ECLI:NL:RBNNE:2015:1079

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
18.820491-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf voor medeplegen van hennepteelt met rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn van berechting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt. De verdachte is in de periode van 1 juni 2011 tot en met 4 oktober 2011 betrokken geweest bij de teelt van ongeveer 400 hennepplanten in een pand in [pleegplaats]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte ontkende betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij, maar de rechtbank achtte de verklaring van een medeverdachte betrouwbaar en ondersteunde deze met bewijs uit telefoongesprekken en observaties.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger kon worden aangemerkt en dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat leidde tot een vermindering van de werkstraf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 100 uren, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de maatschappelijke schade die het kweken van softdrugs met zich meebrengt, maar erkende ook de vertraging in de rechtsgang als een verzachtende omstandigheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.820491-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 22 januari 2015.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 4 oktober 2011, te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente Boarnsterhim, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan[pleegadres]) ongeveer 400, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting,
niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Homans-de Boer acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
120 uren werkstraf, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek ex artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht;
2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

De
officier van justitieis van oordeel dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van de hennepteelt in het pand aan[pleegadres] te [pleegplaats].
De
raadsman van verdachteheeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent namelijk betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij. Hij heeft alleen maar een paar keer op verzoek een paar mensen, waarvan hij de namen niet (meer) weet, naar het pand in [pleegplaats] vervoerd. Verdachte betwist hetgeen [medeverdachte 1] over hem heeft gezegd.
De
rechtbankkan zich niet in de zienswijze van de raadsman vinden en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medepleger is van het opzettelijk telen van ongeveer 400 hennepplanten. De rechtbank acht, anders de raadsman van verdachte, de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar. Hij heeft consistent en gedetailleerd verklaard over de aangetroffen hennepkwekerij en (onder andere) over de rol van verdachte daarbij. [medeverdachte 1] herkende verdachte van een foto en camerabeelden als zijnde “[alias verdachte]”. De verklaring van [medeverdachte 1] wordt daarnaast verifieerbaar ondersteund door de observaties ter plaatse en de inhoud van de opgenomen telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen.
Op 4 oktober 2011 wordt er in perceel[pleegadres] 9 te [pleegplaats] een hennepplantage aangetroffen [1] met 400 hennepplanten. In de woning wordt verdachte [medeverdachte 1] aangehouden. [medeverdachte 1] heeft het pand gehuurd, bewaakt de hennepplantage en verzorgt de hennepplanten.
In een MMA-melding op 19 augustus 2011 worden kentekens genoemd van voertuigen [2] die het pand tijdens de kwekerij hebben bezocht. Daaronder bevind zich ook het kenteken van het voertuig van [medeverdachte 1] (SV-TH-90) en het voertuig in gebruik bij [verdachte] ([kenteken 2]).
Een huurovereenkomst [3] object[pleegadres] 9 te [pleegplaats], periode 22 april 2011 tot 1 mei 2012, in gebruiknemer [medeverdachte 1].
[verbalisant 1] verklaart [4] dat [medeverdachte 1] verklaarde: Jullie moeten bij mijn ex-schoonzoon zijn. Hij zoekt op internet woningen af die al lange tijd te koop staan. Hij belt dan een makelaar en vraagt of de eigenaar de woning ook wil verhuren. Meestal is dit wel het geval. Hij gaat dan met een mannetje zoals ik naar de makelaar. Dat mannetje tekent het contract en gaat in de woning zitten. Mijn ex-schoonzoon krijgt wel 1500 euro per woning. Ook is er een Turk uit Blijham bij betrokken en een Vietnamees. Deze beide mannen zijn ook wel op[pleegadres] geweest. Morgen, (woensdag 5 oktober 2011) zouden ze met een stuk of 7 mensen komen te knippen.
[medeverdachte 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [5] :
[medeverdachte 1] is mijn ex-schoonvader.
V: Ken je het adres[pleegadres] 9 te [pleegplaats]?
A: Daar is [medeverdachte 1] gepakt voor hennep. Met [medeverdachte 1] bedoel ik, [medeverdachte 1], mijn ex-schoonvader.
Ik ben wel eens in [pleegplaats] bij [medeverdachte 1] op bezoek geweest.
[medeverdachte 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [6] :
V: Dus jij wist wel van de hennepkwekerijen, maar heb je verder nog iets gedaan in de kwekerijen, wij bedoelen knippen, verkoop etc.
A: Nee. Ik wist ervan.
Telefoontap 07-10-11 [7] , [medeverdachte 1] belt met zijn vriendin in de Oekraïne.
Die man wil een nieuwe start, nog een woning. Iedereen verdenkt [medeverdachte 2]. In twee dagen moest alles weg. Ik geen geld dan jij ook geen geld.
[medeverdachte 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [8] :
De kwekerij in [pleegplaats] heb ik bewaakt. Ik woonde daar. Ik kreeg daar geld voor. De ene keer
100,- euro de andere keer meer of minder. De rest van de kosten werden door hun betaald, zoals de huur en dergelijke.
V: Op 30 november 2011 omstreeks 17:53 uur heb jij een telefoongesprek met [medeverdachte 3] waarin jij met hem over de schade in Friesland spreekt. Wat heb jij daar allemaal opgebouwd?
A: Ik heb niet gezegd dat ik geen schade heb veroorzaakt maar dat er schade was. Dat er
boven de deur een paar gaatjes zaten en een paar nietjes in de muren en kasten, kozijnen.
V: Jij hebt op 25 november 2011 omstreeks 16:56 uur een telefoongesprek gehad met [medeverdachte 3] waarin je spreekt over het feit dat je bent aangehouden. Je zegt dan dat “zij” woensdag de kinderen op zouden komen halen maar dat je maandagochtend gearresteerd bent. Wat bedoelde je met de kinderen ophalen?
A: Dat er geplukt cq geoogst zou worden. De mensen van de Organisatie vertelden mij nog dat de opbrengst ongeveer 60.000,= euro is geweest voor de eerste oogst voor de 400 plantjes die daar toen stonden. Bij de volgende oogst ben ik opgepakt net voordat er geplukt zou worden.
V: in een gesprek nummer 66 spreek je met [medeverdachte 2] over [alias verdachte] en dat deze [alias verdachte] op jou zou wachten.
0: Wij toonde de verdachte een foto van [verdachte], geboren [geboortedatum].
V: Is dit [alias verdachte]?
A: Ja dat is de man die ik bedoel met [alias verdachte].
[medeverdachte 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [9] :
V: Wat was de rol van [alias verdachte]; wat deed hij in de kwekerij?
A: Hij deed zich voor als de grote baas. Hij zou alles wel regelen. Hij kwam vaak binnen met een Vietnamees. [alias verdachte] ging samen met die Vietnamees naar boven om de kwekerij te controleren. [medeverdachte 2] sprak in een gesprek over een Turk die hij [alias verdachte] noemde. Later toen ik met [medeverdachte 2], deze Turk, genaamd [alias verdachte] tegenkwam, zei hij: Dit is nou [alias verdachte]. Het is dus de man van de foto die u mij gisteren toonde. [alias verdachte] kwam ik tegen toen ik samen met [medeverdachte 2] in de growshop de Hollander was.
0: Wij toonde de verdachte 5 foto’s.
A: Bijlage 2 foto 2 tot en met foto 5 dat zijn [alias verdachte] met zijn hulpje, een Bulgaarse jongen.
V: In 2 sms-berichten aan [alias verdachte] meld je dat de rekening van de eigenaar € 385,- was. Je vraagt of hij dat er bij wil doen. Waar moest hij dat bij doen en waar was die € 385,- voor bedoeld?
A: Dat moest bij de huur op en het was een afrekening van de energie.
V: Van wie kreeg jij het geld om huur en dergelijke te betalen?
A: Heel in het begin van [medeverdachte 2], maar later ging dat allemaal via [alias verdachte].
V: Wie is [medeverdachte 2]?
A: Mijn ex-schoonzoon.
V: Wie hebben in [pleegplaats][pleegadres] de kwekerij opgezet?
A: Die Vietnamees, die ik al eerder noemde, met hulpjes. Ook [alias verdachte] heeft ook wel eens meegeholpen bij het opzetten van de kwekerij. Ik zou in eerste instantie € 5000,- krijgen. Later werd dit via € 4000,- naar € 3000,- gebracht. [medeverdachte 2] zei dat tegen mij dat ik € 4000,- zou krijgen en [alias verdachte] bracht dit naar beneden tot € 3000,- in verband met gemaakte investeringskosten.
V: Hoe ging dit bij de eerste oogst? Wanneer was die eerste oogst?
A: Ik weet niet precies wanneer dat was, maar toen deze oogst verwerkt was duurde het maar een paar dagen voordat er weet nieuwe plantjes stonden. Dit moet ongeveer juni/juli 2011 zijn geweest. [alias verdachte] was er, de Vietnamees, de Bulgaarse jongen, [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en nog een jongen.
V: Hoe is het zo gekomen om de klus te doen in [pleegplaats]?
A: Dat komt van [medeverdachte 2]. Hij deelde mede dat hij een klusje had waar ik makkelijk geld kon verdienen. Later vertelde hij dat het om het kweken ging van hennep. Ik heb hem toen in eerst instantie verteld dat ik dit niet wilde, maar [medeverdachte 2] bleef toen zo aandringen. Uiteindelijk ben ik overstag gegaan toen er in de woning van [medeverdachte 2] mij een bonus in het verschiet werd gesteld van € 5000,-. Ik ben toen samen met [medeverdachte 2] naar [pleegplaats] geweest. Ik had eerst een oriënterend gesprek met [medeverdachte 2] over hoe alles zou gaan. Uiteindelijk stemde ik ermee in. Daarna ben ik samen met [medeverdachte 2] op de computer op zoek geweest naar woningen die te koop waren met een optie tot huren. Ik moest deze woningen verzamelen en [medeverdachte 2] beoordeelde de woning op grond van ligging, oppervlakte en dergelijke of deze woning geschikt was voor het kweken van wiet.
V: Waar gebeurde dat zoeken op de computer naar geschikte woningen?
A: Dat gebeurde bij [medeverdachte 2] thuis.
[medeverdachte 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [10] :
V: Waar zijn de stekken voor de kwekerij aan[pleegadres] te [pleegplaats] vandaan gekomen? Wie heeft ze geleverd?
A: [alias verdachte] en [medeverdachte 6] kwamen dan met de hele ploeg. Dan hadden ze stekken mee en gingen ze die gezamenlijk poten.
Verbalisant A.A.H. Mos verklaart -zakelijk weergegeven- [11] :
Na de invrijheidstelling van [medeverdachte 1] is gebleken uit de taps dat [medeverdachte 1] met zijn mobiele nummer contacten heeft met [telefoonnummer 1]. In deze gesprekken word gesproken over de ontruiming van de ontruimde hennepkwekerij op lokatie[pleegadres] 9 te [pleegplaats]. Tevens stond dit nummer in de uitgelezen mobiele telefoon van [medeverdachte 1]: Shoarma, [telefoonnummer 1]. De tenaamstelling: [verdachte]. Op 31 januari 2012 is [medeverdachte 1] wederom als verdachte aangehouden. Hij herkende van een getoonde foto [verdachte] als [alias verdachte], tevens verklaarde hij over de betrokkenheid van [verdachte] in de hennepkwekerij[pleegadres] in [pleegplaats].
[verdachte] verklaart -zakelijk weergegeven- [12] :
V: Van wie is deze grijze Seat Leon, [kenteken 2]?
A: Die is van een vriendin. Ik leen die auto soms.
V: Wie is de bestuurder op deze foto
A: Ik zal eerlijk zijn. Iemand vroeg mij om daarheen te rijden. Die man op de foto werkte daar, hij heet [medeverdachte 7] of zoiets. Met daar bedoel ik bij die woning. Ik weet dat daar een hennepkwekerij zat.
V: In het pand[pleegadres] 9 te [pleegplaats] is een hennepkwekerij aangetroffen. Wat heb jij hierop te zeggen?
A: Dat wist ik. Ik ben een paar keer heen en weer gereden. Ik weet niet hoeveel maal
V: Hoe vaak ben jij in dit pand geweest?
A: Twee of drie keer.
[verdachte] verklaart ter terechtzitting:
Het in het proces-verbaal voorkomende telefoonnummer eindigend op …215 is mijn (oude) telefoonnummer.
Gespreksgegevens [13] : Tijdstip : 01-10-11. Met nummer: [telefoonnummer 2], tenaamstelling
[verdachte] -
Beller : NN
Gebelde : [medeverdachte 8]
Onderwerp : 38 ZORG JE GOED VOOR DE KINDERTJES
Inhoud
NN man ; Alles goed
[medeverdachte 8]; Ja, alles goed
NN man: Had je nog gepraat met die andere
[medeverdachte 8]: Ja, hij had, hij had natuurlijk wel contact met mijn dochter over die kinderen en zo
NN man : Zorg je goed voor die kindertjes.
Gespreksgegevens [14] : Tijdstip : 04-10-11. Met nummer: 31-[telefoonnummer 1] -
Beller : onbekende man
Gebelde : [medeverdachte 8]
O: hoe laat zijn ze gekomen?
G: om zes uur vanmorgen … toen hoorde ik ze roepen van euhh.. maak maak de deur open POLITIE. Ik heb de hele dag in de cel gezeten.
O: heb je bewijs gekregen.
G: jah heb ik. Ik ben nu in de woning om d’r uit te halen wat van mij is. Ik ga je moet hier niet naar toekomen hoor!!
O: Nee kom …kom… kom naar Groningen.
G: want ze houden de boel in de gaten.
O: hebben ze alles meegenomen dan??
G: jaa ik ben nu bezig om alles euhh weg te ruimen .. dus
[verbalisant 2] verklaart [15] dat hij de stem van [verdachte] herkent in de twee voormelde gesprekken.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juni 2011 tot en met 4 oktober 2011, te [pleegplaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan[pleegadres], ongeveer 400 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van telen van ongeveer 400 hennepplanten in een pand in [pleegplaats].
Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit is de reden dat het kweken van softdrugs door de overheid aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte, het op grote schaal (mede)kweken en verkopen van hennepstekken, wordt dit beleid doorkruist. Daarnaast gaat de handel in softdrugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, veroorzaakt overlast en levert schade op voor de maatschappij.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 04 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder terzake van een soortgelijk feit is veroordeeld, hetgeen de rechtbank als strafverzwarend bij de bepaling van de strafmaat zal laten meewegen.
De rechtbank houdt voorts rekening met de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte. De officier van justitie heeft een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren gevorderd. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er in de strafmaat rekening mee dient te worden gehouden dat de berechting niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, nu de berechting meer dan 2 jaar op zich heeft laten wachten en er geen bijzondere omstandigheden zijn.
De voren omschreven ernst van het feit rechtvaardigen in beginsel een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank is echter met de raadsman van verdachte van oordeel dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden. Er is naar het oordeel van de rechtbank inbreuk gemaakt op artikel 6 van het EVRM. Uit het dossier volgt dat verdachte op 28 februari 2012 is aangehouden. De rechtbank is van oordeel dat dit een vanwege de Staat jegens de verdachte verrichte handeling is waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De behandeling van de strafzaak is vervolgens niet binnen twee jaar afgerond, terwijl in deze strafzaak geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn geweest die een termijnoverschrijding rechtvaardigen. Onderhavige zaak is niet zo ingewikkeld of omvangrijk dat reeds hierdoor sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden. Het (financieel) strafrechtelijk onderzoek tegen de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 9] heeft weliswaar nog langere tijd doorgelopen, maar, anders dan de officier van justitie stelt, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een dusdanige verwevenheid met de onderhavige zaak dat daardoor een gelijktijdige berechting met hen noodzakelijk was. Bij de uitspraak is de redelijke termijn met ongeveer één jaar overschreden. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot vermindering van de werkstraf met 20 uren.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek, passend en geboden is. De rechtbank zal daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren opleggen, teneinde de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden wederom dergelijke strafbare feiten te plegen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 91van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- een
taakstrafbestaande uit 100 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. de Bock, voorzitter,
en mr. H.H.A. Fransen en mr. E. Läkamp, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 februari 2015.

Voetnoten

1.op pagina 1702ev van eindproces-verbaal Heiderups (het PV)
2.op pagina 1682/1693 van het PV
3.op pagina 1722ev van het PV
4.op pagina 1778 van het PV
5.op pagina 680ev van het PV
6.op pagina 733ev van het PV
7.op pagina 941 van het PV
8.op pagina 954ev van het PV
9.op pagina 962ev van het PV
10.op pagina 1722ev van het PV
11.op pagina 1234ev van het PV
12.op pagina 1272ev van het PV
13.op pagina 1295 van het PV
14.op pagina 1295 van het PV
15.op pagina 253 van het PV