ECLI:NL:RBNNE:2015:1085

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
18.820486-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van medeplichtigheid aan hennepteelt in België met rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn van berechting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt in België. De verdachte was ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 november 2011 tot en met 21 januari 2012, samen met anderen, hennepplanten en -stekjes naar België had vervoerd en daar een hennepkwekerij had opgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte goederen naar een pand in België heeft vervoerd en daar heeft geholpen bij de installatie van apparatuur voor de hennepteelt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij hennepplanten buiten Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het meer subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat heeft geleid tot een strafvermindering. De verdachte is veroordeeld tot 150 uren werkstraf, waarvan 80 uren voorwaardelijk. De rechtbank heeft daarbij ook de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte in aanmerking genomen, zoals zijn werk als vrachtwagenchauffeur en zijn inspanningen om zijn schulden af te lossen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.820486-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres 1].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 21 januari 2015.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 21 januari 2012, in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
een of meer hennepplanten en/of hennepstekjes, in elk geval een hoeveelheid hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
althans, indien het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 31 januari 2012, in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) ongeveer 1000, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of een of meer andere personen in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 31 januari 2012, te [pleegplaats], althans in België en/of in Nederland, tezamen en in vereniging, althans een van hen, opzettelijk hebben/heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben/heeft gehad (in een pand aan de [straat]) ongeveer 1000, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks genoemde periode in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ten behoeve van de teelt/het kweken van genoemde hennepplanten
- een of meer (assimilatie)lampen en/of filters en/of andere goederen naar genoemd pand te vervoeren en/of in genoemd pand op te hangen en/of te installeren, en/of
- genoemd pand te huren en/of genoemd pand als huurder op zijn, verdachtes, naam te zetten en/of genoemd pand ten behoeve van de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen aan genoemde [medeverdachte 1] en/of die/dat andere personen.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting,
niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Homans-de Boer acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 180 uren werkstraf, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het
primair en subsidiairtenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht -eveneens de officier van justitie en de raadsman van verdachte- ten aanzien van het primair tenlastegelegde niet bewezen, dat verdachte hennepplanten en/of
-stekjes buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
De rechtbank is ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde -anders dan de officier van justitie en eveneens als de raadsman van verdachte- van oordeel dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende betrokkenheid van verdachte blijkt om tot bewijs van het (mede)plegen van de tenlastegelegde strafbare handelingen te kunnen komen.

Bewijsmotivering

De rechtbank acht, evenals de raadsman van verdachte, het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht op basis van na te noemen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte tezamen en vereniging met anderen medeplichtig is geweest bij het vervoer en de installatie van goederen ten behoeve van een hennepkwekerij in een pand in België. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met anderen meermalen goederen “allemaal benodigdheden voor een kwekerij” afkomstig van een growshow naar België heeft vervoerd. Tevens heeft hij het huurcontract van het betrokken pand op naam gehad. Verdachte en zijn medeverdachten wisten waar de goederen en werkzaamheden voor bestemd waren, de hennepteelt.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op volgende bewijsmiddelen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaren -zakelijk weergegeven- [1] : Uit tapgesprekken kon blijken dat er op 29 november 2011 een transport plaats zou vinden vanuit Nederland naar België waarbij vermoedelijk materiaal voor het opzetten van een hennepkwekerij werd vervoerd. Dit transport is door het observatieteam van de Politie Noord gevolgd. Van het bezoek aan het tankstation te Meerkerk zijn door het onderzoeksteam camerabeelden verkregen. Herkenning van [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op beelden[tankstation 1].
[verbalisant 3] verklaart -zakelijk weergegeven- [2] : Tijdens het onderzoek werden meerdere telefoons van verdachten afgeluisterd. Ondermeer het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1]. Medio november 2011 bleek uit afgeluisterde telefoongesprekken dat [medeverdachte 1] contacten onderhield met een manspersoon in België en werd duidelijk dat vanuit Nederland goederen zouden worden geleverd om een hennepkwekerij in te richten. Een adres in Brussel ([pleegplaats]) werd genoemd en op 29 november 2011 vertrokken vanuit Oost-Groningen meerdere verdachten, waaronder verdachte [medeverdachte 1] richting Brussel. Dit transport van een personenauto met 4 verdachten en een gehuurde vrachtauto met goederen en met twee verdachten, werd in z’n geheel geobserveerd door het observatieteam Noord-Nederland. Op 21januari 2012 kreeg ik vanuit het onderzoeksteam Heiderups een terugkoppeling van afgeluisterde telefoongesprekken met [medeverdachte 1] waarin duidelijk werd dat er in “België” paniek was en dat er geruimd moest worden. In latere gesprekken werd letterlijk gezegd dat er gedemonteerd moest worden. Tevens werd uit telefoongesprekken duidelijk dat verdachte [medeverdachte 1] meerdere mensen ronselde en vroeg om mee te gaan “over ver” om daar mee te helpen. Op 21 januari 2012 werd doorzoeking in Brussel ([pleegplaats], [straat]) verricht: Er werden plantageruimtes en aangetroffen hennepplanten aangetroffen.
Uit een proces-verbaal van de Federale Recherche Arrondissement Brussel [3] blijkt dat er een honderdtal stekjes is gevonden, evenals 60 planten in de serre. In de kelder worden 420 geplante planten en naar schatting 500 planten in zakken aangetroffen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [4] :
V: Wanneer ben je voor het laatst naar het buitenland geweest en welk land was dat?
A: Volgens mij afgelopen zaterdag 28-01-2012. Ik ben toen naar België, Brussel, geweest. Ik ben hier samen met [medeverdachte 5] geweest.
Tijdens verhoor werd aan verdachte [medeverdachte 1] de volgende berichten getoond en gesprekken voorgehouden -zakelijk weergegeven- [5] :
O: Tapgesprek verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] 30 november 2011:
[medeverdachte 5]: Hallo?
[medeverdachte 1]: Ja zegt het maar [medeverdachte 5].
[medeverdachte 5]: Ha... we hebben hier wat dingen te kort.
[medeverdachte 1]: Ja.
[medeverdachte 5]: We moeten dat verplicht daar kopen/halen. We zullen dat kopen als we daar zijn.
O: Tapgesprek verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] 01 december 2011: [medeverdachte 1] zegt dat hij morgenmiddag in Zwolle moet zijn en dat hij dan rond 7 uur daar in de regio zal zijn. [medeverdachte 4] zegt het maar goed is dat hij zijn eigen gereedschap heeft meegenomen, hij heeft al 6 boren naar de kloten gedraaid. [medeverdachte 1] zegt dat het vannacht eerst het laatste nachtje is en dat ze daarna weer in hun eigen bedje slapen. Dan kunnen zij in het weekend even overleggen wat de tekortkomingen zijn. [medeverdachte 1] vraagt of iemand anders hem nog wil spreken en dan komt de man uit België aan de lijn. OM, de Belgische man. OM zegt jij Albanees. [medeverdachte 1] zegt tegen hem dat hij morgen tussen 4 en 5 uur in Zwolle moet zijn en dat hij daarna doorrijdt die kant op. [medeverdachte 1] vraagt of alles naar wens is en dat beaamt OM.
SMS-berichten 20 januari 2012: [medeverdachte 1] moet opruimen; Kom maar hiertoe; Met 5 man alles moet weg.
Tap 21 januari 2012: [medeverdachte 1]-[medeverdachte 4]. [medeverdachte 1]: We moeten even kijken welke mensen er in de middag geregeld kunnen worden. Als we dan met zes zeven man die kant op gaan....is het wel binnen drie vier uur allemaal gedemonteerd.
Tap 21 januari 2012: [medeverdachte 1]-[medeverdachte 6]. [medeverdachte 1]: ik ben vanavond waarschijnlijk een paar honderd driehonderd kilometer verder. Ik moet daar even een paar uur aan de gang. Ik ben eigenlijk wat vrije jongens nodig die mij even willen helpen.
Tap 21 januari 2012: [medeverdachte 6]-[medeverdachte 7]: [medeverdachte 7] zegt oh, wat is er loos dan [medeverdachte 6] kan dat zo niet zeggen, het is ongeveer 3 a 4 uren rijden, moeten we even wat doen en dan gaan we morgenvroeg weer terug.
Een tapgesprek van [medeverdachte 1] met een persoon in België vlak voor aanvang van het transport:
Gespreksgegevens: 630440-11 TAP-007 280347944
Tijdstip : 29-11-11 14:26:09 In/uit :
Met nummer : [telefoonnummer]
Onderwerp 3173 IK KOM GELADEN
.
Uit onderzoek [6] blijkt dat de eigenaar van het perceel [adres 2], [medeverdachte 8], 59 telefonische contacten heeft gehad met [medeverdachte 1].
[medeverdachte 4] verklaart -zakelijk weergegeven- [7] : Eind november belde [medeverdachte 1] mij en vroeg mij of hij langs mocht komen. [medeverdachte 1] vroeg mij of ik nog steeds mijn werk als elektricien deed. [medeverdachte 1] vroeg mij of ik wat dingen voor hem wilde maken. [medeverdachte 1] kwam met transformatoren met lampen aan elkaar vast, bij me langs. [medeverdachte 1] vroeg mij of ik de trafo’s wilde loskoppelen van de lampen. [medeverdachte 1] kwam ook met een grote elektriciteitskast, een meterkast. Die moest ik reviseren. Ik ben natuurlijk ook niet dom; ik wil er niets mee te maken hebben. [medeverdachte 1] zit natuurlijk niet in de komkommers of tomaten. Het enige wat ik heb gedaan is de lampen loskoppelen van de trafo’s en een meterkast reviseren. De trafo’s heb ik ook gereviseerd. [medeverdachte 1] heeft de spullen bij mij gebracht. Dit heeft zich allemaal afgespeeld in de periode na Sinterklaas 2011. Ik ben met [medeverdachte 1] mee geweest naar een adres. Ik heb de lampen en de trafo’s gescheiden opgehangen. Dat was in België. De eerste keer gingen we in de nacht weg. De chauffeur was een blanke lange dunne jongen. We zijn erheen gereden. Een heleboel spullen waren er al. Het was in Brussel. Ik heb de lampen opgehangen aan een constructie van hout. De trafo’s heb ik op een plaat van hout, tegen de wand opgehangen. Aan de trafo’s heb ik stekkers vastgezet die naar de tussenkast liepen. De kast die ik gereviseerd had heb ik ook opgehangen. Ik ben in totaal drie of vier keer in België, op hetzelfde adres geweest, om werkzaamheden te verrichten. Al met al heb ik rond de acht á negen honderd gekregen van [medeverdachte 1].
0: Wij laten je nu een aantal foto’s zien (opmerking verbalisanten: getoond werden foto’s gemaakt op 29-11-2011 omstreeks 22.43 uur in [tankstation 2]).
A: Die ken ik. Die was in België. Ik ken de man onder de naam [medeverdachte 5].
V: Wie zijn deze personen op de foto?
A: Die man op de foto heb ik volgens mij maar één keer gezien in België. Ik weet alleen dat ze [medeverdachte 5] tegen hem riepen. [medeverdachte 5] heeft als betekenis vriend in het Turks. De andere man op die foto heet [medeverdachte 2]. Ik heb hem twee keer in het pand in Brussel gezien. Op de andere foto staat [medeverdachte 1]. Die andere mensen waren allemaal door [medeverdachte 1] geregeld. Er werd getankt met de bus; ook dat heeft [medeverdachte 1] betaald. Eten en drinken werd ook door [medeverdachte 1] betaald. Ik hoorde van [medeverdachte 1] dat hij boven in de achterste ruimte het ook nog vol wilde zetten. Ik heb daar toen voor bedankt. Ik had die ruimte namelijk klaar moeten maken terwijl de hennepplantage beneden al draaide. Ik zou me dan bezig gaan houden met de uitbreiding van een plantage.
V: Wie heeft jou de opdrachten gegeven?
A: Alleen [medeverdachte 1]. Als [medeverdachte 1] er niet was dan was [medeverdachte 5] de leider. Die regelde dan eten en drinken als [medeverdachte 1] er niet was. [medeverdachte 5] regelde ook de werkzaamheden in België als [medeverdachte 1] er niet was. Hij gaf dan aanwijzingen.
V: Wat voor spullen werden er meegenomen naar België?
A: In de bus lagen trafo’s, lampen, afzuigers, rollen met witte kabel, stekkers; dat soort dingen allemaal.
V: Kun je ons aangeven wat jij precies hebt gedaan, de eerste keer, in België?
A: Spullen uitpakken. Ik ben van 29 november 2011 tot 2 december 2011 in België geweest. Ik heb eerst alles naar beneden gebracht. Met alles bedoel ik de trafo’s de lampen, eigenlijk alles wat er in die vrachtwagen lag. Alles voor een hennepkwekerij. Ik ben op een gegeven
moment begonnen met het bevestigen van platen tegen de muren voor de trafo’s. De verdeelkast heb ik opgehangen evenals de trafo’s daar ook nog trafo’s losgekoppeld van lampen. In de vrachtwagen lagen dus ook nog assimilatielampen inclusief trafo’s. Op vrijdag rond een uur of zes, zeven uur werden wij opgehaald. Wij werden opgehaald door een Turkse jongen met een blauwe auto. We reden met z’n allen, [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], ik en de Turkse chauffeur naar Groningen.
V: Kun jij vertellen wat de door jou genoemde [medeverdachte 5], [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en de chauffeur hebben gedaan?
A: [medeverdachte 5], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] hebben de latten opgehangen waar ik de lampen aan moest bevestigen. Zij hebben de afzuigers opgehangen. Zij hebben bakken gemaakt van hout op de vloer waarde aarde in moest voor de planten. Zij hebben de afzuigers aangesloten, de slangen allemaal. [medeverdachte 2] is mij uiteindelijk ook gaan helpen met de stekkers en het trekken van kabels.
V: Wanneer ben je voor de tweede keer naar België gereden?
A: Dat was na Sinterklaas. Wij waren daar met z’n drieën; [medeverdachte 5], [medeverdachte 5] en ik.
V: Wanneer ben je voor de derde keer naar België gereden?
A: Dat was na kerst 2011. Weer met z’n drieën. [medeverdachte 5], [medeverdachte 5] en ik.
V: Wanneer ben je voor de vierde keer naar België gereden?
A: Van 14 tot en met 20 januari 2012. [medeverdachte 5] en die Hollandse jongen waren al in België. [medeverdachte 2] en ik arriveerden daarop 14 januari 2012. Die Hollandse jongen heeft wat hand en spandiensten verricht voor [medeverdachte 5]. Hij heeft wat plastic vastgezet in de bakken waar de planten in moesten; dat soort dingetjes.
Verdachte [verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [8] :
V: Jullie komen aan op het adres [adres 2] te Brussel. Wat is dit voor een pand?
A: Ja dat euhh .... Daar moesten wat spulletjes naar vervoerd worden. Ik heb daar ook wat naar toegebracht.
V: Wie was er bij jou toen jij daar wat naar toe bracht?
A: Nu jullie zeggen [medeverdachte 4]. Ja, dat klopt wel. Ik ben met hem die kant opgegaan? Dat is een paar keer gebeurd. Ik denk twee of drie keer naar hetzelfde pandje?
V: Wat hebben jullie ingepakt?
A: Lampjes. Kweekattributen. Ik weet niet anders dan kweeklampen. Er lag wel een hele [medeverdachte 11].
V: Wie reed die vrachtwagen?
A: Dat was ik.
V: Wat hebben jullie op 29 november 2011 gedaan?
A: Volgens mij heeft [medeverdachte 1] die vrachtwagen opgehaald. Wij waren in ieder geval bij een growshop in Winschoten. Daar is [medeverdachte 1] uitgestapt en is die andere man die met mij naar mijn woning in [geboorteplaats] gereden. daar hebben wij die lampen ingeladen. Wij zijn weer teruggegaan naar de growshop. Daar hebben we toen van alles ingeladen. Dat was aarde, filter dingen, eigenlijk onbekende spullen voor mij, kleine schuimblokjes, grote ton, blaas- apparaten. Allemaal benodigdheden voor een kwekerij. Ongetwijfeld ook nog dozen. Filterdingen, langwerpige vorm. De bus zat tot achteraan helemaal vol. Ik heb zelf ook geholpen bij het inladen.
V: Wie regelde dat bij de growshop allemaal?
A: Er waren meerdere personen. Volgens mij die mensen van de growshop wisten precies wat er mee moest. [medeverdachte 1] was er ook. Maar volgens mij hadden de mensen van de winkel alles al klaar staan. Ik ben met [medeverdachte 4] ook nog bij een garage geweest en daar hebben we gereedschap van [medeverdachte 4] opgehaald en ingeladen. Volgens mij had [medeverdachte 4] het adres van de woning in België. Ik reed in opdracht van [medeverdachte 1] daar naar toe. [medeverdachte 9] wist kennelijk van het pand in België. [medeverdachte 9] vroeg mij of ik het pand [adres 2] ook tijdelijk op mijn naam kon laten zetten. Dat moest in Brussel gebeuren.
[Huurcontract verdachte pand [adres 2], d.d. 01/01/2012. [9] ]
V:; Kan jij beschrijven wat jou werkzaamheden waren in dit pand?
A; De eerste keer ben ik nadat de vrachtwagen was uitgepakt, direct weer terug gereden naar Nederland.
V: Wie heeft er uitgeladen.
A: [medeverdachte 4] heeft ook geholpen. Ik ben er ook al eens geweest om blokjes te sjouwen. Dus ik heb twee keer spullen naar Brussel gebracht. Dat ritje deed ik voor [medeverdachte 1]. [medeverdachte 9] was daar toen ook bij.
V: Als wij de vraag stellen wie van deze groep de chef/leider is wat is dan je antwoord?
A: Als het om taken verdelen gaat dan is dat [medeverdachte 1]. Zo links en rechts kreeg ik wel eens een beetje geld van [medeverdachte 1]. Ik ben er ook al eens geweest om blokjes te sjouwen. Dat waren blokjes van 20x20 cm. Ook had ik dozen bij mij waar alleen maar blaadjes in zaten. Ik snapte niet wat men met die blaadjes moest. Maar nu snap ik het. Maar toen was het daar nog niet in zo’n ver stadium als op de foto’s.
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart -zakelijk weergegeven- [10] :
V: Wanneer ben je naar België geweest?
A: drie á vier maanden geleden.
Opmerking: Wij verbalisanten tonen verdachte een aantal foto’s van een gehuurde vrachtwagen die gemaakt door het Volg en Observatie Team Groningen.
V: Uit ons onderzoek is gebleken dat jij samen met iemand anders in de gehuurde vrachtwagen naar een woning in Appingedam bent geweest op 29 november 2011. Wat moesten jullie daar?
A: Daar hebben we lampen in geladen. Die worden gebruikt in de kwekerijen. Ik heb ze uit de woning van de lange jongen. Hij had mij gevraagd of ik hem met de lading wilde helpen. ‘s Avonds zijn wij vertrokken naar België.
V: Wie waren er bij toen jullie naar België vertrokken?
A: Ik, die lange jongen, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] die kale jongen.
V: Wij stellen dat er vanuit Appingedam werd gereden naar de growshop in Winschoten. Wat heb jij daarop te zeggen?
A: Dat klopt. [medeverdachte 5] heeft mij dat gevraagd of ik hem mee kon helpen.
V: Als wij zeggen dat in ons onderzoek is gebleken dat er hennepplantjes en alles wat er voor hennepplantages nodig is naar België moesten worden gebracht. Wat heb jij daar dan op te zeggen?
A: Dat klopt.
V: Wij zeggen dat jij met een aantal van de eerder genoemde personen mee bent gegaan om mee te helpen om een hennepplantage op te bouwen en in te richten in België.
A: Ze zouden ook allemaal gaan doen om daar een hennepplantage op te richten. Ik heb alleen maar geholpen om uit te laden. Ik heb alleen maar pijpleidingen aangelegd. Vervolgens ben ik daar weer vertrokken. Dit alles heeft ongeveer 10 dagen geduurd en ik ben de 6de dag weer vertrokken. Ik herken van de foto’s: [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], die Nederlandse jongen [medeverdachte 4], [medeverdachte 1]. In totaal ben ik drie keer naar België geweest. De eerste keer met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] in de auto. Toen ben ik meerdere dagen gebleven.
V: De tweede keer?
A: We waren met zijn vieren, Ik, [medeverdachte 5], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4].
V: En de derde keer?
A: Heen ging ik volgens mij met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2], maar het kan ook zijn met [medeverdachte 4].
V: Wij zeggen dat jullie samen naar België zijn geweest en een hennepplantage hebben ingericht in perceel [adres 2]. Wat is jouw aandeel daarin?
A: Die plantage was niet van mij. Ik ben daar alleen als werker naar toe gegaan. Er werd mij door [medeverdachte 5] verteld dat een gedeelte van de opbrengst voor mij zou zijn, als de oogst gelukte.
V: Maar wie heeft je nu benaderd om mee te helpen in België.
A: [medeverdachte 5] heeft mij dat gevraagd of ik hem mee kon helpen. Als het lukte waar men mee bezig was dan zou ik goed geld kunnen verdienen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart -zakelijk weergegeven- [11] :
V: Waar verbleven jullie dan?
A; In de zelfde woning waar we ook aan het werk waren.We bleven met vier personen. [medeverdachte 5], ik, [medeverdachte 2] en die lange jongen kwam later weer terug. Ik herken op de foto’s het pand waar we in Brussel bezig zijn geweest om een hennepplantage aan te leggen. Verder herken ik veel spullen die er meegebracht zijn naar Brussel. Ik zie op verschillende foto’s ook hennepplantjes staan. Toen ik er de tweede was stonden in de garage van dit pand hennepplantjes.
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [12] :
V: Wat zie je op de foto van het Volg en Observatie team Groningen?
A: Zo een auto heb ik ook wel eens gehuurd. Zij zouden daar wat regelen, [medeverdachte 5], [medeverdachte 3], [verdachte], en [medeverdachte 4].
V: Wat stond er allemaal op die lijst?
A: Boxen, filters, lampen. allerlei kweekapparatuur Zij hadden alles al in een dat busje geladen. Ik had nog wel een paar oude boxen waar een ventilator in zit voor frisse lucht.
Volgens mij was [verdachte] de bestuurder van de vrachtwagen.
O: We laten je nu een aantal foto’s zien die zijn gemaakt op de dag dat jij met anderen naar België bent geweest.
A: Ik zie op de foto’s [medeverdachte 5], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [verdachte] en [medeverdachte 1].
V: Als wij zeggen dat in ons onderzoek is gebleken dat er hennepplantjes en alles wat er voor hennepplantages nodig is naar België moesten worden gebracht. Wat heb jij daar dan op te zeggen?
A: Ja we hebben die materialen wel gebracht. Ik heb het zelfs uitgeladen daar.
V: Weet je het adres ook.
A: Nee, maar het was wel in de hoofdstad.
V: Jij zegt: ik ben daar gebleven. Wie zijn er nog meer gebleven.
A: [verdachte] is er wel eens gebleven, [medeverdachte 3] is er wel eens gebleven. [medeverdachte 5] ook wel eens. [medeverdachte 4] was er ook wel eens alleen.
V: Jij moet van [medeverdachte 1] [medeverdachte 4] ophalen. Waarom moest je [medeverdachte 4] ophalen?
A: Wij gingen altijd samen met [medeverdachte 4] naar Brussel. [medeverdachte 5], [medeverdachte 4], [verdachte], [medeverdachte 3] en ik.
Medeverdachte [medeverdachte 5] verklaart -zakelijk weergegeven- [13] :
V: Wie is [medeverdachte 4]?
A. Hij vroeg om tweedehands spullen, of wij iets voor hem konden betekenen. Dit was ongeveer twee a drie maanden geleden. Wij hebben later spullen vervoerd. Die spullen zijn door iemand anders bij elkaar gebracht. Met wij bedoel ik: [medeverdachte 2] en ik.
V: Om wat voor spullen ging dat?
A: Je hebt boxen (grote houten boxen), filters en lampen voor de hennepteelt.
V: Wie hebben die aan [medeverdachte 4] geleverd?
A: Een deel is opgehaald bij de growshop. Hier was ik wel bij.
O: Wij verbalisanten tonen verdachte een aantal foto’s van een gehuurde vrachtwagen die werden gemaakt door het Volg en Observatie Team Groningen.
V: Wat zie je op deze foto’s?
A: Dat zijn [verdachte] en [medeverdachte 3]. In Brussel, in België, moesten we helpen met uitladen. Het waren spullen voor de opbouw voor een hennepkwekerij. Dat weet ik zelf ook wel. De spullen waren filters, boxen en lampen. Ik ben alleen aanwezig geweest bij het brengen van de spullen. De personen op de foto’s zijn: [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [verdachte] en [medeverdachte 1].
V. Wat heb jij de eerste keer gedaan in Brussel?
A: Wij stapten uit onze auto en liepen naar de vrachtauto om de spullen uit te laden. Dit waren de spullen die ik eerder noemde. Iedereen heeft geholpen met spullen uit te laden. Ik bedoel hiermee [medeverdachte 4], [verdachte], [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] en ik.
V. Met wie ben jij de tweede keer in Brussel geweest en met welke auto’s zijn jullie daar naar toe gegaan?
A. Weer met het busje van [medeverdachte 1], weer met zijn drieën ([medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en ik).
V: waren er nog meer auto’s?
A: Ja, [medeverdachte 4] en [verdachte] waren al in Brussel toen wij daar kwamen.
V: hoeveel tijd zat er tussen de eerste en tweede keer dat je naar Brussel bent geweest?
A: Ik schat ongeveer een maand.
V. Hoe vaak ben jij in totaal naar Brussel gegaan en met wie en met welke auto’s?
A. Twee of drie keer.
V. We lopen nu even de namen bij langs die met jou mee geweest zijn en wat zij hebben gedaan:
1) [medeverdachte 3]. Hoe vaak is hij mee geweest en wat heeft hij gedaan?
A. Samen met mij twee of drie keer mee geweest. Hij heeft geholpen de spullen uit de auto te laden.
2) [medeverdachte 2]. Hoe vaak is hij mee geweest en wat heeft hij gedaan?
A. Met [medeverdachte 2] samen drie keer geweest. Een keer de spullen uitgeladen, de tweede keer geld ophalen en de derde keer de grijze auto van [medeverdachte 1] heen gebracht en met de terreinauto teruggekomen.
3) [medeverdachte 4]. Hoe vaak is hij mee geweest en wat heeft hij gedaan?
A. [medeverdachte 4] heeft spullen geladen, twee keer en eenmaal hebben wij hem opgehaald. Hij was daar toen we weggingen na de 1e en 2e keer.
4) [verdachte]. Hoe vaak is hij mee geweest en wat heeft hij gedaan?
A. ook spullen geladen de 1e en 2e keer, de derde keer heb ik hem daar niet gezien.
6) [medeverdachte 1] Hoe vaak is hij mee geweest en wat heeft hij gedaan?
A. [medeverdachte 1] is een keer daar geweest, maar niet bij het pand. Op verzoek van [medeverdachte 1] hebben we de auto gebracht en afgeleverd.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en een of meer andere personen in de periode van 1 november 2011 tot en met 31 januari 2012, te [pleegplaats], tezamen en in vereniging, opzettelijk hebben geteeld in een pand aan de [straat] ongeveer 1000 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in genoemde periode in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk behulpzaam is geweest, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, of alleen, ten behoeve van de teelt/het kweken van genoemde hennepplanten
- ( assimilatie)lampen en/of filters en/of pijpleidingen en/of andere goederen naar genoemd pand te vervoeren en/of in genoemd pand op te hangen en/of te installeren, en
- genoemd pand als huurder op zijn, verdachtes, naam te zetten en/of genoemd pand ten behoeve van de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen aan genoemde [medeverdachte 1] en/of die/dat andere personen.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het onder het meer subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het meer subsidiair bewezen geachte levert op:
Medeplegen van medeplichtigheid, meermalen gepleegd, aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet in verbinding met de artikelen 47 en 48 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk behulpzaam zijn aan het door anderen telen van ongeveer 1000 hennepplanten in een pand in België. Verdachte heeft met anderen de oprichting van de hennepkwekerij gefaciliteerd door goederen naar het betreffende pand te vervoeren en/of te installeren. Daarnaast heeft verdachte het betrokken pand als huurder op zijn naam gezet en ten behoeve van hennepkweek ter beschikking gesteld.
Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit is de reden dat het kweken van softdrugs door de overheid aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte wordt dit beleid doorkruist. Daarnaast gaat de handel in softdrugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, veroorzaakt overlast en levert schade op voor de maatschappij.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 november 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder terzake van een Opiumwetdelict (harddrugs) is veroordeeld.
De rechtbank houdt voorts rekening met de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte. De officier van justitie heeft gevorderd 180 uren werkstraf. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de berechting niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, nu de berechting meer dan 2 jaar heeft geduurd en er geen bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigden. Hij heeft gepleit voor oplegging van een werkstraf. Verdachte heeft aangegeven dat hij thans zijn leven op de rails heeft. Hij heeft werk als vrachtwagenchauffeur en is bezig om zijn schulden af te lossen.
De voren omschreven ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel een werkstraf voor de duur van 150 uren.
De rechtbank is echter -anders dan de officier van justitie, evenals de raadsman van verdachte- van oordeel dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden. Er is naar het oordeel van de rechtbank inbreuk gemaakt op artikel 6 van het EVRM. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 15 februari 2012 is aangehouden. De rechtbank is van oordeel dat dit een vanwege de Staat jegens de verdachte verrichte handeling is waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De behandeling van de strafzaak is vervolgens niet binnen twee jaar afgerond, terwijl in deze strafzaak geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn geweest die een termijnoverschrijding rechtvaardigen. Onderhavige zaak is niet zo ingewikkeld of omvangrijk dat reeds hierdoor sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden. Het (financieel) strafrechtelijk onderzoek tegen de medeverdachten [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] heeft weliswaar nog langere tijd doorgelopen, maar, anders dan de officier van justitie stelt, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een dusdanige verwevenheid met de onderhavige zaak dat daardoor een gelijktijdige berechting met hen noodzakelijk was. Bij de uitspraak is de redelijke termijn met iets meer dan één jaar overschreden. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot een strafvermindering; te weten dat van de werkstraf een gedeelte groot 80 uren voorwaardelijk zal worden opgelegd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een werkstraf voor de duur van 150 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk passend. De rechtbank betrekt hierbij tevens voormelde positieve ontwikkelingen in verdachtes leven. Het voorwaardelijk strafdeel geldt tevens als stimulans voor verdachte zich niet weer schuldig te maken aan strafbare feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een
taakstrafbestaande uit 150 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast,
waarvan een gedeelte groot 80 uren werkstraf, met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde werkstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter,
en mr. H.H.A. Fransen en mr. J.G. de Bock, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 februari 2015.

Voetnoten

1.op pagina 130ev van het eindproces-verbaal Heiderups (het PV)
2.op pagina 1985ev van het PV
3.op pagina 245 van de 1ste aanvulling op het eindproces-verbaal Heiderups (PV1)
4.op pagina 602ev van het PV
5.op pagina 692ev van het PV
6.op pagina 15 en 351ev PV1
7.op pagina 1093ev van het PV
8.op pagina 1150ev van het PV
9.op pagina 1157v van het PV
10.op pagina 1319ev van het PV
11.op pagina 1335ev van het PV
12.op pagina 1362ev van het PV
13.op pagina 1401ev van het PV