ECLI:NL:RBNNE:2014:983

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
C-17-127733 - HA ZA 13-191
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • S.B. [naam gedaagde2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht bij opzegging krediet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen ABN AMRO BANK N.V. en [gedaagde]. De zaak betreft de opzegging van kredietovereenkomsten door ABN AMRO, die op grond van de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening gerechtigd was om de leningen op te eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er twee opzeggingsgronden aanwezig waren: het leggen van conservatoir beslag door de ex-partner van [gedaagde] en de overschrijding van de kredietlimiet. De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat [gedaagde] niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De rechtbank bekrachtigde het eerdere verstekvonnis van 6 februari 2013, waarin [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan ABN AMRO, vermeerderd met rente en kosten. [gedaagde] werd in de kosten van de verzetprocedure verwezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/127733 / HA ZA 13-191
Vonnis in verzet van 26 februari 2014
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. J. Meuleman, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[Gedaagde volledig],
wonende te Leeuwarden,
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. D.M. Bos, kantoorhoudende te Winsum (gemeente Littenseradiel).
Partijen zullen hierna ABN AMRO en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door deze rechtbank op 6 februari 2013 tussen ABN AMRO en [gedaagde] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer C/17/124290 / HA ZA 13-2
  • de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord)
  • de conclusie van antwoord in oppositie (aan te merken als de conclusie van repliek)
  • de conclusie van repliek in oppositie (aan te merken als de conclusie van dupliek).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is vanaf de oprichting op 1 september 2005 tot 1 januari 2012 één van de twee beherende vennoten van de vennootschap onder firma [XXXX], een speciaalzaak in baden, sauna's en accessoires. De andere beherende vennoot was mevrouw Y. [vennoot], destijds de partner van [gedaagde]. Daarnaast dreef [gedaagde] onder de naam [naam bedrijf] afdeling Verhuur een eenmanszaak en belegde hij bovendien in registergoederen.
2.2.
Partijen hebben op of omstreeks 27/28 februari 2008 een kredietovereenkomst gesloten, waarbij ABN AMRO een 10-jarige EURIBOR lening van EUR 300.000,00 en een 10-jarige EURIBOR lening van EUR 200.000,00 aan [gedaagde] heeft verstrekt ter overname van een kredietfaciliteit bij de Rabobank.
2.3.
Op de onder 2.2. bedoelde kredietovereenkomst is blijkens de tekst van deze overeenkomst de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door ABN AMRO (voor particulieren) van januari 1999 van toepassing. Hierin is - voor zover hier van belang - vermeld:
III Algemene Bepalingen van toepassing op leningen
[…]
5 Opeising
5.1.
Het nog niet afgeloste gedeelte van de hoofdsom van de lening kan, te zamen met rente en met al het overige door de Kredietnemer uit hoofde van de Kredietovereenkomst verschuldigde, onmiddellijk en in zijn geheel tussentijds door ABN AMRO worden opgeëist, zonder dat enige sommatie of ingebrekestelling zal zijn vereist:
a. indien de Kredietnemer enige verplichting jegens ABN AMRO uit hoofde van de Kredietovereenkomst of uit welken anderen hoofde ook, niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt;
[…]
e. indien op het geheel of op een, naar het oordeel van ABN AMRO, belangrijk gedeelte van de vermogensbestanddelen van de Kredietnemer executoriaal beslag wordt gelegd of indien een daarop gelegd conservatoir beslag niet is vernietigd of opgeheven binnen dertig dagen na de dag van beslaglegging, […]
g. (indien hypotheek is verleend op enig registergoed anders dan hierna onder h. bedoeld) bij beslaglegging […].
2.4.
Partijen hebben op of omstreeks 27/28 februari 2008 een kredietovereenkomst gesloten, waarbij ABN AMRO een krediet in rekening-courant van EUR 610.000,00 en een 10-jarige EURIBOR lening van EUR 343.000,00 aan [gedaagde] heeft verstrekt. Deze kredietfaciliteit diende ter financiering van de eenmanszaak van [gedaagde] onder de naam [naam bedrijf] afdeling Verhuur.
2.5.
Op de onder 2.4. bedoelde kredietovereenkomst is blijkens de tekst van deze overeenkomst de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door ABN AMRO van juli 2006 van toepassing. Hierin is - voor zover hier van belang - vermeld:
III Algemene Bepalingen van toepassing op leningen
[…]
5 Opeising
5.1.
Het nog niet afgeloste gedeelte van de hoofdsom van de lening kan, te zamen met rente en met al het overige door de Kredietnemer uit hoofde van de Kredietovereenkomst verschuldigde, onmiddellijk en in zijn geheel tussentijds door ABN AMRO worden opgeëist, zonder dat enige sommatie of ingebrekestelling zal zijn vereist:
a. indien de Kredietnemer enige verplichting jegens ABN AMRO uit hoofde van de Kredietovereenkomst of uit welken anderen hoofde ook, niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt;
[…]
g. indien op het geheel of op een, naar het oordeel van ABN AMRO, belangrijk gedeelte van de vermogensbestanddelen van de Kredietnemer executoriaal beslag wordt gelegd of indien een daarop gelegd conservatoir beslag niet is vernietigd of opgeheven binnen dertig dagen na de dag van beslaglegging, […]
m. (indien hypotheek is verleend op enig registergoed anders dan hierna onder n. bedoeld) bij beslaglegging […].
2.6.
ABN AMRO heeft voorts bij kredietovereenkomst van op of omstreeks 27/28 februari 2008 een krediet in rekening-courant van EUR 80.000,00 en een 5-jarige EURIBOR lening van EUR 225.000,00 aan [XXXX] verstrekt.
2.7.
Tot zekerheid voor al hetgeen [gedaagde] te eniger tijd, uit welken hoofde dan ook, aan ABN AMRO verschuldigd zou zijn, heeft [gedaagde] bij pandakte van 28 februari 2008, geregistreerd op 12 maart 2008, een eerste pandrecht ten gunste van ABN AMRO gevestigd op al zijn bestaande en toekomstige inventaris en vorderingen op derden.
2.8.
Op de hiervoor bedoelde pandakte zijn van toepassing de Algemene Bepalingen van Verpanding van Voorraden en/of Inventaris en/of Vorderingen. In artikel 5 van hoofdstuk III (Bepalingen voor Verpanding van Vorderingen) is bepaald:

5.Betaling op rekening bij de Bank (zie ook artikel I.5)

De Pandgever is verplicht de verpande Vorderingen te laten voldoen op een door hem bij de Bank aangehouden rekening en, indien niettemin op andere wijze wordt betaald, de desbetreffende bedragen, onverwijld op zodanige rekening te voldoen.
2.9.
Tot zekerheid voor al hetgeen ABN AMRO te eniger tijd, uit welke hoofde dan ook, van de vennootschap onder firma [XXXX], [gedaagde] en [vennoot] te vorderen zou hebben, heeft [naam gedaagde2] aan ABN AMRO een eerste recht van hypotheek verleend op de volgende registergoederen aan hem in eigendom toebehorende registergoederen te Leeuwarden:
- [pand 1];
- [Pand 2];
- [Pand 3];
- [Pand 4];
- het appartementsrecht, rechtgevend op het uitsluitend gebruik van de woning op de tweede verdieping, alsmede op de berging en een autostalling in het souterrain van het flatgebouw aan het Zuiderplein/Posthoornsteeg/Potmargeplein;
- [Pand 5];
- [Pand 6];
- het appartementsrecht, rechtgevend op het uitsluitend gebruik van de etagewoning in de tweede woonlaag, met toebehoren, aan de [Pand 7].
2.10.
Op 21 december 2010 is één van de aan ABN AMRO verhypothekeerde registergoederen - het registergoed aan het adres [pand 1] te Leeuwarden - onderhands verkocht. Op 22 december 2010 is de netto opbrengst van de verkoop ter hoogte van EUR 119.779,20 bijgeschreven op een rekening van [gedaagde] bij ABN AMRO.
2.11.
Op 23 november 2011 heeft [vennoot] - de inmiddels ex-partner van [gedaagde] - conservatoir beslag gelegd ten laste van [gedaagde] op alle aan ABN AMRO verhypothekeerde registergoederen van [gedaagde], alsmede op alle aan ABN AMRO verpande inventaris van de vennootschap onder firma [XXXX].
2.12.
In een e-mailbericht van [gedaagde] aan ABN AMRO van 3 december 2011 is onder meer vermeld:
[…]
Op dit moment staat de [XXXX] rekening weer onder het limiet. Voor de 2 andere rekeningnummers zal ik zorg dragen dat deze binnen 10 dagen ook weer binnen het limiet staan. […] Tevens heb ik een afspraak gemaakt met het boekhoudkantoor van Vd Veen en Kromhout te Drachten voor as maandag 5 december 2011 te 13.30 uur om samen met mijn aanstaande ex-vrouw te bewerkstelligen dat zij het liggende beslag ongedaan zal maken en tevens dat zij daarbij inzage krijgt in de huidige financiële situatie van dit moment. […] Tevens ben ik begonnen de huurinkomsten welke nog moeten worden voldaan te innen, waarbij ik de eerste 750 euro reeds weer binnen heb gekregen, nu niet meer contant doch per as donderdag op een van de abnamro bankrekeningnummers. Ik hoop u middels dit schrijven wat meer zekerheid te hebben verstrekt […].
2.13.
ABN AMRO heeft de in rechtsoverweging 2.2 en 2.4 bedoelde kredietovereenkomsten met [gedaagde] op 22 december 2012 mondeling opgezegd.
2.14.
Bij brief van 9 februari 2012 heeft ABN AMRO onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld ten aanzien van de onder 2.2. bedoelde kredietovereenkomst:
[…]
In aansluiting op ons gesprek d.d. 21-12-2011, waar tevens de heer [adviseur 1] namens uzelf bij aanwezig was, berichten wij u als volgt.
Wij bespraken de situatie die ontstaan was tussen u en uw (ex)partner mevrouw [vennoot]. Mevrouw [vennoot] heeft o.a. op de meeste aan ons verhypothekeerde onroerende zaken conservatoir beslag gelegd. Mede hierdoor heeft u de beslissing genomen om al het in uw bezit zijnde onroerend goed in de verkoop te zetten. Met betrekking tot het verhuurde onroerend goed spraken wij af dat u ons uiterlijk 21-01-2012 in het bezit zou stellen van een kopie van alle huurcontracten welke betrekking hebben op de aan ons verhypothekeerde onroerende zaken. Tevens zou u uiterlijk dan er voor zorg dragen dat de door mevrouw [vennoot] gelegde beslagen opgeheven zouden zijn, dan wel dat er uitzicht op zou zijn. Beide afspraken bent u tot op heden nog niet nagekomen.
Hierbij delen wij u mede dat wij, mede gezien de voorgenomen verkoop van alle aan ons verhypothekeerde onroerende zaken alsmede het niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de aan de heer T.D. [gedaagde] h/o [naam bedrijf] Afdeling verhuur verstrekte kredietfaciliteit geadministreerd onder nummer 55.75.46.923, genoodzaakt zijn op basis van de toepasbaar zijnde Algemene Bepalingen voor Kredietverlening het nog niet afgeloste gedeelte van de hoofdsom van de aan u verstrekte leningen op te eisen tezamen met rente en al het overige door u verschuldigde uit hoofde van de kredietovereenkomst, en wel met onmiddellijke ingang en in zijn geheel.
In verband met het vorenstaande verzoeken wij u en voor zover nodig sommeren wij u om zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op 23-02-2010 uw schuld bij onze instelling integraal af te lossen.
Indien u op 23-02-2012 uw schuld bij onze instelling niet integraal heeft afgelost dan stellen wij u reeds nu voor alsdan in gebreke en behouden ons het recht voor om alle ons conveniërende maatregelen te nemen teneinde tot de incasso van onze vordering op u te geraken. […]
2.15.
Bij brief van 9 februari 2012 heeft ABN AMRO onder meer het volgende aan [gedaagde], h.o.d.n. [naam bedrijf] Afdeling Verhuur, medegedeeld ten aanzien van de onder 2.4. bedoelde kredietovereenkomst:
[…]
Hierbij delen wij u mede dat wij, mede gezien de stelselmatige overschrijding van de met u overeengekomen kredietlimiet, alsmede het niet (kunnen) voldoen aan de rente- en aflossingsverplichtingen, genoodzaakt zijn gebruik te maken van ons recht van dagelijkse opzegbaarheid van het aan u verstrekte krediet in rekening-courant en wel met onmiddellijke ingang.
In verband met het vorenstaande verzoeken wij u en voor zover nodig sommeren wij u om zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op 23-02-2012 uw schuld bij onze instelling integraal af te lossen.
Indien u op 23-02-2012 uw schuld bij onze instelling niet integraal heeft afgelost dan stellen wij u reeds nu voor alsdan in gebreke en behouden ons het recht voor om alle ons conveniërende maatregelen te nemen teneinde tot de incasso van onze vordering op u te geraken, alsmede zeggen wij u reeds nu voor alsdan alle eventueel aan u verstrekte leningen op.
[…]
2.16.
Bij brief van 9 februari 2012 heeft ABN AMRO voorts het aan de vennootschap onder firma [XXXX] verstrekt krediet opgezegd.
2.17.
Op 21 februari 2012 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Naar aanleiding van dit gesprek heeft ABN AMRO bij brief van 20 maart 2012 onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
[…]
Naar aanleiding van ons gesprek van 21-02-2012, waar tevens uw adviseur de heer [adviseur 1] en de heer [adviseur 2] van [naam] Bedrijfsmakelaars bij aanwezig waren, bevestigen wij u hierbij hetgeen besproken is en de met u gemaakte afspraken.
[…]
Wij bespraken voorts de situatie van de verschillende aan ons verhypothekeerde (bedrijfs)panden. Omdat een overzicht ontbreekt van de te ontvangen huur per pand heeft u de heer [adviseur 1] verzocht de huuradministratie te verzorgen en dit overzicht op te stellen. Wij spraken af dat dit overzicht uiterlijk binnen twee weken na 21-02-2012 klaar zou zijn en ons ter beschikking gesteld zou worden. Ook hiervan hebben wij tot op heden niets van u mogen vernemen dan wel hebben wij geen overzicht van u of de heer [adviseur 1] ontvangen.
[…]
Ten einde tot algehele aflossing van de aan u en [YYYYY] verstrekte kredietfaciliteiten te komen, en hierbij u de gelegenheid te geven om mogelijk een surplus te realiseren, hebben wij ons bereid verklaar onze incassomaatregelen jegens u op te schorten tot uiterlijk 01--6-2012 onder de navolgende voorwaarden.
- uiterlijk 27-03-2012 ontvangen wij van u het overzicht van alle verhuurde panden, waaruit per pand duidelijk wordt wie de huurders en wat de huurinkomsten zijn en op welke rekening(en) de huurbetalingen worden overgemaakt;
- alle huurontvangsten dienen bijgeschreven te worden op een van uw rekeningen bij ABN AMRO onder nummer 55.75.46.923 of 60.54.59.630. Indien blijkt dat er huurinkomsten op een rekening bij een andere bank worden bijgeschreven dan draagt u er zorg voor dat deze betaling(en) voortaan op een van de bovengenoemde rekeningnummers worden bijgeboekt;
- ontvangst van een kopie van de opdrachtbevestiging van [naam] Bedrijfsmakelaars waaruit blijkt dat alle panden in de actieve verkoop gezet zijn tegen een marktconforme vraagprijs;
- er zal extra aandacht besteed worden aan de verkoop van onroerende zaken aan de Posthoornsteeg 24, [Pand 4] en [Pand 5] te Leeuwarden om deze uiterlijk 01-06-2012 verkocht te krijgen. U gaf aan dat verkoop van het pand aan de [Pand 5] niet uw voorkeur geniet. Echter, indien zich een koper meldt die een ons conveniërend bod uitbrengt zult u meewerken aan onderhandse verkoop hiervan;
- ieder bod op een in uw bezit zijnde en aan ons verhypothekeerde onroerende zaak zal aan ons voorgelegd worden.
Voor zowel de verkoop van de inventaris en exploitatie van [YYYYY] als onderhandse verkoop van de onroerende zaken is vanwege de beslaglegging toestemming van mevrouw [vennoot] noodzakelijk. Dit zou een vertragende en verkoopbeperkende factor kunnen zijn. U heeft met de heer [adviseur 2] afgesproken dat hij contact met [vennoot] zal opnemen om 1) te trachten alle beslagleggingen op te laten heffen en/of b) mee te werken aan verkoop van hiervoor genoemd actief indien dit aan de orde is.
[…]
Bovengenoemde afspraken gelden tot wederopzegging onzerzijds. Indien u zich naar onze mening niet of niet geheel aan de gemaakte afspraken houdt, danwel zich anderszins omstandigheden voordoen die een eerder ingrijpen door de bank rechtvaardigen, dan stellen wij u reeds nu voor alsdan in gebreke en behouden ons het recht voor om alle ons conveniërende maatregelen te nemen teneinde tot de incasso van onze vordering op u te geraken. […]
2.18.
Bij brief van 9 november 2012 heeft ABN AMRO onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
[…]
Met referte aan onze brief van 20-03-2012 berichten wij u als volgt.
Helaas is wederom gebleken dat u gemaakte afspraken niet bent nagekomen, zoals o.a. gemaakt tijdens ons gesprek d.d. 21-02-2012 en vastgelegd in onze brief van 20-03-2102. Wij hebben hier begin april met u nog telefonisch contact over gehad, waarbij u ons toegezegd heeft de gemaakte afspraken alsnog direct na te zullen komen. Tevens gaf u in dit gesprek aan ermee akkoord te gaan om, naast uw makelaar de heer [adviseur 2] van [naam] Bedrijfsmakelaars, een tweede, door ons aangestelde, makelaar in de arm te nemen om de verkoop van de aan ons verhypothekeerde onroerende zaken te bespoedigen.
Tot op heden hebben wij alleen het overzicht van de verhuurde panden van u ontvangen, waaruit overigens niet blijkt op welke rekeningen de huren worden bijgeschreven. U had in het gesprek wel toegezegd dit te zullen doen. Tevens blijkt dat het door mevrouw [vennoot] gelegde beslag nog steeds op de onroerende zaken rust. Reeds in december 2011 gaf u aan er alles aan te zullen doen om dit beslag op te laten heffen.
Ook op diverse verzoeken van onze makelaar de heer [ZZZZ] van MVGM Bedrijfshuisvesting om een afspraak te maken ter zake de taxatie en verkoop van de onroerende zaken heeft u geen gehoor gegeven. [ZZZZ] is hierdoor op eigen initiatief op vrijdag 05-10-2012 bij u langs geweest op de [bedrijf] te Leeuwarden waar u hem gesproken heeft. Volgens [ZZZZ] bevestigde u dat u weliswaar zijn berichten ontvangen had, maar dat u geen medewerking wilde verlenen om de panden te taxeren.
Wij zijn van mening dat wij u voldoende gelegenheid hebben gegeven om uw verplichtingen jegens ons na te komen en om zelf het initiatief te nemen om de onroerende zaken onderhands verkocht te krijgen opdat er een zo hoog mogelijke opbrengst gerealiseerd zou kunnen worden.
Gelet op het bovenstaande delen wij u mede dat wij onze notaris Trip Advocaten en Notarissen opdracht zullen geven om over te gaan tot de executoriale verkoop van alle aan ons verhypothekeerde onroerende zaken.
[…]
2.19.
Na daartoe op 7 december 2012 verlof te hebben gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft ABN AMRO op 10 december 2012 conservatoir beslag laten leggen ten laste van [gedaagde] onder de Rabobank.
2.20.
In de door ABN AMRO jegens [gedaagde] aanhangig gemaakte zaak onder zaak-/rolnummer C/17/124290/ HA ZA 13-2, heeft deze rechtbank, locatie Leeuwarden, bij verstekvonnis van 6 februari 2013 - voor zover hier van belang - het volgende beslist:
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 1.303.350,73 (één miljoen driehonderddrieduizenddriehonderdvijftig euro en drieënzeventig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 5,55% per jaar over het bedrag van € 462.785,38 en de contractuele rente, gelijk aan één maands EURIBOR rente, vermeerderd met een opslag van 1,25% over het bedrag van € 840.565,35, in beide gevallen vanaf 24 februari 2012 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 4.057,19,
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 6.446,26,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
2.21.
Op 12 februari 2013 heeft ABN AMRO het verstekvonnis aan [gedaagde] laten betekenen en bevel tot betaling gedaan. [gedaagde] heeft daarop niet betaald.

3.De vordering

3.1.
De vordering van [gedaagde] strekt ertoe, dat de rechtbank bij vonnis, [gedaagde] ontheft van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij vonnis van de rechtbank van 6 februari 2013 onder zaaknummer / rolnummer C/17/124290/HA ZA 13-2 en voorts ABN AMRO in haar oorspronkelijke vordering niet ontvankelijk verklaart, althans haar deze ontzegt, met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van de verzetprocedure.
3.2.
ABN AMRO voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.
Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [gedaagde] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen. De rechtbank merkt daarbij op dat de verzetdagvaarding op 2 april 2013 is uitgebracht. Blijkens het door ABN AMRO in het geding gebrachte exploit van betekening is het verstekvonnis van 6 februari 2013 op 12 februari 2013 betekend. Weliswaar is de verzetdagvaarding dus langer dan de in artikel 143 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genoemde termijn van vier weken na de betekening van het verstekvonnis uitgebracht, maar de rechtbank constateert uit het exploit van betekening dat deze betekening niet in persoon heeft plaatsgevonden zoals in artikel 143 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bedoeld. Blijkens het exploit van betekening is deze immers in een gesloten enveloppe achtergelaten. Gesteld noch gebleken is op welk moment [gedaagde] een daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is, zoals in artikel 143 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoeld.
4.2.
De vordering van ABN AMRO strekt tot terugbetaling van het door ABN AMRO aan [gedaagde] verstrekte krediet, te weten per 23 februari 2012 een bedrag van EUR 462.785,38 ten aanzien van de in rechtsoverweging 2.2. bedoelde kredietovereenkomst en een bedrag van EUR 840.565,35 ten aanzien van de in rechtsoverweging 2.4 bedoelde kredietovereenkomst. ABN AMRO heeft daartoe - samengevat -gesteld dat zij op goede gronden tot opzegging van deze kredietovereenkomsten is overgegaan (mondeling op 22 december 2011 en schriftelijk op 9 februari 2012) en wel gelet op de door [vennoot] gelegde conservatoire beslagen op de aan ABN AMRO verhypothekeerde onroerende zaken en op grond van de overschrijding van de met [gedaagde] overeengekomen kredietlimiet ten aanzien van de in rechtsoverweging 2.4 bedoelde kredietovereenkomst. ABN AMRO wijst daarbij op artikel 5.1 en onder a., e. en g. van de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door ABN AMRO van januari 1999 respectievelijk artikel 5.1 en onder a., g. en m van deze Algemene Bepalingen van juli 2006. Wat betreft de overschrijding van de kredietlimiet ten aanzien van de in rechtsoverweging 2.4 bedoelde kredietovereenkomst heeft ABN AMRO gesteld dat nadat op 21 december 2010 een aan ABN AMRO verhypothekeerd registergoed van [gedaagde] ([pand 1] te Leeuwarden) was verkocht en de zekerhedenpositie van ABN AMRO daarmee afnam, ABN AMRO met [gedaagde] is overeengekomen dat de limiet van het aan de eenmanszaak van [gedaagde] onder de naam [naam bedrijf] afdeling Verhuur (de in rechtsoverweging 2.4 bedoelde kredietovereenkomst) zou worden verlaagd van EUR 610.000,00 naar EUR 500.000,00 in rekening-courant.
4.3.
[gedaagde] heeft - samengevat - betwist dat hij bepaalde kredietlimieten structureel zou hebben overschreden. Mede gelet op de verhuuropbrengsten uit de door [gedaagde] verhuurde onroerende zaken, zijn er volgens [gedaagde] zodanige perspectieven dat ook niet gevreesd hoeft te worden dat [gedaagde] niet langer meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. ABN AMRO heeft volgens [gedaagde] ook nagelaten hem tijdig schriftelijk te informeren ten aanzien van eventuele overstanden. Wat betreft de door [vennoot] gelegde conservatoire beslagen op de aan ABN AMRO verhypothekeerde onroerende zaken heeft ABN AMRO [gedaagde] bovendien niet of nauwelijks in staat gesteld om te bewerkstelligen dat deze conservatoire beslagen zouden worden opgeheven. Reeds vier weken na het leggen van deze conservatoire beslagen heeft ABN AMRO de kredieten immers reeds (mondeling) opgezegd. [gedaagde] heeft er op gewezen dat voor hem op korte termijn geen mogelijkheden lijken open te staan om bij een andere bank een herfinanciering te realiseren. Partijen onderhouden volgens [gedaagde] een langdurige - vanaf 2008 - bancaire relatie, waarbij [gedaagde] grotendeels en enigszins exclusief bij ABN AMRO zijn bankzaken heeft ondergebracht. [gedaagde] heeft er voorts op gewezen dat ABN AMRO voorafgaand aan de opzeggingen van de in rechtsoverweging 2.2 en 2.4 bedoelde kredietovereenkomsten [gedaagde] niet heeft gewaarschuwd voor deze opzeggingen. ABN AMRO had bovendien - in ieder geval bij [gedaagde] - de indruk gewekt dat hij mocht blijven beschikken over de (resterende) bestaande kredieten. Op grond van het voorgaande stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat ABN AMRO de vordering op een enigszins lichtvaardige manier heeft ingesteld. De uit de gestelde kredietopzeggingen voortvloeiende rechten van ABN AMRO lijken één of meerdere vormen van (ernstige) onevenredigheid (en mogelijk onzorgvuldigheid) in zich te dragen. Naar de eisen van redelijkheid en billijkheid leek onder de gegeven omstandigheden enige terughoudendheid gerechtvaardigd, aldus nog steeds [gedaagde].
4.4.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat op ABN AMRO op basis van artikel 7:401 BW en artikel 2 Algemene Bankvoorwaarden, alsmede uit hoofde van haar maatschappelijke functie, een zorgplicht rust jegens haar (particuliere) cliënten. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. Gelet op het belang van het door ABN AMRO aan [gedaagde] verstrekte krediet (waarvan zijn bedrijfsvoering afhankelijk was), rustte op ABN AMRO bij de opzegging van de kredietrelatie een zodanige zorgplicht dat zij in ieder geval diende te voldoen aan de maatstaven van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. Gerechtshof Arnhem, 18 februari 2003, JOR 2003, 267). Daarbij kunnen de volgende factoren van belang zijn:
• de duur, de mate van exclusiviteit, de omvang en de ingewikkeldheid en het verloop van de kredietrelatie,
• een aanmerkelijke afname van de kredietwaardigheid en/of aanmerkelijke toeneming van het bancaire kredietrisico, waarbij met name van belang zal zijn of er voldoende dekking door zekerheid bestaat dan wel kan worden verleend en de mate van waarschijnlijkheid of en in welke omvang deze zal blijven bestaan (alles te stellen op de liquidatiewaarde),
• het gedrag en de betrouwbaarheid van de kredietnemer alsmede de mate waarin en de tijdigheid waarmee deze de bank op de hoogte heeft gesteld en stelt van alle voor de kredietrelatie relevante omstandigheden,
• of en in welke mate de kredietnemer toerekenbaar is tekortgeschoten (bijvoorbeeld door (structurele en/of ruime) overschrijding van de kredietlimiet),
• de kans dat de onderneming van de kredietnemer, al of niet na reorganisatie of doorstart, zal overleven en de mate waarin de kredietnemer een reorganisatie heeft opgestart,
• welke termijn de kredietnemer krijgt om een andere (huis-)bankier te zoeken en welke ernstige financiële problemen voor de kredietnemer (zullen) ontstaan indien hij zijn financieringsbehoefte niet op korte termijn elders kan onderbrengen,
• de wijze van besluitvorming van de bank voorafgaand aan de opzegging en de wijze waarop overleg is gevoerd met de kredietnemer en of en in welke mate de bank de kredietnemer tevoren heeft gewaarschuwd,
• of de bank door eigen gedragingen (zoals toelating van overschrijding van de kredietlimiet) verwachtingen heeft gewekt,
• andere maatschappelijke belangen (waaronder het voortbestaan van werkgelegenheid).
4.5.
Tegen voormelde achtergrond oordeelt de rechtbank als volgt.
4.5.1.
[gedaagde] heeft erkend dat [vennoot] op 23 november 2011 conservatoir beslag heeft laten leggen op alle aan ABN AMRO verhypothekeerde registergoederen van [gedaagde]. Gelet op de in de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door ABN AMRO van januari 1999 en juli 2006 - de artikelen 5.1 aanhef en onder g respectievelijk m - was ABN AMRO gerechtigd om het nog niet afgeloste gedeelte van de hoofdsom van de leningen, tezamen met rente en met al het overige door [gedaagde] uit hoofde van de kredietovereenkomst verschuldigde, onmiddellijk en in zijn geheel tussentijds op te zeggen, zonder dat enige sommatie of ingebrekestelling vereist was. Daarmee is de eerste opzeggingsgrond gegeven.
4.5.2.
Bovendien is een tweede opzeggingsgrond aanwezig. Weliswaar heeft [gedaagde] weersproken dat structureel sprake was van overstanden op de kredietlimiet ten aanzien van de in rechtsoverweging 2.4 bedoelde kredietovereenkomst, maar ABN AMRO heeft naar het oordeel van de rechtbank bij conclusie van antwoord in oppositie gemotiveerd uiteengezet dat de kredietlimiet op 21 december 2010 is verlaagd tot EUR 500.000,00 en dat er op 31 januari 2012 (blijkens een door ABN AMRO in het geding gebracht rekeningafschrift) een debetstand aanwezig was van EUR 510.291,23 en dat er ook in de daaraan voorafgaande periode van 30 juli 2011 tot 30 januari 2012 - blijkens door ABN AMRO in het geding gebrachte rekeningafschriften - een (oplopende) overstand aanwezig was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] deze (onderbouwde) stellingen vervolgens ongemotiveerd weersproken. Uit het e-mailbericht van [gedaagde] aan ABN AMRO van 3 december 2011 spreekt [gedaagde] zelf bovendien ook over overstanden op deze twee rekeningen. De rechtbank zal er dan ook vanuit gaan dat er structureel sprake was van overstanden. Op grond van artikel 5.1 aanhef en onder a van de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door ABN AMRO van januari 1999 respectievelijk juli 2006 was ABN AMRO naar het oordeel van de rechtbank ook op deze grond gerechtigd om het nog niet afgeloste gedeelte van de hoofdsom van de leningen, te zamen met rente en met al het overige door [gedaagde] uit hoofde van de kredietovereenkomst verschuldigde, onmiddellijk en in zijn geheel tussentijds op te zeggen, zonder dat enige sommatie of ingebrekestelling vereist was. Er was immers gelet op de overstanden op de kredietlimiet ten aanzien van de in rechtsoverweging 2.4 bedoelde kredietovereenkomst sprake van een in de hiervoor genoemde artikelen bedoelde situatie waarin "Kredietnemer enige verplichting jegens ABN AMRO uit hoofde van de Kredietovereenkomst of uit welken andere hoofde ook, niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt".
4.5.3.
De rechtbank constateert bovendien dat ABN AMRO ná de (opzeggings)brieven van 9 februari 2012 het nemen van incassomaatregelen heeft opgeschort en met [gedaagde] in gesprek is gegaan. Uit de in de rechtsoverwegingen 2.17 en 2.18 geciteerde brieven van ABN AMRO aan [gedaagde] - waarvan de inhoud niet door [gedaagde] is weersproken - blijkt dat tussen partijen afspraken zijn gemaakt. Zo heeft [gedaagde] toegezegd dat hij ABN AMRO een overzicht van alle verhuurde panden, de huurinkomsten en de rekeningen waarop de huurbetalingen worden overgemaakt zou verstrekken, dat hij er voor zorg zou dragen dat alle huurbetalingen op een rekening van [gedaagde] bij ABN AMRO zou worden gestort, dat hij zou meewerken aan onderhandse verkoop van de onroerende zaken, alsmede dat hij zou trachten de door [vennoot] gelegde conservatoire beslagen op de onroerende goederen te laten opheffen. Uit de hiervoor genoemde brieven blijkt echter dat [gedaagde], behoudens het verstrekken van een overzicht van (enkel) de verhuurde panden, deze afspraken niet is nagekomen.
4.5.4.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ABN AMRO niet onzorgvuldig jegens [gedaagde] - met wie zij slechts gedurende enige jaren een bancaire relatie had - heeft gehandeld ter zake van de opzegging van de onderhavige kredietovereenkomsten. Niet alleen waren er twee opzeggingsgronden aanwezig maar zij heeft [gedaagde] bovendien voldoende tijd gegund om maatregelen te treffen, hetgeen hij echter - door afspraken jegens ABN AMRO niet na te komen - heeft nagelaten. De rechtbank merkt daarbij nog op dat gesteld noch gebleken is dat de door [vennoot] gelegde conservatoire beslagen inmiddels wél zijn opgeheven. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] - indien hem meer tijd zou zijn gegund - tot een herfinanciering had kunnen overgaan. [gedaagde] heeft voorts zijn stelling dat ABN AMRO de indruk heeft gewekt dat hij mocht blijven beschikken voer de (resterende) bestaande kredieten, op geen enkele wijze onderbouwd.
4.6.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden bekrachtigd.
4.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van ABN AMRO vastgesteld op:
- salaris advocaat
6.422,00(2 punten × tarief EUR 3.211,00).
Totaal EUR  6.422,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 6 februari 2013 onder zaaknummer / rolnummer 124290 / HA ZA 13-2 gewezen verstekvonnis,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden vastgesteld op EUR 6.422,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. [naam gedaagde2] en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2014. [1]

Voetnoten

1.82.