ECLI:NL:RBNNE:2015:1089

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
18.830041-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan hennepteelt met rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn van berechting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan hennepteelt. De verdachte werd beschuldigd van het faciliteren van hennepteelt door panden te huren en deze ter beschikking te stellen voor de teelt van hennepplanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juni 2011 tot en met 4 oktober 2011, samen met anderen, opzettelijk hennepplanten heeft geteeld in een pand. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot hennepteelt, omdat er geen begin van uitvoering was aangetoond. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat heeft geleid tot een strafvermindering. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 249 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar aangemerkt, omdat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de hennepteelt meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.830041-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft inhoudelijk plaatsgehad op 20 januari 2015 en 27 januari 2015.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. Chr.T. Pittau, advocaat te Amsterdam.

Tenlastelegging

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 4 oktober 2011, te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente Boarnsterhim, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [locatie]) ongeveer 400, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande onder 1. geen veroordeling mocht volgen,
dat
[medeverdachte] en/of een of meer andere personen, in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 4 oktober 2011, te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente Boarnsterhim, tezamen en in vereniging, althans een van hen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [locatie]) ongeveer 400, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voornoemd pand te huren, althans te bemiddelen bij de huur van genoemd pand en/of (een gedeelte van) de huurgelden voor dat pand aan die [medeverdachte] ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 31januari 2012, te [pleegplaats 2], in elk geval in de gemeente Bellingwedde, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan [locatie 2]) een of meer hennepplanten te telen en/of te bereiden en/of te bewerken en/of te verwerken, in elk geval opzettelijk aanwezig te hebben, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen dat pand aan die [locatie 2] zodanig heeft verbouwd en/of ingericht dat daar hennepplanten konden worden geteeld,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande onder 2. geen veroordeling mocht volgen,
dat
[medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de
periode van 1 november 2011 tot en met 31 januari 2012, te [pleegplaats 2], in elk geval in
de gemeente Bellingwedde,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 2] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen,
opzettelijk (in een pand aan [locatie 2]) een of meer hennepplanten te telen en/of
te bereiden en/of te bewerken en/of te verwerken, in elk geval opzettelijk aanwezig te
hebben, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
met dat oogmerk met een of meer van zijn/hun mededader(s), althans alleen, dat pand aan die [locatie 2] zodanig te verbouwen en/of in te richten dat daar hennepplanten konden worden geteeld,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte toen en daar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voornoemd pand te huren en/of (vervolgens) door te verhuren aan die [medeverdachte 2] en/of die onbekend gebleven persoon/personen en/of voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 2] en/of die onbekend gebleven persoon/personen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 31 januari 2012, te
[pleegplaats 3], in elk geval in de gemeente Bellingwedde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [locatie 3]) ongeveer 963, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 31 januari 2012, te [pleegplaats 3], in elk geval in de gemeente Bellingwedde, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan [locatie 3] ongeveer 963, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte toen en daar in de gemeente Bellingwedde, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door genoemd pand te huren en/of (vervolgens) door te verhuren aan die onbekend gebleven persoon/personen en/of aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 2 februari 2012, te
[pleegplaats 4], in elk geval in de gemeente Oldambt,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [locatie 4]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 800 gram hennep en/of ongeveer 11, althans een aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 2 februari 2012, te [pleegplaats 4], in elk geval in de gemeente Oldambt, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan [locatie 4] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 800 gram hennep en/of ongeveer 11, althans een aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte toen en daar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voornoemd pand te huren en/of (vervolgens) door te verhuren aan die [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en/of die onbekend gebleven persoon/personen en/of voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en/of die onbekend gebleven persoon/personen;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting,
niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Homans-de Boer acht hetgeen onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
189 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest;
6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het
1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en 4 primairtenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -anders dan de officier van justitie en evenals de raadsman van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht ten aanzien van de feiten 1 primair, 3 primair en 4 primair telkens niet bewezen dat verdachte als (mede)pleger van het telen, bereiden, bewerken, verwerken of het aanwezig hebben van hennepplanten kan worden aangemerkt.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair niet bewezen dat er sprake is van een strafbare poging zoals is tenlastegelegd, nu er geen begin van uitvoering is. Er is weliswaar een voor hennepkweek geschikte en ingerichte ruimte aangetroffen, maar geen kweekmateriaal. Verder zijn er geen handelingen door verdachte en/of anderen verricht die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het delict, in casu het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken of aanwezig hebben van hennepplanten. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 17 november 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BJ3566). Nu het gronddelict (primair tenlastegelegd) niet kan worden bewezen, dient verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde -de medeplichtigheid aan dit delict- te worden vrijgesproken.

Bewijsmotivering

Bewijsuitsluiting (fair trial / undue delay)
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de in het dossier aanwezige tapgesprekken voor het bewijs dienen te worden uitgesloten nu het voor het bewijs bezigen van deze gesprekken, vanwege undue delay, in strijd is met het recht op een fair trial als vastgelegd in het EVRM. Verdachte kan zich door het tijdsverloop - de gesprekken zijn meer van 40 maanden geleden gevoerd - onvoldoende verweren tegen de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank kan zich niet in de zienswijze van de raadsman vinden. Verdachte is
kortna het opnemen van bedoelde telefoongesprekken met de inhoud van de gesprekken geconfronteerd en in de gelegenheid gesteld om daar op te reageren. Verdachte heeft in het beginstadium van zijn verhoren op de gesprekken gereageerd en heeft er in een later stadium voor gekozen om niet meer te reageren. Verdachte heeft bij de politie noch ter terechtzitting aangegeven dat de inhoud van de woordelijk uitgewerkte tapgesprekken (ten dele) onjuist is. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er niet in strijd met een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, is gehandeld. De inhoud van de tapgesprekken kan voor het bewijs worden gebruikt.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair ([locatie] te [pleegplaats])
De raadsman stelt zich - tegen de achtergrond van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake [naam] tegen Nederland (EHRM 10 juli 2012, LJN BX3071) - op het standpunt dat de verklaringen van de getuige [medeverdachte] dienen te worden uitgesloten van de eventuele bewijsvoering omdat de verdediging niet op enig moment in de gelegenheid is geweest deze getuige te ondervragen. [medeverdachte] is bij de rechter-commissaris niet verschenen en pogingen om [medeverdachte] te ondervragen ter terechtzitting stuitten op diens beroep op het verschoningsrecht.
De gevallen, waarin het EHRM heeft uitgemaakt dat de vruchten van een in het opsporings-onderzoek afgelegde getuigenverklaring van het bewijs dienen te worden uitgesloten omdat de verdediging niet in enig stadium van het geding in de gelegenheid is geweest haar ondervragingsrecht uit te oefenen, betreffen zaken waarin een bewezenverklaring alleen of in beslissende mate ('solely or to a decisive degree') berust op de verklaring van die getuige. Zo'n geval is in het onderhavige geding niet aan de orde. De door de verdediging gelaakte verklaringen vormen namelijk niet het enige en beslissende bewijs, zoals zal blijken uit de te bezigen bewijsmiddelen. De rechtbank doelt hierbij in het bijzonder op de door verdachte zelf afgelegde verklaring d.d. 01 februari 2012.
Van schending van de door het EHRM in de zaak [naam] omschreven norm is dan ook geen sprake.
De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat, indien de verklaring van getuige [medeverdachte] niet op basis van schending van voormeld ondervragingsrecht voor het bewijs wordt uitgesloten, de verklaring van getuige [medeverdachte] vanwege de onbetrouwbaarheid ervan voor het bewijs dient te worden uitgesloten.
De rechtbank acht geen redenen aanwezig om aan te nemen dat de verklaringen van getuige [medeverdachte] onbetrouwbaar zijn. Deze verklaringen worden op belangrijke punten ondersteund door de inhoud van het dossier. De rechtbank betrekt hierbij in het bijzonder de inhoud van de telefoongesprekken tussen [medeverdachte] en verdachte over het opzetten van een hennepkwekerij in [plaats] en het contact dat verdachte met [medeverdachte] opneemt direct na de ontmanteling van de onderhavige hennepkwekerij in [pleegplaats].
De rechtbank acht op grond van de hierna te vermelden bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest bij de hennepteelt door [medeverdachte] en anderen in het pand [locatie] 9 te [pleegplaats], door te bemiddelen bij de huur van het pand en door huurgeld voor het pand ter beschikking te stellen.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen.
Op 4 oktober 2011 wordt er in perceel [locatie] 9 te [pleegplaats] een hennepplantage aangetroffen [1] met 400 hennepplanten. In de woning wordt verdachte [medeverdachte] aangehouden. [medeverdachte] heeft het pand gehuurd, bewaakte de hennepplantage en verzorgde de hennepplanten.
Een huurovereenkomst [2] object [locatie] 9 te [pleegplaats], periode 22 april 2011 tot 1 mei 2012, in gebruiknemer [medeverdachte].
[verbalisant] verklaart [3] dat verdachte [medeverdachte] verklaarde: Jullie moeten bij mijn ex-schoonzoon zijn. Hij zoekt op internet woningen af die al lange tijd te koop staan. Hij belt dan een makelaar en vraagt of de eigenaren de woning ook wil verhuren. Meestal is dit wel het geval. Hij gaat dan met een mannetje zoals ik naar de makelaar. Dat mannetje tekent het contract en gaat in de woning zitten. Mijn ex-schoonzoon krijgt wel 1500 euro per woning. Ook is er een Turk uit [pleegplaats 3] bij betrokken en een Vietnamees. Deze beide mannen zijn ook wel op [locatie] geweest. Morgen, (woensdag 5 oktober 2011) zouden ze met een stuk of 7 mensen komen te knippen.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [4] :
[medeverdachte] is mijn ex-schoonvader.
V: Ken je het adres [locatie] 9 te [pleegplaats]?
A: Daar is [medeverdachte] gepakt voor hennep. Met [medeverdachte] bedoel ik, [medeverdachte], mijn ex-schoonvader.
Ik ben wel eens in [pleegplaats] bij [medeverdachte] op bezoek geweest.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [5] :
V: Dus jij wist wel van de hennepkwekerijen?
A: Ik wist ervan.
Telefoontap 07-10-11 [6] , [medeverdachte] belt met zijn vriendin in de Oekraïne.
Die man wil een nieuwe start, nog een woning. Iedereen verdenkt [verdachte]. In twee dagen moest alles weg. Ik geen geld dan jij ook geen geld.
[medeverdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [7] :
De kwekerij in [pleegplaats] heb ik bewaakt. Ik woonde daar. Ik kreeg daar geld voor. De ene keer
100,- euro de andere keer meer of minder. Ik kreeg wat ik nodig had. De rest van de kosten werden door hun betaald, zoals de huur en dergelijke.
V: Op 30 november 2011 omstreeks 17:53 uur heb jij een telefoongesprek met [naam 3] waarin jij met hem over de schade in Friesland spreekt. Wat heb jij daar allemaal opgebouwd?
A: Ik heb niet gezegd dat ik geen schade heb veroorzaakt maar dat er schade was. Dat er
boven de deur een paar gaatjes zaten en een paar nietjes in de muren en kasten, kozijnen.
V: Jij hebt op 25 november 2011 omstreeks 16:56 uur een telefoongesprek gehad met [naam 3] waarin je spreekt over het feit dat je bent aangehouden. Je zegt dan dat “zij” woensdag de kinderen op zouden komen halen maar dat je maandagochtend gearresteerd bent. Wat bedoelde je met de kinderen ophalen?
A: Dat er geplukt cq geoogst zou worden. De mensen van de Organisatie vertelden mij nog dat de opbrengst ongeveer 60.000,= euro is geweest voor de eerste oogst voor de 400 plantjes die daar toen stonden. Bij de volgende oogst ben ik opgepakt net voordat er geplukt zou worden.
V: in een gesprek nummer 66 spreek je met [verdachte] over [naam 4] en dat deze [naam 4] op jou zou wachten.
0: Wij toonden de verdachte een foto van [medeverdachte 6], geboren [geboortedatum 2].
V: Is dit [naam 4]?
A: Ja dat is de man die ik bedoel met [naam 4].
[medeverdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [8] :
V: Wat was de rol van [naam 4]; wat deed hij in de kwekerij?
A: Hij deed zich voor als de grote baas. Hij zou alles wel regelen. Hij kwam vaak binnen met een Vietnamees. [naam 4] ging samen met die Vietnamees naar boven om de kwekerij te controleren. [verdachte] sprak in een gesprek over een Turk die hij [naam 4] noemde. Later toen ik met [verdachte], deze Turk, genaamd [naam 4] tegenkwam, zei hij: Dit is nou [naam 4]. Het is dus de man van de foto die u mij gisteren toonde. [naam 4] kwam ik tegen toen ik samen met [verdachte] in de [growshop] was.
0: Wij toonden de verdachte 5 foto’s.
A: Bijlage 2 foto 2 tot en met foto 5: dat zijn [naam 4] met zijn hulpje, een Bulgaarse jongen.
V: In 2 sms-berichten aan [naam 4] meld je dat de rekening van de eigenaar € 385,- was. Je vraagt of hij dat er bij wil doen. Waar moest hij dat bij doen en waar was die € 385,- voor bedoeld?
A: Dat moest bij de huur op en het was een afrekening van de energie.
V: Van wie kreeg jij het geld om huur en dergelijke te betalen?
A: Heel in het begin van [verdachte], maar later ging dat allemaal via [naam 4].
V: Wie is [verdachte]?
A: Mijn ex-schoonzoon.
V: Wie hebben in [pleegplaats] [locatie] de kwekerij opgezet?
A: Die Vietnamees, die ik al eerder noemde, met hulpjes. Ook [naam 4] heeft ook wel eens meegeholpen bij het opzetten van de kwekerij. Ik zou in eerste instantie € 5000,- krijgen. Later werd dit via € 4000,- naar € 3000,- gebracht. [verdachte] zei dat tegen mij dat ik € 4000,- zou krijgen en [naam 4] bracht dit naar beneden tot € 3000,- in verband gemaakte investeringskosten.
V: Hoe ging dit bij de eerste oogst? Wanneer was die eerste oogst?
A: Ik weet niet precies wanneer dat was, maar toen deze oogst verwerkt was duurde het maar een paar dagen voordat er weer nieuwe plantjes stonden. Dit moet ongeveer juni/juli 2011 zijn geweest. [naam 4] was er, de Vietnamees, de Bulgaarse jongen uit [pleegplaats 4], [naam 7], [naam 8] en nog een jongen.
V: Hoe is het zo gekomen om de klus te doen in [pleegplaats]?
A: Dat komt van [verdachte]. Hij deelde mede dat hij een klusje had waar ik makkelijk geld kon verdienen. Later vertelde hij dat het om het kweken ging van hennep. Ik heb hem toen in eerst instantie verteld dat ik dit niet wilde, maar [verdachte] bleef toen zo aandringen. Uiteindelijk ben ik overstag gegaan toen er in de woning van [verdachte] mij een bonus in het verschiet werd gesteld van € 5000,-. Ik ben toen samen met [verdachte] naar [pleegplaats] geweest. Ik had eerst een oriënterend gesprek met [verdachte] over hoe alles zou gaan. Uiteindelijk stemde ik ermee in. Daarna ben ik samen met [verdachte] op de computer op zoek geweest naar woningen die te koop waren met een optie tot huren. Ik moest deze woningen verzamelen en [verdachte] beoordeelde de woning op grond van ligging, oppervlakte en dergelijke of deze woning geschikt was voor het kweken van wiet.
V: Waar gebeurde dat zoeken op de computer naar geschikte woningen?
A: Dat gebeurde bij [verdachte] thuis.
[medeverdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [9] :
V: Waar zijn de stekken voor de kwekerij aan [locatie] te [pleegplaats] vandaan gekomen? Wie heeft ze geleverd?
A: [naam 4] en [naam 5] kwamen dan met de hele ploeg. Dan hadden ze stekken mee en gingen ze die gezamenlijk poten.
[verbalisant 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [10] :
Na de invrijheidstelling van verdachte [medeverdachte] is gebleken uit de taps dat [medeverdachte] met zijn mobiele nummer contacten heeft met [nummer]. In deze gesprekken word gesproken over de ontruiming van de ontruimde hennepkwekerij op lokatie [locatie] 9 te [pleegplaats]. Tevens stond dit nummer in de uitgelezen mobiele telefoon van [medeverdachte]: [naam 9], [nummer]. De tenaamstelling: [medeverdachte 6]. Op 31 januari 2012 is verdachte [medeverdachte] wederom als verdachte aangehouden. Hij herkende van een getoonde foto [medeverdachte 6] als [naam 4], tevens verklaarde hij de betrokkenheid van [medeverdachte 6] in de hennepkwekerij [locatie] in [pleegplaats].
Een telefoongesprek waarin [verdachte] met [medeverdachte] belt [11] op 04 oktober 2011:
[verdachte]: Heb je een verklarinkje afgelegd en kon je weer gaan….
[medeverdachte]: Heb op mijn zwijgrecht beroepen. Ze wisten alle auto’s die bij de woning waren geweest. Dus [naam 4] zijn auto staat er ook op dus die mag ook wel uitkijken. Ze vonden het een prachtige kwekerij zeiden ze.
[verdachte]: Dan staat mijn kenteken er ook op dat ik een keer bij jou op visite was.
[medeverdachte 6] verklaart -zakelijk weergegeven- [12] :
V: Van wie is deze grijze Seat Leon, [kenteken]?
A: Die is van een vriendin. Ik leen die auto soms.
V: Wie is de bestuurder op deze foto?
A: Ik zal eerlijk zijn. Iemand vroeg mij om daarheen te rijden. Die man op de foto werkte daar, hij heet [naam 6] of zoiets. Met daar bedoel ik bij die woning. Ik weet dat daar een hennepkwekerij zat.
V: In het pand [locatie] 9 te [pleegplaats] is een hennepkwekerij aangetroffen. Wat heb jij hierop te zeggen?
A: Dat wist ik. Ik ben een paar keer heen en weer gereden. Ik weet niet hoeveel maal.
V: Hoe vaak ben jij in dit pand geweest?
A: Twee of drie keer.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair ([locatie 3] te [pleegplaats 3])
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de door verdachte afgelegde verklaring met betrekking tot het pand [locatie 3] te [pleegplaats 3] niet voor het bewijs dient te worden gebruikt, nu de bekentenis van verdachte vals is en in strijd met de waarheid.
De rechtbank kan zich niet met het standpunt van de raadsman verenigen. Verdachte heeft gedetailleerd over de huur, doorverhuur en bestemming van het betrokken pand bij de politie verklaard. De rechtbank acht de verklaring van verdachte geloofwaardig en verifieerbaar en deze vindt in overwegende mate steun in andere verklaringen en tapgesprekken in het dossier. Daarbij komt dat een briefje met daarop het adres en de huurprijs van het onderhavige pand bij verdachte is aangetroffen. De rechtbank acht, anders dan de raadsman stelt, gelet op voormelde verklaring van verdachte aannemelijk dat verdachte bewust bedoeld briefje in zijn bezit had. Verdachte heeft in diezelfde verklaring aangegeven dat hij wist dat het gehuurde pand bestemd was voor het inrichten van een hennepkwekerij. De rechtbank acht verdachte derhalve medeplichtig aan de hennepteelt in het pand, nu aan het vereiste opzet op het gronddelict en de ondersteunende handelingen is voldaan.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen.
Op 31 januari 2012 werd op het adres [locatie 3] te [pleegplaats 3] hennepkwekerijen aangetroffen [13] met 963 hennepplanten in meerdere ruimten.
[getuige] verklaart -zakelijk weergegeven- [14] : Ik heb het perceel [locatie 3] te [pleegplaats 3] verhuurd aan [medeverdachte 8] voor een bedrag van 850 euro.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [15] : Ik kreeg het geld voor de huur van [medeverdachte 7] voor de panden. Ik kan u vertellen dat [medeverdachte 8] de panden regelde en dat ze dan werden verhuurd aan [medeverdachte 7]. [locatie 3] in [pleegplaats 3] huurden wij voor 850 euro en verhuurden wij voor 1050 euro aan [medeverdachte 7]. Dus hier verdienden wij ook aan.
V: Wat was de bedoeling met deze panden?
A: [locatie 5] weet ik niet, maar de andere panden waren de bedoeling om hier hennepkwekerijen in te zetten of die waren er al in gezet.
Een in de woning van verdachte aangetroffen handgeschreven notitie “1050 [locatie 3]”. [16]
Ten aanzien van feit 4 subsidiair ([locatie 4] te [pleegplaats 4])
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat ook de door verdachte afgelegde verklaring met betrekking tot het pand [locatie 4] te [pleegplaats 4] niet voor het bewijs dient te worden gebruikt, nu de bekentenis van verdachte vals is en in strijd met de waarheid.
De rechtbank kan zich niet met het standpunt van de raadsman verenigen en verwijst naar hetgeen zij hiervoor onder feit 3 subsidiair heeft overwogen.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen.
[verbalisanten 3 en 4] verklaren -zakelijk weergegeven- [17] : Op 2 februari 2012 waren wij aan de [locatie 6] te [pleegplaats 4]. Nadat wij de woning naar binnen waren gegaan, hebben wij een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op de bovenverdieping. Wij hebben de aangetroffen hennep gewogen. De henneptoppen betrof 800 gram en de vermalen hennep betrof 7300 gram. In totaal stonden er 11 hennepplanten. De betrokkenen/bewoners zijn [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5], allen geboren in Bulgarije.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [18] :
V: In je woning troffen wij een kopie van het legitimatiebewijs van [medeverdachte 4] aan. Wat kun je hierover zeggen?
A: Ja, die herken ik. Ik zou voor deze vrouw en haar man een woning regelen. Ik bedoel die man en die vrouw uit Bulgarije. Ik ken ook de zoon van [medeverdachte 4] en haar man.
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [19] :
V: Wat kun je vertellen over jouw rol in dit onderzoek?
A: Dat ik soms de huur heb opgehaald. Ik kreeg het geld voor de huur van [medeverdachte 7] voor de panden. Ik kan u vertellen dat [medeverdachte 8] de panden regelde en dat ze dan werden verhuurd aan [medeverdachte 7]. Wij spraken dan een bedrag voor huur met [medeverdachte 7] af, dit was normaal gesproken hoger dan het bedrag dat [medeverdachte 8] voor de huur betaalde. [locatie 4] in [pleegplaats 4] werd gehuurd voor 700 a 800 euro en werd aan [medeverdachte 7] verhuurd voor 1000 euro.
V: Wat was de bedoeling met deze panden?
A: [locatie 5] weet ik niet, maar de andere panden waren de bedoeling om hier hennepkwekerijen in te zetten of die waren er al in gezet.
Een in het bedrijf van verdachte aangetroffen handgeschreven notitie “[pleegplaats 4] 1050 p.m.”. [20]

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[medeverdachte] en andere personen, in de periode van 1 juni 2011 tot en met 4 oktober 2011, te [pleegplaats], tezamen en in vereniging, opzettelijk hebben geteeld in een pand aan [locatie] ongeveer 400 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot welk misdrijf verdachte in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door te bemiddelen bij de huur van genoemd pand en huurgeld voor dat pand aan die [medeverdachte] ter beschikking te stellen;
3.
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 november 2011 tot en met 31 januari 2012 te [pleegplaats 3], opzettelijk heeft/hebben geteeld in een pand aan [locatie 3], ongeveer 963 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door genoemd pand te huren en vervolgens door te verhuren en aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
4.
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 november 2011 tot en met 2 februari 2012, te [pleegplaats 4], opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan [locatie 4] ongeveer 800 gram hennep en ongeveer 11 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door voornoemd pand te huren en voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven persoon/personen.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1 subsidiair: medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet in verbinding met de artikelen 48 en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3 subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet in verbinding met artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4 subsidiair: medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet in verbinding met artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van telen van hennepplanten. Verdachte heeft panden in [pleegplaats], [pleegplaats 3] en [pleegplaats 4] bestemd voor hennepteelt gehuurd en derhalve de hennepteelt door anderen gefaciliteerd.
Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit is de reden dat het kweken van softdrugs door de overheid aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte, het op grote schaal (mede)kweken en verkopen van hennepstekken, wordt dit beleid doorkruist. Daarnaast gaat de handel in softdrugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, veroorzaakt overlast en levert schade op voor de maatschappij.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 november 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder terzake van hennepteelt is veroordeeld. De rechtbank betrekt deze veroordeling als strafverzwarend bij de bepaling van de strafmaat.
De rechtbank houdt voorts rekening met de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte. De officier van justitie heeft gevorderd 189 dagen gevangenisstraf (gelijk aan het voorarrest) en 6 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaren. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de berechting niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, nu de berechting meer dan 2 jaar heeft geduurd en er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Hij heeft bepleit om geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd.
De voren omschreven ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 189 dagen (gelijk aan het voorarrest) en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur 4 maanden, met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank is echter -anders dan de officier van justitie, evenals de raadsman van verdachte- van oordeel dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden. Er is naar het oordeel van de rechtbank inbreuk gemaakt op artikel 6 van het EVRM. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 31 januari 2012 is aangehouden. De rechtbank is van oordeel dat dit een vanwege de Staat jegens de verdachte verrichte handeling is waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De behandeling van de strafzaak is vervolgens niet binnen twee jaar afgerond, terwijl in deze strafzaak geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn geweest die een termijnoverschrijding rechtvaardigen. Onderhavige zaak is niet zo ingewikkeld of omvangrijk dat reeds hierdoor sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden. Het (financieel) strafrechtelijk onderzoek tegen de [medeverdachte 9 en 10] heeft weliswaar nog langere tijd doorgelopen, maar, anders dan de officier van justitie stelt, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een dusdanige verwevenheid met de onderhavige zaak dat daardoor een gelijktijdige berechting met hen noodzakelijk was. Bij de uitspraak is de redelijke termijn met iets dan één jaar overschreden. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot een strafvermindering; te weten vermindering van de voorwaardelijke gevangenisstraf met 60 dagen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een gevangenisstraf voor de duur van 249 dagen (met aftrek van 189 dagen voorarrest), waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is. Het voorwaardelijk strafdeel dient om de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden wederom dergelijke strafbare feiten te plegen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en 4 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 249 dagen, waarvan een gedeelte groot 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter,
en mr. H.H.A. Fransen en mr. J.G. de Bock, rechters
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 februari 2015.

Voetnoten

1.op pagina 1702ev van eindproces-verbaal Heiderups (het PV)
2.op pagina 1722ev van het PV
3.op pagina 1778 van het PV
4.op pagina 680ev van het PV
5.op pagina 733ev van het PV
6.op pagina 941 van het PV
7.op pagina 954ev van het PV
8.op pagina 962ev van het PV
9.op pagina 1722ev van het PV
10.op pagina 1234ev van het PV
11.op pagina 164/165 van het BOB-dossier PV Heiderups
12.op pagina 1272ev van het PV
13.op pagina 143ev en 2032 van het PV
14.op pagina 2034ev van het PV
15.op pagina 732ev van het PV
16.op pagina 698 en 703 van het PV
17.op pagina 2165en en 2167ev van het PV
18.op pagina 698ev van het PV
19.op pagina 732ev van het PV
20.op pagina 698 en 704 van het PV