ECLI:NL:RBNNE:2015:1007

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
6 maart 2015
Zaaknummer
19.097837-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige oplichting en diefstal met valse sleutel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meervoudige oplichting en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De verdachte heeft zich in de periode van 17 januari 2010 tot en met 11 mei 2011 schuldig gemaakt aan verschillende vormen van oplichting, waarbij hij zich voordeed als bonafide huurder en koper. Hij heeft meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], bedrogen door hen te misleiden met valse identiteiten en smoesjes over zijn financiële situatie. Daarnaast heeft hij op 24 maart 2011 een auto gestolen van [slachtoffer 5]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan deze strafbare feiten, waarbij hij telkens het vertrouwen van zijn slachtoffers heeft misbruikt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder bedreiging en andere vormen van oplichting, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de schade die de slachtoffers hebben geleden en de eerdere strafbare feiten van de verdachte. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn psychische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 19/097837-12 en 18/830031-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
6 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 februari 2015.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. P.M. van der Spek.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 19/097837-12
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2010 tot en met 07 oktober 2011
te [pleegplaats 1], gemeente Coevorden en/of te [pleegplaats 2], gemeente Aa en Hunze en/of te
[pleegplaats 3], althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om
zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
a.
- in de periode van 17 januari 2010 tot en met 19 maart 2010, te [pleegplaats 1],
gemeente Coevorden, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het
aangaan van een dienst en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het
teniet doen van een inschuld, te weten verhuur van een appartement,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder van dat appartement, en/of
- zich voorgedaan als [persoon 1] en/of de naam [persoon 1] op het
huurcontract heeft laten zetten
- ( toen betaling van de huur uitbleef) (telkens) smoezen, althans
verklaringen heeft gegeven, dat hij, verdachte, (telkens) niet in staat
was om de huur te betalen en/of
- op 19 februari 2010, althans eind februari 2010 aan die [slachtoffer 1] heeft
verklaard dat hij een operatie moest ondergaan en dat hij (daags ervoor)
langs zou komen om spullen te halen en huur contant zou betalen en/of
- is vertrokken zonder nader adres of verblijfplaats door te geven en/of
(mobiel) bereikbaar te zijn,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven dienst en/of schuld
en/of inschuld,
en/of
b.
- in de periode van 18 april 2010 tot en met 21 juni 2010, te [pleegplaats 2], gemeente
Aa en Hunze, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot het aangaan van
een dienst en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen
van een inschuld, te weten verhuur van een chalet ([pleegplaats 2]),
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder van dat chalet en/of
- ( toen betaling van de huur uitbleef) (telkens) smoezen, althans
verklaringen heeft gegeven waardoor hij, verdachte niet in staat was om de
huur te betalen en/of
- aan die [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zijn, verdachtes, zoon in coma lag en/of
was overleden en/of
- is vertrokken zonder nader adres of verblijfplaats door te geven en/of
(mobiel) bereikbaar te zijn,
waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven dienst en/of schuld en/of
inschuld,
en/of
c.
- in de periode van 30 maart 2011 tot en met 07 oktober 2011, te [pleegplaats 3],
althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot het verlenen van een
dienst en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van
een inschuld, te weten een verblijf als gast in een Bed- en breakfast
gedurende de periode van 30 maart 2011 tot 11 mei 2011,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich heeft voorgedaan als potentiele en/of bonafide koper voor de woning
(inclusief de Bed- en breakfast) aan de [straat 1]) van die [slachtoffer 3]
en/of zich heeft voorgedaan als een persoon met een dienstverband en/of
een persoon die (voldoende) inkomsten had en/of
- voor aankoop van die woning - een voorlopig koopcontract heeft getekend
en/of
- zich heeft voorgedaan als een persoon die een hypothecaire lening kon
afsluiten (en zich bij BKR heeft laten toetsen) en/of
- is vertrokken zonder nadere adres of verblijfplaats door te geven en/of
(mobiel) bereikbaar te zijn,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven dienst en/of schuld
en/of inschuld;
2.
hij op of omstreeks 7 december 2010 te [pleegplaats 4], gemeente De Wolden
[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4]
dreigend de woorden toegevoegd :"misschien stuur ik jou wel voor eeuwig op
vakantie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 24 maart 2011 te [pleegplaats 5], gemeente Emmen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij te [pleegplaats 5], gemeente Emmen op of omstreeks 24 maart 2011
opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (een auto), toebehorende aan [slachtoffer 5]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als
bestuurder heeft gebruikt op de weg, de [straat 4], in elk geval op een of
meer weg(en).
parketnummer 18/830031-14
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 tot en met 20 januari 2014 te
[pleegplaats 6], (althans) in de gemeente De Marne,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [slachtoffer 6] en/of [bedrijf 1]en/of [medewerkster]
van [hotel/restaurant] heeft bewogen tot
het ter beschikking stellen van een appartement en/of faciliteiten en/of
consumpties (onder meer een maaltijd en/of drankjes), in ieder geval tot het
verlenen van (een) dienst(en) en/of afgifte van (een) goed(eren), in
[hotel/restaurant],
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide klant en zich als zodanig in laten checken in
genoemd hotel/restaurant, en/of
- ( nadat hij op 20 januari 2014 had uitgecheckt en/of nadat (omstreeks 11.00
uur) aan hem was gevraagd zijn openstaande rekening te betalen), tegen die
[medewerkster] gezegd dat hij even naar zijn auto moest
om zijn bankpasje(s) te pakken, althans woorden van gelijke aard of
strekking, en/of
- ( vervolgens) na (hard ) te zijn weggereden en/of nadat hij (ter hoogte van
[plaats 1]) door [slachtoffer 6] tot stoppen was gedwongen, tegen die [slachtoffer 6]
gezegd dat hij naar [plaats 1] wilde om geld te pinnen om zijn
rekening die middag te gaan betalen, althans woorden van gelijke aard of
strekking,
waardoor [slachtoffer 6] en/of [bedrijf 1] werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2013 tot en met 26 maart 2013 in
[pleegplaats 7] en/of (elders) in Nederland, en in Oostenrijk,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit
geld/pinautoma(a)t(en) en/of via internetbankieren) heeft weggenomen
een of meer geldbedragen (in totaal 12.400 euro), in elk geval (telkens) enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval (telkens) aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich die/dat geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van een valse sleutel (te weten (telkens) middels een onrechtmatig
verkregen, althans onbevoegd gebruikte, pinpas met bijbehorende pincode, al
dan niet, in combinatie met een ([bank 1]) randomreader en/of (internet)
inlogcodes);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2013 tot en met 20 maart 2013 te
[pleegplaats 7] en/of (elders) in Nederland, en in Oostenrijk,
(telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen en/of een [bank 1] randomreader
en/of een armband, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen (telkens) dan
aan verdachte,
welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf te weten
voor/namens die [slachtoffer 7] gepind en/of overgeboekt/opgenomen, en/of
bij die [slachtoffer 7] (in [pleegplaats 7]) in huis verblijvend en/of (vervolgens) met die
[slachtoffer 7] (in Oostentijk) in een (gast/vakantie)huis verblijvend en/of met die
[slachtoffer 7] in een huis in [plaats 4] verblijvend,
in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toege-eigend;
3.
hij in of omstreeks de periode van 09 juli 2012 tot en met 5 oktober 2012 te
[pleegplaats 8], gemeente Zaanstad, en/of (elders) in Nederland,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een of meer goederen, te weten een of meer geldbedragen (in totaal 3000 euro),
en/of een auto (merk/type Renault Megane, [chassisnummer],
[kenteken]), en/of (bijbehorende) autosleutels en/of
autopapieren/kentekenbewijs, in elk geval (telkens) enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval (telkens) aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de/het geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van een valse sleutel (te weten middels een onrechtmatig
verkregen, althans onbevoegd gebruikte, visa-creditcards met bijbehorende
pincode);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 09 juli 2012 tot en met 5 oktober 2012 te
[pleegplaats 8], gemeente Zaanstad, en/of (elders) in Nederland,
(telkens) opzettelijk een of meer goederen, te weten een of meer geldbedragen
(in totaal 3000 euro) en/of en/of een auto (merk/type Renault Megane,
[chassisnummer], [kenteken]), en/of (bijbehorende)
autosleutels en/of autopapieren/kentekenbewijs, in elk geval (telkens) enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval (telkens)
aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten
voor/namens die [slachtoffer 8] gepind/opgenomen, en/of
bij/met die [slachtoffer 8] (in huis) verblijvend/(samen)wonend en/of (die auto)
tijdens dat verblijf/samenwonen bij hem (mede) in gebruikt,
in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toege-eigend;
4.
a.
hij op of omstreeks 13 december 2013 te [pleegplaats 3]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een pinautomaat van
[bank 2]) heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel (te weten middels een onrechtmatig verkregen,
althans onbevoegd gebruikte, pinpas met bijbehorende pincode);
en/of
b.
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2013 tot en met 14 december
2013 te [pleegplaats 3]
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening (uit een pot met kleingeld) heeft weggenomen een of meer
geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 december 2013 te [pleegplaats 3]
opzettelijk een geldbedrag van 500 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten voor/namens
die [slachtoffer 9] gepind, in elk geval anders dan door misdrijf,
onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toege-eigend;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 13 augustus 2014 te [pleegplaats 9]
(gemeente [pleegplaats 9]) en/of [pleegplaats 10] (gemeente Midden-Drenthe), in elk geval in
Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van
geld, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid tegen die [slachtoffer 10] gezegd dat hij [persoon 2] heette en/of dat
hij (in Oosterrijk) 100.000 euro op een rekening had weggegsluisd en/of dat
hij in [plaats 2] een assurantiekantoor had dat failliet is gegaan en/of dat hij
voor een [persoon] die in de schulden zat een
hypotheek had geregeld en/of 30.000 euro had geschonken, en/of dat hij nu geen
geld had, althans niet over zijn geld kon beschikken, omdat dat nog niet was
gedeblokkeerd en/of dat hij vanaf 12 augustus 2014 weer de beschikking had
over zijn geld in Nederland,
waardoor die [slachtoffer 10] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 12 augustus 2014 te
[pleegplaats 11], gemeente Súdwest-Fryslân en/of (elders) in Nederland,
een formulier doorlopend krediet ([nummer 1]) bij [bank 3]
op naam van [persoon] te [pleegplaats 11] en/of een
formulier Betalingsopdracht behorende bij kredietovereenkomst ([nummer 1]) op
naam van [persoon] bij [bank 3] (rekening inzake auto, Opel Astra),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk die/dat formulier(en) ondertekend met en/of
voorzien van een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van die
[persoon], zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank heeft ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis ter onderscheiding van de verschillende onderdelen van de feiten onder 1, parketnummer 19/097837-12 en onder 4, parketnummer 18/830031-14, een subindeling aangebracht. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
parketnummer 19/097837-12
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1a, b en c ten laste gelegde. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1a en 1b ten laste gelegde "aangaan van een dienst" moet worden gelezen als "verlenen van een dienst" nu er sprake is van een kennelijke verschrijving.
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, kan door het gebruik van schakelbewijs tot een bewezenverklaring worden gekomen. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad mag gebruik worden gemaakt van schakelbewijs indien uit het geheel van bewijsmateriaal ter zake van een reeks delicten een herkenbaar, specifiek en gelijksoortig gedragspatroon kan worden vastgesteld dat op essentiële wijze overeenkomt met het strafbare feit. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de onder 1a, 1b en 1c ten laste gelegde sprake is van een dergelijke mate van verwantschap.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat door de uitingen van verdachte bij aangeefster niet de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd, ook zou worden gepleegd. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde.
parketnummer 18/830031-14
Op grond van de stukken in het dossier heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4a en 4b primair, 5 en 6 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 4b ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat door het gebruik van schakelbewijs tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de diefstal van de pot met kleingeld.
Standpunt van de verdediging
parketnummer 19/097837-12
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1a ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat er, gelet op het bepaalde in artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), naast de aangifte van [slachtoffer 1] geen steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu er geen causaal verband bestaat tussen de vermeende leugens van verdachte en de gestelde bevoordeling die bewerkstelligd zou zijn. Meer subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat de ten laste gelegde periode van te lange duur is. Aangever heeft verklaard dat verdachte op 19 februari 2010 zou komen betalen, maar dat hij niet is verschenen. Ook uit de bijgevoegde nota is gebleken dat het enkel om de maanden januari en februari zou gaan.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 1b ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1c ten laste gelegde heeft de raadsman primair aangevoerd dat
verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er, gelet op het bepaalde in artikel 342 lid 2 Sv, naast de aangifte van [slachtoffer 2] geen steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Subsidiair is de raadsman van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu er geen causaliteit bestaat tussen de vermeende leugens en de gestelde bevoordeling die daarmee bewerkstelligd zou zijn. Meer subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat de ten laste gelegde periode van te lange duur is. Aangever heeft verklaard dat verdachte van 30 maart 2011 tot en met 11 mei 2011 in de Bed & Breakfast zou hebben verbleven. De dagen die buiten deze periode vallen kunnen derhalve niet worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de vermeende bedreiging van dien aard en onder dusdanige omstandigheden is geschied dat daaruit de redelijke vrees bij aangeefster kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat niet uitgesloten kan worden dat verdachte op het moment van het wegnemen, dus op het moment dat hij de autosleutels pakte, het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening niet had, maar dat dit pas op een later moment is ontstaan. Nu dergelijk handelen slechts kan worden gekwalificeerd als verduistering als bedoeld in artikel 321 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 3 primair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 18/830031-14
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat uit de aangifte en de getuigenverklaringen of anderszins niet naar voren is gekomen dat gebruik is gemaakt van een valse naam, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Niet kan worden uitgesloten dat verdachte bereid was om te betalen. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat het onder 1 ten laste gelegde niet kan worden bewezen nu er geen causaal verband aangenomen kan worden tussen het vermeende handelen van verdachte en de gestelde bevoordeling die bewerkstelligd zou zijn. Nu dit causale verband niet kan worden aangetoond, kan niet worden bewezen dat verdachte aangever door zijn vermeende handelen heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van de kamer.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte en aangeefster afspraken hadden gemaakt over het wederzijds gebruik van pinpassen en bankrekeningen. Voorts heeft de raadsman ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde betoogd dat er, gelet op het bepaalde in artikel 342 lid 2 Sv, naast de aangifte van [slachtoffer 7] geen steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde
heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het bepaalde in artikel 342 lid 2 Sv, naast de aangiften van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] in het dossier geen steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Verdachte dient van het onder 3 en 4 ten laste gelegde geheel te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte het formulier heeft ondertekend en omdat verdachte en aangeefster er niets over hebben verklaard.

Vrijspraak

parketnummer 19-097837-12
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde omdat naar het oordeel van de rechtbank de uiting van verdachte onder de omstandigheden waarin die is gedaan, niet van zodanige aard is geweest dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd, ook zou worden gepleegd.
parketnummer 18/830031-14
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij aangever heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van een appartement, verschillende faciliteiten en consumpties door, kortgezegd, oplichtingsmiddelen in te zetten. Uit de bestaande jurisprudentie volgt dat voor een veroordeling ter zake van oplichting het enkele zich voordoen als betrouwbare contractspartij
- wetende dat je niet aan je verplichtingen kunt voldoen - niet valt aan te merken als een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 Sr, door welke hoedanigheid, kunstgrepen en/of verdichtsels de andere partij is bewogen tot diens prestatie. Nu op grond van het dossier enkel is komen vast te staan dat, alvorens de dienst is verleend, verdachte onder zijn eigen naam en contactgegevens heeft ingecheckt in het hotel en zich dus heeft voorgedaan als bonafide huurder en er overigens geen omstandigheden aanwezig zijn geweest die aangever ertoe hebben bewogen het appartement aan verdachte ter beschikking te stellen, zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 4b (primair en subsidiair) ten laste gelegde nu op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte het geld heeft weggenomen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 6 ten laste gelegde nu op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die zijn handtekening op het "formulier doorlopend krediet" heeft gezet.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
parketnummer 19/097837-12
Feit 1a
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2010, opgenomen op pagina 214 e.v. van dossier nr. PL031W 2011022619 d.d. 14 maart 2012, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 1]:
Op zondag 16 januari 2010 belde ene meneer [persoon 1]. Hij was op zoek naar woonruimte. Hij had wat problemen en lag in een scheiding. Hij gaf aan dat hij sportverslaggever was voor radio Noord. Hij vroeg aan mij of ik een appartement voor hem had. Na dat telefoontje kwam hij in het begin van de middag naar ons toe. Mijn vrouw had hem de sleutel meegegeven van het appartement, zodat hij de volgende dag het appartement kon betrekken. Die maandag tegen de eind van de middag, vroeg ik aan hem of hij een identiteitsbewijs bij zich had of een uittreksel van het bevolkingsregister van zijn gemeente.
Hij zou hiervoor bij de gemeente langs gaan. Hij kwam hierop terug en zei dat de gemeente mij de gegevens zou toesturen. De gegevens kwamen maar niet. Ik heb drie weken lang geprobeerd om die gegevens te krijgen van hem, maar dat kreeg ik maar niet. Ik had een huurcontract opgesteld voor hem, waarin zijn adres en alle gegevens staan. Hij gaf dit adres op [adres]. Hij zou heten [persoon 1], geboren op [geboortedatum]. Hij zat inmiddels drie weken bij ons. Ik heb een nota opgesteld nadat hij vertrokken was. Hij moest mij betalen, maar hij deed dat maar steeds niet. Hij zei steeds dat hij het zou regelen en dat ik niet bang hoefde te zijn dat ik mijn geld niet kreeg. Op donderdag 18 februari 2010 had ik wederom tegen [persoon 1] gezegd dat hij moest betalen. Hij gaf aan dat hij de volgende dag naar het ziekenhuis moest voor een operatie, maar dat hij vrijdag 19 februari 2010 's morgens nog even langs zou komen om zijn spullen op te halen en dan mij ook contant zou betalen. Die vrijdag 19 februari is hij nooit langs geweest. Ik heb daarna verder niets meer van [persoon 1] gehoord. Deze [persoon 1], alias [verdachte] is mij nog € 1.047,96 verschuldigd.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 17 september 2013, als los document gevoegd, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd bij de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven:
U toont mij een foto. [1] Ik herken deze meneer als [verdachte]. "[persoon 1]" vertelde dat hij
verslaggever was bij radio Noord en dat hij manager was bij [bedrijf 2]. Hij noemde zichzelf [persoon 1]. Ik heb gesproken met [persoon 3]. Van [persoon 3] heb ik gehoord dat [persoon 1] niet [persoon 1] heette, maar [verdachte]. Ik heb een filmpje van [verdachte] gezien op televisie. Ik herkende hem aanvankelijk niet, maar later wel.
Een proces-verbaal d.d. 6 maart 2012, opgenomen op pagina 236 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik ben met die mensen in contact gekomen via Marktplaats. Hij (de rechtbank begrijpt:
[slachtoffer 1]) had zijn telefoonnummer bij de advertentie op Marktplaats staan. Ik heb hem toen gebeld. Ik heb toen een afspraak met hem gemaakt om bij hem thuis te komen om erover te praten. Ik ben bij hem geweest. In eerste instantie vertelde ik hem dat ik de kamer wilde huren.
Het zou best kunnen dat ik mij als sportverslaggever heb voorgedaan bij de verhuurder van woning, de heer [slachtoffer 1]. Het klopt dat ik [persoon 3] als referentie heb opgegeven bij de heer [slachtoffer 1].
Feit 1b
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juni 2010, opgenomen op pagina 191 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Tussen 18 april 2010 te 09.00 uur en 14 juni 2010 te 09.00 uur werd op [pleegplaats 2] de oplichting gepleegd. Ik ben eigenaar van een houten chalet die op genoemd park staat en die heb ik te huur aangeboden. In april 2010 heb ik een advertentie in het Dagblad van het Noorden geplaatst waarin ik woonruimte te huur aanbood. Op deze advertentie reageerde [verdachte]. Hij vertelde dat hij sportjournalist was en dat hij een baan had bij [bedrijf 2]. De door mij gevraagde huur van € 525,- per maand was voor deze man geen probleem. Ik heb samen met mijn vrouw en [verdachte] een huurcontract opgesteld die wij alle drie hebben ondertekend. [2] In dit contract staat onder meer dat de huur rond de eerste van de maand overgeschreven zou worden op mijn bankrekening. Tot op heden heb ik nog geen huur ontvangen van [verdachte]. Woensdag 9 juni 2010 zijn wij naar ons chalet gegaan en troffen [verdachte] op de camping. [verdachte] vertelde dat zijn baas via de boekhouder de huur zou overmaken, dit zou 2 à 3 dagen duren. In een e-mail van 9 juni 2010 bevestigt hij dit verhaal nog eens, en noemt zijn baas [persoon 4], directeur van [bedrijf 2] die bereikbaar zou zijn onder [telefoonnummer]. Omdat afgelopen vrijdag het geld nog steeds niet was over gemaakt heb ik het telefoonnummer dat [verdachte] had gegeven van zijn baas gebeld. Via dit telefoonnummer kreeg ik niemand aan de lijn. Ik heb toen rechtstreeks met het [bedrijf 2] gebeld en gevraagd naar de directeur. Hij vertelde dat de naam [persoon 4] niet bij hem bekend was maar dat hij de naam [verdachte] wel kende. Deze man had ooit bij hem gesolliciteerd maar is nooit aangenomen en dus ook nooit bij hem in dienst geweest. Voordat ik contact met de directeur van [bedrijf 2] had, stelde [verdachte] voor dat hij zou proberen om het geld contant van zijn baas te krijgen en dat hij dit ons op vrijdag 11 juni 2010 om 18.00 uur in de hal van het UMCG zou overhandigen. Diezelfde dag omstreeks 14.00 uur belde [verdachte] ons en vertelde dat de afspraak niet door ging omdat zijn zoontje was overleden. De schuld die [verdachte] aan ons tegoed heeft is de huur van € 1253,- plus telefoonkosten die hij tot op heden heeft gemaakt. Wanneer [verdachte] zich niet had voorgedaan als sportjournalist met een vaste baan, zou ik mijn chalet niet aan hem verhuurd hebben.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 18 september 2013, als los document gevoegd, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd bij de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven:
U toont mij de huurovereenkomst. Ik herken deze huurovereenkomst. Deze overeenkomst is in het bijzijn van mij en mijn vrouw door [verdachte] getekend. Ik herken de handtekening van [verdachte]. [verdachte] is ongeveer 2 maanden gebleven. Ik kreeg geen geld van [verdachte] voor de huur. U toont mij een foto. [3] Ik herken deze persoon als [verdachte].
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 18 september 2013, als los document gevoegd, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 11] afgelegd bij de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven:
Ik heb [verdachte] leren kennen door verhuur van ons chalet. We hebben met [verdachte] een huurovereenkomst gesloten. [verdachte] vertelde dat hij door zijn vriendin uit huis was gezet. Ook vertelde [verdachte] dat hij sportjournalist was en dat hij werkzaam was voor het Dagblad van het Noorden en dat hij bij [bedrijf 2] werkte. [verdachte] heeft het huurcontract getekend. Hij heeft noch de huur noch de borg betaald. Hij had telkens smoesjes. Hij vertelde dat zijn zoontje was overleden. U toont mij een foto van [verdachte]. [4] Ik herken deze persoon als zijnde [verdachte]. U toont mij de huurovereenkomst. Ik heb gezien dat [verdachte] deze handtekening plaatste.
Een proces-verbaal d.d. 6 maart 2012, opgenomen op pagina 201 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik huurde van [slachtoffer 2] een chalet op een camping [pleegplaats 2]. Ik, [slachtoffer 2] en zijn vrouw hebben de huurovereenkomst getekend. Ik heb nooit bij een [bedrijf 2] gewerkt.
Feit 1c
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juni 2011, opgenomen op pagina 59 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3]:
Ik ben eigenaar van een Bed and Breakfast aan [pleegplaats 3]. Ik verhuur kamers met ontbijt aan mensen. Op 30 maart 2011 kwam de heer [verdachte] bij mij en vroeg of hij een kamer kon huren voor onbepaalde tijd. Wij spraken af dat hij per nacht inclusief ontbijt een bedrag van 22 euro zou betalen. Hij heeft sindsdien overnacht bij mij in mijn Bed and Breakfast. [verdachte] legitimeerde zich met een ID-kaart met de volgende gegevens: [verdachte]. Tot 11 mei 2011 heeft hij bij mij geslapen op locatie. Toen is hij naar een ziekenhuis gegaan. Sindsdien heb ik bijna niks meer van hem vernomen. Hij heeft in de tweede week van huur €180,- betaald voor de huur. Ik heb sindsdien niks meer van hem gekregen, hij heeft wel al die tijd gebruik gemaakt van de diensten die ik verschaf. Ik heb nog € 722,- plus €100,- toeristenbelasting van hem te goed.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2011, opgenomen op pagina 38 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3]:
Ik heb mijn woning te koop. Tijdens zijn verblijf gaf [verdachte] aan dat hij mijn woning wel wilde kopen voor een bedrag van € 420.000,- De prijs die hij bood was net iets onder de vraagprijs dus ik was wel akkoord. Er zijn onderhandelingen geweest en op 9 mei 2011 is het voorlopig koopcontract getekend. [verdachte] wilde mijn woonboerderij kopen. Hij vertelde mij dat hij de Bed & Breakfast door wilde zetten. Hij zei dat ik gewoon reserveringen kon blijven maken. Ik had veel vertrouwen in [verdachte]. Hij had een goed verhaal waarom hij de woning wilde kopen. Hij vertelde mij dat hij vertegenwoordiger was. Hij vertelde dat hij slechts een klein beetje bij hoefde lenen om mijn woning te kunnen kopen. [verdachte] heeft van 30 maart 2011 tot 11 mei 2011 bij mij in het Bed & Breakfast verbleven. Tussendoor is hij twee keer in het ziekenhuis opgenomen geweest. Mijn makelaar is op 9 mei 2011 zelf naar het ziekenhuis, naar [verdachte] gegaan en heeft hem daar het contract laten tekenen. Al die tijd heeft hij de indruk gewekt dat hij mijn woning wilde kopen. Hij heeft echter slechts 1 week betaald. Ik heb hem niet gemaand om de overige weken te betalen omdat hij met de koop van mijn woning bezig was en ik hem ook wel vertrouwde dat hij zijn schulden zou betalen. Vanaf 11 mei 2011 was [verdachte] spoorloos. Hij heeft zich niet bij mij gemeld.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 17 september 2013, als los document gevoegd, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] afgelegd bij de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven:
U toont mij een foto van de heer [verdachte]. [5] Ik herken deze persoon als de heer [verdachte] waarover ik heb verklaard.
Een proces-verbaal d.d. 7 maart 2012, opgenomen op pagina 55 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
In de periode april 2011 en mei 2011 verbleef ik in een Bed and Breakfast aan de [pleegplaats 3]. Ik ben daar een paar weken geweest. Het klopt dat ik belangstelling had om de woning met Bed and Breakfast te kopen. Ik heb het koopcontract voor de Bed and Breakfast getekend in het ziekenhuis in mei 2011.
Feit 3 primair
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 28 maart 2011, opgenomen op pagina 91 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5]:
Ik doe aangifte van diefstal. Op 24 maart 2011 vroeg ik [verdachte] mijn woning te [pleegplaats 5] te verlaten. [verdachte] heeft geen auto en vroeg of ik (de rechtbank leest "hij") mijn auto kon lenen om zijn spullen naar huis te brengen. Hierop zei ik: "Nee". Ik heb [verdachte] aangeboden om hem een lift naar zijn eigen woning te geven. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Goed". Op die manier is het ook afgesproken om [verdachte] naar huis te gaan brengen. [verdachte] had mijn auto opengemaakt met de elektronische autosleutel. Die toestemming had [verdachte] om zijn spullen in te laden, maar niet om de auto mee te nemen. De auto stond op de oprit van mijn woning. Ik moest mijn tas nog even pakken vanuit mijn woning en liep naar buiten. Op dat moment zag ik dat [verdachte] in mijn auto wegreed. Ik liep terug naar binnen en zag dat mijn sleutelbos die op het aanrecht lag, verdwenen was. Ik stond perplex omdat ik helemaal geen toestemming heb gegeven aan [verdachte] om mijn auto mee te nemen. Ik heb [verdachte] meerdere malen geprobeerd te bellen, maar hij nam niet op.
Een proces-verbaal d.d. 7 maart 2012, opgenomen op pagina 98 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Op donderdag 24 maart 2011 ben ik in de auto van [slachtoffer 5] gestapt en weggereden.
[slachtoffer 5] had mij geen toestemming gegeven om haar auto mee te nemen. Zij zou mij met haar auto wegbrengen.
parketnummer 18/830031-14
Feit 2 primair
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2013, opgenomen op pagina 20 e.v. van dossier nr. PL031W 2013021467 d.d. 28 maart 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7]:
[verdachte] heeft bij mij geslapen tot 23 januari 2013. Op 23 januari 2013 zijn [verdachte] en ik samen naar Oostenrijk gegaan per auto. [verdachte] wilde daar een huis zoeken om daar te wonen. Per 1 februari 2013 heeft [verdachte] dat huis gehuurd en zijn we daarheen gegaan. In [plaats 3] zijn we tot 20 maart 2013 verbleven. Op 20 maart 2013 zijn we samen 's avonds teruggereden naar Nederland. Op 23 maart 2013 kwam mijn dochter om de post te brengen. Ik vertelde mijn dochter dat ik mijn bankzaken wou controleren en dat ik mijn random reader kwijt was. Ik had al die tijd niet op mijn rekening kunnen kijken omdat ik de random reader al vanaf het moment dat ik in Oostenrijk zat kwijt was. Ik ben daarop naar mijn [bank 1] gelopen om mijn rekening te controleren. Ik zag dat mijn betaalrekening saldo in de min stond op - € 83,- nog wat. Dit had ongeveer € 2.500,- op moeten staan. Hierop keek ik ook naar mijn spaarrekening die ik samen met mijn moeder had. Hierop had € 10.000,- gestaan. Dit was mijn erfenis na mijn moeders overlijden. Ik zag dat er nu nog maar € 500,- op stond. We hebben alles uitgezocht. Er bleek € 12.400,- weg te zijn waar ik geen toestemming voor gegeven heb. Het geld was deels opgenomen via geldautomaten en een gedeelte is overgeschreven naar het bankrekeningnummer van [verdachte]. Hij had hier bijschriften bijgezet als "bedankt" en "zoals beloofd". Ik heb [verdachte] nooit geld overgemaakt, voordat ik deze afschriften zag, wist ik zijn bankrekeningnummer niet eens. Op mijn bankrekeningafschrift staat dus wel zijn bankrekeningnummer, dit is [bankrekeningnummer 1]. Ik heb [verdachte] voordat we naar Oostenrijk gingen € 300,- contant gegeven voor winterbanden voor naar Oostenrijk. Verder heb ik [verdachte] nooit geld geven.
Een proces-verbaal d.d. 23 december 2014, opgenomen in voormeld dossier, inhoudende de aanvullende verklaring van aangeefster [slachtoffer 7]:
23/01/2013 te 09.05 uur is er € 550,- gepind.
Ik heb dit bedrag niet zelf gepind. Ik gebruik veel medicatie daardoor ben ik elke dag pas rond 11.00 uur wakker. Het bedrag is om 09.05 uur gepind. Dit kan ik nooit geweest zijn. Ik vermoed dat [verdachte] mijn pinpas uit mijn tas heeft gehaald. Ik heb de pas niet aan hem gegeven. Ik heb mijn pincode nooit aan hem gegeven. De volgende bedragen zijn in Oostenrijk opgenomen:
30/01/2013 11.42 uur 400 euro.
31/01/2013 10.14 uur 400 euro.
01/02/2013 10.16 uur 200 euro.
04/02/2013 10.28 uur 400 euro.
07/02/2013 08.29 uur 400 euro.
08/02/2013 09.13 uur 400 euro.
13/02/2013 07.43 uur 400 euro.
01/03/2013 08.51 uur 400 euro.
03/03/2013 18.24 uur 400 euro.
14/03/2013 14.26 uur 400 euro.
19/03/2013 09.10 uur 400 euro.
20/03/2013 08.23 uur 400 euro.
Totaal gepind 4600 euro.
De volgende bedragen betreffen overboekingen. Als omschrijving staat erbij onder andere: "zoals beloofd" en "bedankt".
08/02/2013 naar rekeningnummer: [bankrekeningnummer 1] tnv [verdachte] 2500 euro.
13/02/2013 naar rekeningnummer: [bankrekeningnummer 1] tnv [verdachte] 1500 euro.
25/02/2013 naar rekeningnummer: [bankrekeningnummer 1] tnv [verdachte] 1100 euro.
04/03/2013 naar rekeningnummer: [bankrekeningnummer 1] tnv [verdachte] 750 euro.
Totaal overgeboekt: 5850 euro.
Ik ben totaal 10.450 euro kwijt geraakt.
[verdachte] zal bij zijn verklaring waarschijnlijk ook zeggen dat wij een relatie hadden en dat hij dat geld mocht hebben en dat ik dat met toestemming gegeven heb. Ik heb hem nooit toestemming gegeven of de gelegenheid. Ik had niet eens zelf de beschikking over mijn random reader om te kunnen internetbankieren. Ik hoorde later van een politieagent dat toen [verdachte] is aangehouden, hij mijn random reader op zak had.
Een proces-verbaal d.d. 26 maart 2013, opgenomen op pagina 65 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik heb 2 rekeningen bij de [bank 2], [bankrekeningnummer 1] en [bankrekeningnummer 2].
Een proces-verbaal d.d. 26 maart 2013, opgenomen op pagina 68 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte: (V= vraag verbalisant en A = antwoord verdachte):
V: In jouw fouillering zit een random reader t.b.v. internet bankieren van de [bank 1], kun je dit verklaren?
A: Nee.
V: Wat doet de reader van [bank 1] in jouw tasje als hij volgens jou in een lade moet liggen?
A: Dat moet je niet aan mij vragen dat weet ik echt niet.
O: Ik confronteer de verdachte met de verschillende bedragen welke op de afschriften van de bank staan.
A: Ik kan u hier niets van zeggen.
Feit 3 primair
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2013, opgenomen op pagina 29 e.v. van dossier nr. PL031W 2013021467 d.d. 28 maart 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 8]:
Ik ben sedert eind maart 2012 intiem bevriend geweest met de heer [verdachte]. Deze intieme relatie hield in dat [verdachte] van 29 maart tot en met 5 oktober 2012 met mij samenleefde op mijn woonadres te [pleegplaats 8]. Ik had persoonlijk ook de beschikking over een [creditcard]. Bij het afsluiten van mijn lidmaatschap van de [bedrijf 3] kreeg ik deze [creditcard] automatisch cadeau maar van deze voorziening heb ik nimmer gebruik gemaakt. Het krediet van deze [creditcard] bedraagt € 3.000,- maar deze creditcard heb ik nooit geactiveerd omdat ik genoemd krediet nooit nodig had. En omdat ik deze creditcard nooit gebruikte, controleerde ik ook nooit de gang van zaken omtrent deze [creditcard]. Echter, op vrijdag, 24 augustus 2012 kreeg ik van de [creditcard] organisatie een door hen verzonden schrijven waarin melding wordt gemaakt van het feit dat het eerdergenoemde bestedingslimiet van € 3.000,- was verhoogd naar een bedrag van € 3.750,-. Ikzelf had echter op geen enkele wijze de opdracht tot verhoging van dit bestedingslimiet gegeven aan [creditcard]. Ik kwam er achter dat vanaf de datum 9 juli 2012 tot en met 22 augustus 2012 middels genoemde [creditcard] in verschillende coupures een totaalbedrag van € 3.000,- van deze kredietrekening was afgeschreven. Ik had nooit of te nimmer zelf gebruik gemaakt van dit kredietlimiet. Uit de afschriften van deze [creditcard] bleek verder dat de respectievelijke geldbedragen zijn opgenomen vanuit de geldautomaat van de [bank 2] te [pleegplaats 8]. Gelet op het feit dat met genoemde [creditcard] gepind is, ikzelf nooit of te nimmer gebruik maakte van deze betalingsvoorziening en ik aan niemand kenbaar had gemaakt waar ik deze creditcard bewaarde en bovendien ook aan niemand ooit toestemming heb gegeven deze [creditcard] te gebruiken, had ik eigenlijk meteen het vermoeden dat mijn vriend en tevens huisgenoot [verdachte] met deze kwestie te maken had. Ik heb [verdachte] nog diezelfde avond geconfronteerd. Hij gaf op 24 augustus 2012 onomwonden toe hij degene was geweest die de aan mij uitgereikte [creditcard] had gebruikt om het totaalbedrag van € 3.000,- uit de geldautomaat van de [bank 2] zonder mijn toestemming weg te nemen. [verdachte] bekende mij dat hij eigenhandig en zonder mijn toestemming deze [creditcard], welke is voorzien van het [rekeningnummer 1], had geactiveerd via de website [creditcard]. Hij overhandigde mij vervolgens deze creditcard die hij in zijn portemonnee bewaarde. Ik heb van [verdachte] geëist dat hij het geld aan mij zou terugbetalen. Dit heeft hij echter nooit gedaan waarna [verdachte] op 5 oktober 2012 mijn woning heeft verlaten met medeneming van mijn personenauto.
Een proces-verbaal d.d. 24 maart 2013, opgenomen op pagina 58 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik weet niet uit mijn hoofd hoeveel geld ik met de [creditcard] heb opgenomen. Ik heb het 1 keer niet gevraagd en daar valt zij (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 8]) nu over.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2012, opgenomen op pagina 3 e.v. van dossier nr. PL1100-2012065423 d.d. 11 september 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 8]:
Nadat [verdachte] op 5 oktober 2012 was weggegaan, miste ik mijn auto, die op de [straat 2] te [pleegplaats 8] stond. Ik ontdekte tevens dat de autopapieren uit mijn tas waren verdwenen. Ik heb geprobeerd [verdachte] te bellen, dit lukte helaas niet. Wel ontving ik rond 11.30 uur via
de mail twee briefjes met daarop zijn handtekening. De teksten luidden: ‘Ben in de war en in paniek help a.u.b.’ en ‘Ben in de war en in paniek auto staat al op mijn naam, dus diefstal tja ik kon niet anders, you pushed me to the limit’. Het betreft hier een personenauto, merk Renault, type Megane, kleur blauw en voorzien van het [kenteken]. Het chassisnummer was: [chassisnummer].
Een proces-verbaal d.d. 28 augustus 2014 opgenomen op p. 20 e.v. in voormeld dossier, inhoudende de aanvullende verklaring van aangeefster [slachtoffer 8]:
Ik heb de auto zelf gekocht op 25 mei 2012. Ik overhandig u hierbij dan ook de aankoopbon van de garage waar ik mijn auto gekocht heb. Hier staat ook mijn naam op als degene die de auto heeft gekocht. Ook overhandig ik u een kopie van bij bankrekening, die op mijn naam staat, met daarop een pintransactie van het aankoop bedrag van mijn auto, op rekening van de garage waar ik mijn auto gekocht heb. De auto staat op mijn naam sinds 25 mei 2012. Dit is ook de aankoopdatum. Het is dus volkomen duidelijk dat ik, en ik alleen, eigenaar ben van deze auto. Op 4 oktober 2012 heb ik tegen [verdachte] gezegd dat de relatie over was. Die volgende ochtend zou ik hem op de trein zetten met z’n spullen. De volgende ochtend 5 oktober 2012 was [verdachte] nog in de woning. Toen ik terug kwam van het toilet, zag ik dat [verdachte] verdwenen was. Ik zag dat mijn autosleutels weg waren genomen en dat mijn portemonnee leeggehaald was. Ik mailde hem dat bij de auto terug moest brengen en dat ik anders de politie zou bellen. Ik zag dat ik een mail terug kreeg van [verdachte]. Daarin stond dat de auto al op zijn naam stond en dat ik hem "to the limit" had geduwd, of woorden van gelijke strekking. Ik ben toen direct gaan zoeken naar de kentekenpapieren. Ik zag toen dat de papieren weggenomen waren. Er was geen enkel contract of overeenkomst waarin [verdachte] recht zou hebben op mijn eigendommen. [verdachte] heeft mijn auto gestolen en snel op zijn naam gezet. Het is ook te zien dat de auto op 5 oktober 2012 van mijn naam over is geschreven op naam van [verdachte]. [6]
Een proces-verbaal d.d. 31 oktober 2012, opgenomen op pagina 7 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik heb ongeveer een half jaar een relatie gehad met [slachtoffer 8]. Op vrijdag 5 oktober 2012 ben ik vertrokken. U vraagt mij of ik nog wat gestuurd heb naar [slachtoffer 8] direct in de ochtend nadat ik ben vertrokken. Ik kan u zeggen dat ik haar gemaild heb dat ik de auto op mijn naam had gezet. U vraagt mij of ik gestuurd heb: "Ben in de war en in paniek, auto staat al op mij naam, dus tja diefstal, ik kon niet anders, you pushed me to te limit". Ik kan u zeggen dat dit wel klopt. Met betrekking tot de woorden: "Diefstal tja", daarmee bedoelde ik dat zij vast dacht dat ik de auto had gestolen. Ik denk dat dit ook komt omdat ze me daarvoor had beschuldigd van diefstal. Ik moet dit nakijken. Ik weet dit niet meer.
Feit 4a
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 31 december 2013, opgenomen op pagina 13 e.v. van dossier nr. PL031W 2013094846 d.d. 2 maart 2014, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 9]:
Ik heb [verdachte] op 27 november 2013 ontmoet via [datingsite 1]. [verdachte] kwam vanaf dit moment bijna elke dag bij mij. Op 14 december 2013 zag ik dat mijn rekening lager was dan de dag er voor. Toen ik er op keek was er 500 euro gepind bij een automaat van de [bank 2]. Ik heb gelijk mijn portemonnee gepakt en ik zag dat mijn pinpas verdwenen was. Mijn pas die is weggenomen heeft een [rekeningnummer 2] en het volgnummer is [nummer 2]. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Een proces-verbaal d.d. 25 februari 2014, opgenomen op pagina 17 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 1]:
[verdachte] vertelde dat hij contact had gehad met de [bank 2] en dat mijn moeder geskimd zou zijn. De bank zou er voor zorgen dat mijn moeder voor de kerstdagen die € 500,- weer op haar rekening had staan. Mijn moeder vertrouwde het niet en heeft zelf contact opgenomen met de [bank 2]. En die vertelden aan mijn moeder dat er helemaal niet geskimd was maar gewoon eenmalig € 500,- van haar rekening was gepind.
Een proces-verbaal d.d. 28 februari 2014, opgenomen op pagina 19 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
Ik heb [slachtoffer 9] leren kennen via [datingsite 1]. Op het moment dat ik [slachtoffer 9] leerde kennen ben ik nog even bij mijn moeder geweest en toen ben ik bij haar (de rechtbank begrijp: [slachtoffer 9]) in gaan wonen. Ik heb daar ongeveer drie weken gebivakkeerd. [slachtoffer 9] deed haar bankzaken bij de [bank 2]. Ik heb een keer € 500,- voor haar gepind.
Feit 5
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 augustus 2014, opgenomen op pagina 26 e.v. van dossier nr. PL0300 2014063553 d.d. 24 september 2014, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 10]:
Ik doe aangifte van oplichting. Mijn naam is [slachtoffer 10]. Via mijn schoonzus, die actief is op een [datingsite 2] kwam ik in contact met een persoon. Het contact met hem begon op 1 augustus 2014.
Opmerking verbalisant: Ik toonde aangeefster een afbeelding op mijn IPad van [verdachte]. Ik vroeg haar of ze de door mij getoonde persoon herkende. Ik hoorde haar zeggen: "Dat is de man waartegen ik aangifte doe". Deze man gaf zich aan mij uit als zijnde: [persoon 2]. Hij vertelde dat hij een huis in Oostenrijk had en dat hij daar € 100.000,- op een rekening had weggesluisd. Hij had het over een goede vriendin [persoon]. [persoon] zat diep in de schulden en voor haar had hij een hypotheek geregeld. En hij vertelde dat hij haar € 30.000,- had geschonken. Ik kreeg door die verhalen de indruk dat ik met een goede en zakelijk kundige man te maken had. Ik had al wel een keer op zijn laptop meekeken en zag daar als zijn naam
[verdachte] staan. Ik vroeg aan hem: “Heb je daar het huis van gekocht” Ik hoorde hem toen zeggen dat dit inderdaad zo was. Vrijdag 8 augustus 2014 is hij met mij mee gegaan naar mijn woning in [pleegplaats 10] aan het [straat 3]. We zijn achter elkaar aangereden naar mijn woning. Onderweg hebben we getankt. Ik heb voor hem voor € 25,- benzine getankt. Ik heb dit gedaan omdat hij geen geld had. Thuis gekomen hoorde ik hem zeggen dat het langer ging duren dat hij over zijn geld kom beschikken, want dat was nog niet gedeblokkeerd. Hij vroeg mij of ik hem € 300,- kon lenen. Hij zou dat dan op dinsdag 12 augustus 2014, weer aan mij terug betalen. Dan zou hij weer de beschikking hebben over zijn geld in Nederland. Hij vroeg mij ook om mijn bankrekeningnummer om het geld, die € 300,- terug te kunnen storten.
Een proces-verbaal d.d. 25 november 2014, opgenomen in voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2]:
[slachtoffer 10] is mijn schoonzus, ik ken haar als [slachtoffer 10]. Op vrijdag 1 augustus 2014 zag ik iemand staan op een datingsite. Wij zijn vervolgens met elkaar in contact
gekomen. Tijdens het contact vertelde hij [verdachte] te heten. Ik vroeg of hij een foto van zichzelf had, deze stuurde hij vervolgens via WhatsApp naar mij toe. Ik dacht: "Misschien is het wel een type voor mijn schoonzus [slachtoffer 10]". [slachtoffer 10] vertelde dat ze contact had met [verdachte]. [slachtoffer 10] had vervolgens in de laptop van [verdachte] gekeken. Op de laptop zag ze de naam [verdachte] staan. [slachtoffer 10] vond dat nogal vreemd en vertrouwde het niet. Vervolgens heeft [slachtoffer 10] deze naam op www.google.nl ingetoetst. Hieruit bleek dat deze naam voorkwam op de site als oplichter. Ik heb vervolgens "[verdachte]" opgezocht via www.google.nl, hier zag ik dat hij een oplichter was. Hier zag ik ook dat er een foto bij stond, deze man leek sprekend op de man die op de foto stond die [verdachte] mij stuurde. Ongeveer een week later hoorde ik dat [slachtoffer 10] hem € 325,- had geleend, hij gebruikte als smoes dat [verdachte] niet bij zijn geld in Oostenrijk kon.
Een proces-verbaal d.d. 10 december 2014, opgenomen in voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 3]:
Op vrijdag 8 augustus 2014 nodigde [slachtoffer 10] ons bij haar thuis uit om een borrel te drinken en kennis te maken met haar nieuwe vriend [verdachte]. Ik weet dat ze deze vriend via een schoonzus via een datingsite heeft leren kennen. Ik en mijn man hebben toen kennis gemaakt met deze nieuwe vriend. Hij stelde zich voor als [verdachte]. Ik weet dat hij ook vertelde dat hij een huis in Oostenrijk had. Op zaterdag 9 augustus kwam [slachtoffer 10] met een tablet bij mij en ze liet mij een pagina van Opgelicht zien. Ik zag toen dat ze een filmpje afdraaide dat ging over [verdachte]
. Ik herkende dat deze man dezelfde was als de nieuwe vriend van [slachtoffer 10]. [slachtoffer 10] vertelde dat ze zijn identiteitsbewijs heeft gezien en dat daar de naam [verdachte] op stond. Zij ging er vanuit dat hij [persoon 2] heette. Zij heeft toen gegoogeld op deze naam en kwam toen dit filmpje tegen. We wisten toen ook dat ze € 325,- aan hem had geleend.
Een proces-verbaal d.d. 15 september 2014, opgenomen op pagina 30 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
[slachtoffer 10] ken ik als [slachtoffer 10]. Ik heb contact met haar gekregen via haar (schoon)zus. Die heb ik eerder leren kennen via een dating site.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
parketnummer 19/097837-12
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1a ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. Het verweer van de raadsman dat er onvoldoende steunbewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 1a laste gelegde wordt weerlegd door de inhoud van bovengenoemde bewijsmiddelen. Blijkens de aangifte verbleef verdachte na 19 februari 2010 niet meer in het appartement. Verdachte zal derhalve van dit overige deel van de ten laste gelegde periode worden vrijgesproken.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1b ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1c ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte blijkens de aangifte in de periode van 30 maart 2011 tot en met 11 mei 2011 in de Bed and Breakfast verbleef en niet tot en met 7 oktober 2011 zoals in de tenlastelegging staat vermeld. Verdachte zal derhalve van dit overige deel van de ten laste gelegde periode worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat verdachte toestemming van aangeefster had gekregen om zijn spullen in haar auto te zetten. Verdachte heeft daartoe de autosleutels gepakt. Aangeefster had verdachte echter geen toestemming gegeven om de auto mee te nemen. Verdachte heeft toegegeven dat hij de auto van aangeefster zonder haar toestemming heeft meegenomen. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verdachte op enig moment de feitelijke heerschappij over de autosleutels had, niet zonder meer betekent dat verdachte daarmee ook de feitelijke heerschappij over het voertuig zelf had en dus de auto onder zich zou hebben gehad. Van verduistering zoals aangevoerd is derhalve geen sprake. Op grond van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de auto van aangeefster [slachtoffer 5].
parketnummer 18/830031-14
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde dat aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte nooit toestemming heeft gegeven om geld van haar bank- dan wel spaarrekening te halen of over te boeken naar zijn eigen rekening en dat zij haar random reader kwijt was. In de fouillering van verdachte is de random reader van aangeefster aangetroffen, zonder dat verdachte daar een verklaring voor geeft. Daarnaast heeft verdachte bij de politie geen duidelijke verklaring gegeven voor het feit dat hij bepaalde geldbedragen heeft overgeboekt van de rekening van aangeefster naar zijn eigen bankrekening. In het licht van het voorgaande acht de rechtbank de stelling van verdachte dat hij met toestemming van aangeefster geld heeft opgenomen van haar bank- dan wel spaarrekening, zeer onaannemelijk. Op grond van dit een en ander kan het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 primair ten last gelegde aangevoerd dat, gelet op het bepaalde in artikel 342 lid 2 Sv, naast de aangifte geen steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank overweegt daartoe dat voornoemd verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bovengenoemde bewijsmiddelen. Aangeefster heeft, nadat ze er achter is gekomen dat verdachte zonder haar toestemming in totaal € 3.000,- heeft weggenomen, de relatie met verdachte direct verbroken waarna verdachte, wederom zonder toestemming van aangeefster, haar auto heeft weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij aangeefster de volgende tekst heeft gemaild: "Ben in de war en in paniek, auto staat al op mij naam, dus tja diefstal, ik kon niet anders, you pushed me to the limit" en dat hij de auto gelijk op zijn naam heeft gezet. Gelet op voornoemde gang van zaken ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de aangifte en acht zij het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 4a ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat aangeefster duidelijk heeft verklaard dat zij aan niemand toestemming heeft gegeven om met haar pinpas geld op te nemen van haar rekening. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan verklaring van aangeefster, in tegenstelling tot de verklaring van verdachte. Verdachte heeft, zo volgt uit de getuigenverklaring van [getuige 1], namelijk verklaard dat de pinpas van aangeefster geskimd zou zijn terwijl dit volgens de [bank 2] helemaal niet het geval was, er was eenmalig gepind. De stelling van verdachte, dat hij met toestemming van aangeefster eenmalig geld heeft opgenomen van haar bankrekening, acht de rechtbank gelet hierop onaannemelijk.

Bewezenverklaring

parketnummer 19/097837-12
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1a, 1b, 1c en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 17 januari 2010 tot en met 11 mei 2011 te [pleegplaats 1], gemeente Coevorden en/of te [pleegplaats 2], gemeente Aa en Hunze en/of te [pleegplaats 3], meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
a.
in de periode van 17 januari 2010 tot en met 19 februari 2010 te [pleegplaats 1], gemeente Coevorden, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten verhuur van een appartement, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven
- valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder van dat appartement en
- zich voorgedaan als [persoon 1] en
- toen betaling van de huur uitbleef telkens smoezen gegeven, dat hij, verdachte, telkens niet in staat was om de huur te betalen en
- op 19 februari 2010 aan die [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij een operatie moest ondergaan en dat hij (daags ervoor) langs zou komen om spullen te halen en huur contant zou betalen
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven dienst;
en
b.
in de periode van 18 april 2010 tot en met 21 juni 2010 te [pleegplaats 2], gemeente Aa en Hunze,
[slachtoffer 2] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten verhuur van een chalet ([pleegplaats 2]), hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven
- listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder van dat chalet en
- toen betaling van de huur uitbleef telkens smoezen, gegeven waardoor hij, verdachte niet in staat was om de huur te betalen en
- aan die [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zijn, verdachtes zoon, was overleden
waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven dienst;
en
c.
in de periode van 30 maart 2011 tot en met 11 mei 2011 te [pleegplaats 3] [slachtoffer 3] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten een verblijf als gast in een Bed & Breakfast
gedurende de periode van 30 maart 2011 tot 11 mei 2011, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven
- listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als potentiële en bonafide koper voor de woning (inclusief de Bed & Breakfast) aan de [pleegplaats 3] van die [slachtoffer 3] en zich heeft voorgedaan als een persoon met een dienstverband en een persoon die (voldoende) inkomsten had en
- voor aankoop van die woning een voorlopig koopcontract heeft getekend
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven dienst;
3 primair
hij op 24 maart 2011 te [pleegplaats 5], gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto toebehorende aan [slachtoffer 5].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1a, 1b, 1c en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Door een kennelijke vergissing stond in het onder 1a en 1b ten laste gelegde "aangaan van een dienst" in plaats van "verlenen van een dienst". De rechtbank is van het laatste uitgegaan. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
parketnummer 18/830031-14
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair, 3 primair, 4a en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2 primair
hij in de periode van 23 januari 2013 tot en met 26 maart 2013 in [pleegplaats 7] of (elders) in Nederland en in Oostenrijk, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit
geld/pinautoma(a)t(en) en/of via internetbankieren) heeft weggenomen geldbedragen (in totaal 12.400 euro), toebehorende aan [slachtoffer 7], waarbij verdachte die geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten telkens middels een onrechtmatig verkregen pinpas met bijbehorende pincode, al dan niet, in combinatie met een ([bank 1]) random reader en/of (internet) inlogcodes;
3 primair
hij in de periode van 9 juli 2012 tot en met 5 oktober 2012 te [pleegplaats 8], gemeente Zaanstad, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen, te weten geldbedragen (in totaal 3000 euro) en een auto (merk/type Renault Megane, [chassisnummer], [kenteken]) en bijbehorende autosleutels en autopapieren/kentekenbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 8], waarbij verdachte de geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten middels een onrechtmatig verkregen [creditcard] met bijbehorende pincode);
4.
a.
hij op 13 december 2013 te [pleegplaats 3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat van [bank 2] heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro toebehorende aan [slachtoffer 9], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten middels een onbevoegd gebruikte pinpas met bijbehorende pincode);
5.
hij in de periode van 1 tot en met 13 augustus 2014 te [pleegplaats 9] en/of [pleegplaats 10] met het oogmerk om zich te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van geld, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 10] gezegd dat hij [persoon 2] heette en dat hij (in Oosterrijk) 100.000 euro op een rekening had weggesluisd en dat hij
voor een goede [persoon] die in de schulden zat een hypotheek had geregeld en 30.000 euro had geschonken en dat hij nu geen geld had, omdat dat nog niet was gedeblokkeerd en dat hij vanaf 12 augustus 2014 weer de beschikking had over zijn geld in Nederland, waardoor die [slachtoffer 10] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 primair, 3 primair, 4a en 5 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten:

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 19/097837-12
1a, 1b en 1c
oplichting, meermalen gepleegd;
3 primair
diefstal.
parketnummer 18/830031-14
2 primair
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3 primair
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4a
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
5
oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 13 augustus 2014. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie meegenomen dat verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan zeer veel strafbare feiten waarbij hij zich enkel door geldelijk gewin heeft laten leiden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte lijdt aan diabetes, tengevolge waarvan een voet is afgezet en de andere voet nog moet worden afgezet. Momenteel verblijft verdachte in een instelling voor dak- en thuislozen in [woonadres], waar hij hulp ontvangt. Daarnaast is door de aangevers in deze zaak een werkgroep opgericht, waarmee mensen gewaarschuwd zouden moeten worden voor verdachte. De werkzaamheden van deze werkgroep gaan ontzettend ver en grijpen diep in het leven van verdachte. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voornoemde feiten en omstandigheden dienen te worden meegewogen bij het bepalen van de strafmaat. Tot slot heeft de raadsman opgemerkt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 Europees Verdachte voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) ten aanzien van een aantal zaken, die onder parketnummer 19/097837-12, is geschonden. Verdachte is in al deze zaken gehoord op 6 en 7 maart 2012, thans 3 jaar geleden. Deze schending dient te leiden tot strafvermindering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich vanaf 2010 op grote schaal schuldig gemaakt aan oplichting en diefstal, al dan niet middels het gebruik van een valse sleutel. Verdachte heeft dit op doordachte en gewiekste wijze gedaan. Zo heeft hij via datingsites contact met vrouwen gezocht, zeer snel hun vertrouwen gewonnen en vervolgens zonder toestemming met hun pinpas of creditcard geld opgenomen. Ook heeft verdachte onderdak gehuurd en vertrok hij met de noorderzon wanneer er naar de achterstallige huur werd gevraagd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij het door verschillende mensen in hem gestelde vertrouwen bij herhaling op grove wijze heeft geschonden. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen belangen en uit financieel gewin gehandeld en anderen herhaaldelijk gedupeerd. In geen enkel opzicht heeft verdachte laten blijken de verwerpelijkheid van zijn handelen in te zien, noch heeft hij enige vorm van berouw getoond ten opzichte van zijn slachtoffers. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gepleegde feiten een ontwrichtende werking hebben op het economisch verkeer en onrust veroorzaken in de maatschappij, hetgeen de rechtbank verdachte aanrekent.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 januari 2015, eerder wegens soortgelijke delicten met politie en justitie in aanraking is geweest.
De reclassering heeft op 13 augustus 2014 geadviseerd om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Uit het onderzoek van de reclassering blijkt dat
er een groot aantal criminogene risicofactoren aanwezig is in het leven van verdachte, waarvan de psychische problematiek op de voorgrond lijkt te staan. Om recidive te voorkomen dient er gedragsverandering plaats te vinden. De reclassering is van mening dat verdachte gebaat is bij behandeling en intensieve begeleiding.
Gelet op de aard, de ernst, de hoeveelheid van de door verdachte gepleegde feiten en de omvang van de daardoor aan anderen berokkende (financiële) schade dient naar het oordeel van de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te volgen. Naast genoegdoening voor de slachtoffers, zal de straftoemeting er ook toe moeten dienen dat wordt voorkomen dat verdachte in de toekomst nieuwe strafbare feiten zal plegen. Gelet op verdachtes (psychische) problematiek acht de rechtbank het van belang dat verdachte ook een behandeling zal ondergaan. De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals hierna te noemen, met een proeftijd van 3 jaren een passende en geboden reactie vormt. Nu de rechtbank verdachte in afwijking van het standpunt van de officier van justitie zal vrijspreken van het onder parketnummer 18/830031-14 onder 1 en 6 ten laste gelegde, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is er weliswaar sprake geweest van een lange doorlooptijd van de afhandeling van de zaken, maar er is geen sprake geweest van een dusdanige overschrijding van de redelijke termijn dat dit een matiging van de op te leggen straf rechtvaardigt. De rechtbank zal de op te leggen straf derhalve niet matigen zoals door de raadsman is bepleit.

Vorderingen van de benadeelde partijen

parketnummer 19/097837-12
(feit 1a) [slachtoffer 1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 1.047,96 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
(feit 1b) [slachtoffer 2]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 11.548,79 aan materiële schade en €1.250,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
(feit 1c) [slachtoffer 3]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 13.316,54 aan materiële schade en
€ 250,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
(feit 2) [slachtoffer 4]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 500,- aan immateriële schade.
parketnummer 18/830031-14
(feit 2 primair) [slachtoffer 7]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 11.262,- aan materiële schade en € 350,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
(feit 3 primair) [slachtoffer 8]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 3.226,21 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
(feit 5) [slachtoffer 10]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 325,02 aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
parketnummer 19/097837-12
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 1] zal worden toegewezen, ter vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie aangevoerd dat een bedrag van € 2.489,45 dient te worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en dat benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verdachte niet strafrechtelijke aansprakelijk is gesteld voor de brandstichting van het chalet. De officier van justitie vordert dat tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie aangevoerd dat een bedrag van € 7.361,27 dient te worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de rechtstreekse schade ten aanzien van de advocaatkosten en de schikking niet is vastgesteld en er in dit kader ook een deel van de schade voor risico van de benadeelde partij dient te komen. De officier van justitie vordert dat tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde. De vordering van [slachtoffer 4] dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
parketnummer 18/830031-14
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 7] heeft de officier van justitie aangevoerd dat een bedrag van € 11.552,- dient te worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en dat benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De officier van justitie vordert dat tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 8] zal worden toegewezen, ter vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 10] zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
parketnummer 19/097837-12
De raadsman heeft aangevoerd dat de vorderingen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dienen te worden afgewezen, nu de raadsman ten aanzien van het onder 1a, 1b en 1c ten laste gelegde vrijspraak heeft bepleit.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de raadsman primair aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 18/830031-14
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering van [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze vordering onvoldoende duidelijk is.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering van [slachtoffer 8] primair af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 10] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
parketnummer 19/097837-12
(
feit 1a [slachtoffer 1])De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door de raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2010.
(feit 1b [slachtoffer 2])Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.489,45. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2010. Ten aanzien van het overige deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde niet rechtstreeks schade toegebracht. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat [slachtoffer 2] in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
(feit 1c [slachtoffer 3])Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1.156,- (kosten overnachtingen Bed & Breakfast, toeristenbelasting/ wassen kleding/ vervanging deurslot, alsmede € 250,- immateriële schade). De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2011. [slachtoffer 3] wordt in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Aanhouding van de zaak voor nadere onderbouwing van dit onderdeel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding ten gevolge hebben.
(feit 2 [slachtoffer 4])De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
parketnummer 18/830031-14
(feit 2 primair [slachtoffer 7])De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2013.
(feit 3 primair [slachtoffer 8])De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2012.
(feit 5 [slachtoffer 10])De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens alle voornoemde benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 (parketnummer 19/097837-12) en onder 1, 4b primair en subsidiair en 6 (parketnummer 18/830031-14) is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1a, 1b, 1c, en 3 (parketnummer 19/097837-12) en het onder 2 primair,
3 primair, 4a en 5 (parketnummer 18/830031-14) ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1a, 1b, 1c, en 3 (parketnummer 19/097837-12) en het onder 2 primair, 3 primair, 4a en 5 (parketnummer 18/830031-14)
meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 1 jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich uiterlijk binnen een week na zijn detentie meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich tijdens zijn proeftijd aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de AFPN of een soortgelijke instelling voor verder psychiatrisch onderzoek en psychiatrische behandeling van zijn persoonlijkheidsproblematiek waarbij hij zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven;
- dat veroordeelde verplicht is de reclassering toestemming te geven voor informatie-uitwisseling tussen de reclassering en zijn moeder, zijn eventuele partner, zijn werkgever en de betrokken hulpverleningsinstanties, ook als dit VNN betreft;
- dat veroordeelde mee werkt aan een traject om zijn financiën op orde te krijgen en/of bewindvoering en/of budgetbeheer, indien en zolang de reclassering dit nodig acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen

parketnummer 19/097837-12
(feit 1a)Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt
veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.047,96
(zegge: duizend zevenenveertig euro en zesennegentig eurocent), te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 19 februari 2010.
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden
begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 1.047,96 (zegge: duizend zevenenveertig euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2010 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
20 dagen,met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.047,96 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1b)Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.489,45 (zegge: tweeduizend vierhonderd negenentachtig euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2010.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 2.489,45 (zegge: tweeduizend vierhonderd negenentachtig euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2010, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
34 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.239,45 aan materiële schade en € 1.250,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1c)Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.156,- (zegge: duizend honderdzesenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2011.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3], te betalen een bedrag van € 1.156,- (zegge: duizend honderdzesenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2011, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 906,- aan materiële schade en € 250,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 2)Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
parketnummer 18/830031-14
(feit 2 primair)Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]toe en veroordeelt
veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 11.612,- (zegge: elfduizend zeshonderd twaalf euro), te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 26 maart 2013.
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden
begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 7], te betalen een bedrag van € 11.612,- (zegge: elfduizend zeshonderd twaalf euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2013, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
93 dagen,met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 11.262,- aan materiële schade en € 350,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 3 primair)Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 8]toe en veroordeelt
veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.226,21 (zegge: drieduizend tweehonderd zesentwintig euro en eenentwintig eurocent), te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2012.
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden
begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 8], te betalen een bedrag van € 3.226,21 (zegge: drieduizend tweehonderd zesentwintig euro en eenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2012, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
42 dagen,met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 3.226,21 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8], daarmee de verplichting van verdachte om
aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien
verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de
verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 5)Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 10]toe en veroordeelt
veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 325,02 (zegge: driehonderd vijfentwintig euro en twee eurocent).
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden
begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 10], te betalen een bedrag van € 325,02 (zegge: driehonderd vijfentwintig euro en twee eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
6 dagen,met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 325,02 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10], daarmee de verplichting van verdachte om
aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien
verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de
verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, Th. A. Wiersma en
P.H.M. Tapper-Wessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Fennema als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2015.
Mr. Th.A. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De foto van [verdachte] is aan het proces-verbaal verhoor getuige d.d. 17 september 2013 gehecht.
2.Huurovereenkomst zie pagina 197 van dossier nr. PL031W 2011022619 d.d. 14 maart 2012
3.De foto van [verdachte] is aan het proces-verbaal verhoor getuige d.d. 18 september 2013 gehecht.
4.De foto van [verdachte] is aan het proces-verbaal verhoor getuige d.d. 18 september 2013 gehecht.
5.De foto van [verdachte] is aan het proces-verbaal verhoor getuige d.d. 17 september 2013 gehecht.
6.Zie pagina's 12 en 13 dossier nr. PL1100-2012065423 d.d. 11 september 2014.