegt -onder toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering- dat met betrekking tot de ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen worden toegepast:
1. een proces-verbaal, nr. COMPAS.OI.2076/00167476, d.d. 15 november 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren inhoudende de bevindingen van verbalisant;
2. twee processen-verbaal, nr. COMPAS.OI.2076/200023942, d.d. 8 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren inhoudende de verklaring van verdachte;
3. drie processen-verbaal, nr. COMPAS.OI.2076/200023942, d.d. 9 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren inhoudende de verklaring van verdachte;
4. twee processen-verbaal, nr. COMPAS.OI.2076/200023942, d.d. 8 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren inhoudende de verklaring van [partner];
5. twee processen-verbaal, nr. COMPAS.OI.2076/200023942, d.d. 9 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren inhoudende de verklaring van [partner].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 november 2008 tot en met 30 september 2013 te [pleegplaats], gemeente Hoogezand-Sappemeer, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand (WWB) en artikel 44 van de Wet Inkomen voorziening Jongeren (WIJ), telkens opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten (deels) een WWB-uitkering en/of (deels) een WIJ-uitkering via bovengenoemde gemeente, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, aan die afdeling sociale dienst van die gemeente telkens opzettelijk in het geheel niet gemeld dat
- hij in voornoemde periode werkzaamheden als adverteerder voor en transporteur van escortservice en verkoop en/of (ruil)handel van/in auto's en overige goederen heeft verricht en uit die werkzaamheden inkomsten had genoten, en
- zijn [partner], in voornoemde periode werkzaamheden als escortdame heeft verricht en uit die werkzaamheden inkomsten had genoten en
- auto's werden geruild waarbij opgaaf van de waarde vermeld diende te worden, althans dat zijn vermogen (bezit auto's) was gewijzigd en bijstortingen op de bankrekeningen van verdachte en/of diens partner waren gedaan,
zulks terwijl dat toen telkens wel het geval was.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn partner, gedurende vele jaren verzuimd aan de sociale dienst de verdiensten uit werkzaamheden, uit het verhandelen van auto's of uit verkopen via internet door te geven waardoor hij jarenlang een hogere uitkering heeft ontvangen dan waarop hij recht had. Hij heeft zichzelf hierdoor verrijkt ten koste van de gemeenschap. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte naar alle waarschijnlijkheid nooit in staat zal zijn de ten onrechte genoten uitkering terug te betalen. Een forse straf is dan ook op zijn plaats. De officier van justitie heeft, rekening houdend met alle omstandigheden, een lagere straf geëist dan in de toepasselijke richtlijn wordt genoemd. De rechtbank zal, ook in het licht van hetgeen door de raadsman is aangevoerd, de officier volgen in zijn eis.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2015.
Mr. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wiersma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Komrij
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/030454-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 6 februari 2015
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. Th.A. Wiersma en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, en
T.L. Komrij, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. A.M. Ariese.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
is niet ter terechtzitting verschenen.
De ter terechtzitting aanwezige raadsman van verdachte, mr. A. Allersma, advocaat te [geboorteplaats], verklaart uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank laat de advocaat tot de verdediging toe, zodat de zaak op tegenspraak wordt behandeld.
………
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 20 februari 2015 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.