ECLI:NL:RBNNE:2014:963

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
18/830162-13 en 18/830614-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte in stalkingzaak met psychiatrische maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats verdachte], werd beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van meerdere aangevers, waaronder [aangever 1], [aangever 2], [aangever 3] en [aangever 4]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2011 tot en met 14 juli 2013 herhaaldelijk ongewenste berichten, waaronder e-mails, brieven en telefoontjes, heeft verstuurd naar de aangevers, ondanks een eerder opgelegde gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en de verdachte in overweging genomen, evenals de psychiatrische rapportages die aantoonden dat de verdachte leed aan een psychotische stoornis. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ten tijde van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was, waardoor de strafbare feiten niet aan haar konden worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en gelastte haar plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, om haar de noodzakelijke behandeling te bieden. De uitspraak benadrukt de ernst van stalking en de impact ervan op de slachtoffers, maar ook de noodzaak van psychiatrische zorg voor de dader.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/830162-13 en 18/830614-13 (ter terechtzitting gevoegd)
Op tegenspraak
Raadsvrouw: mr. A.J. van der Velden
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
27 februari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Overijssel, PIV Zwolle te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
20 september 2013, 2 december 2013 en 20 februari 2014.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na gedeeltelijke honorering van het door de raadsvrouw opgeworpen niet-ontvankelijkheidsverweer, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/830162-13:
1.
zij in of omstreeks de periode van 01 juli 2011 tot en met 14 juli 2013, in
het arrondissement Groningen en/of in het arrondissement Drenthe, in elk geval
in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van (een)
perso(o)n(en), genaamd, [aangever 1], [aangever 3], [aangever 4] en/of [aangever 2],
in elk geval van (een) ander(en), met
het oogmerk die [aangever 1], [aangever 3], [aangever 4] en/of [aangever 2], in elk geval die ander(en) te dwingen iets te
doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
mailberichten, brieven, kaartjes, sms-berichten, anonieme en niet anonieme
telefoontjes verstuurd naar, en/of een bezoek gebracht aan de werkplek van,
een of meer van genoemde perso(o)n(en), te weten:
dossier 2012063715, pagina 19
- in kopie aan [aangever 1], een brief gericht aan de commissaris van de
Koningin te Groningen [betrokkene 1] en/of de medisch directeur [betrokkene 2] van
het Radboud ziekenhuis te Nijmegen en/of de directeur [betrokkene 3] van het
tuberculose fonds en/of [betrokkene 4] lid raad van bestuur UMCG en/of het
geschreven stuk d.d. 16 juni 2012 "Mijn stellingen, mijn waarheid, mijn
werkelijkheid en vervolg" en/of het geschreven stuk d.d. 20 juni 2012 "Mijn
werkelijkheid 20 juni 2012" en/of het geschreven stuk d.d. 4 juli 2012 "Mijn
werkelijkheid" en/of mailberichten aan [aangever 1] persoonlijk, een en
ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 1] op 29
augustus 2012 ten overstaan van verbalisant J. Kobes heeft afgelegd en/of
dossier 2012063715, pagina 154
- aan [aangever 3], maart/april 2012, ongeveer 15 mailberichten, al dan niet
zogenaamd in c.c., 31 telefoontjes op de huistelefoon, 21 telefoontjes op de
mobiele telefoon en/of een brief gericht aan "het trio", een en ander zoals
gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 3] op 4 oktober 2012 ten
overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of
dossier 2012063715, pagina 168
- aan [aangever 4], medio april 2012 zogenaamde c.c. mailberichten, 15 tot 20
telefoontjes, 3 augustus 2012 15 mailberichten al dan niet zogenaamd in c.c.,
eind september 2012 een brief, een en ander zoals gesteld en opgenomen in de
verklaring die [aangever 4] op 5 oktober 2012 ten overstaan van verbalisant
R.M. de Smet heeft afgelegd en/of
dossier 2012063715, pagina 208
- aan [aangever 2], op 8 september 2011 een mailbericht, op 20 maart 2012 een
mailbericht, op 22 maart 2012 een mailbericht en/of c.c. mailberichten
gericht aan [aangever 3] en/of 5 april 2012 brieven op haar privéadres en
werkadres en/of in het weekend van 7 oktober 2012 telefoontjes op het
huisnummer en/of 3 augustus 2012 telefoontjes op het huisnummer en/of een
mailbericht/brief d.d. 16 juni 2012 met als inhoud: "[betrokkene 5]
en [aangever 2] zal ik materieel en mogelijk fysiek beschadigen, zodat ik
voor enkele maanden veroordeeld word en ik mijn straf, die enkele maanden zal
duren moet uitzitten in de gevangenis: dit is mijn berekende keus in plaats
van een geldboete" en/of op 22 september 2012 een brief en/of op 25 september
2012 een mailbericht en/of op 8 oktober 2012 een mailbericht, een en ander
zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 2] op 9 oktober 2012
ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of
dossier 2013016142
- ondanks een aan verdachte op 1 februari 2013 uitgereikte gedragsaanwijzing
van de officier van justitie, op 9 februari 2013 en 11 februari 2013
mailberichten aan [aangever 2], tevens in c.c. aan [aangever 1],
een en ander zoals gesteld en opgenomen in
het door verbalisant R.M. de Smet opgemaakte proces-verbaal van bevindingen
d.d. 18 februari 2013 en/of de verklaring die [aangever 2] op 25 februari 2013
ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of
dossier 2013018220 - 1e deel -
- ondanks een aan verdachte op 1 februari 2013 uitgereikte gedragsaanwijzing
van de officier van justitie, op 12, 15, 18, 19, 20, 21, 23 en/of 24 februari
2013 mailberichten aan [aangever 2], meerdere van die mailberichten zijn in c.c.
verstuurd naar [aangever 1] en enkele van die
mailberichten in c.c. aan enkele medewerkers van het UMCG en/of op 25 februari
2013 een telefoontje naar het secretariaat, een en ander zoals gesteld en
opgenomen in het door verbalisant R.M. de Smet opgemaakte proces-verbaal van
bevindingen d.d. 25 februari 2013 en/of de verklaring die [aangever 2] op 25
februari 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of
dossier 2013018220 - 2e deel -
- ondanks een aan verdachte op 1 februari 2013 uitgereikte gedragsaanwijzing
van de officier van justitie en/of de door de rechter commissaris op 4 maart
2013 aan verdachte gestelde schorsende voorwaarden van de voorlopige
hechtenis,
- op 10 juni 2013 een bezoek gebracht aan de locatie Beatrixoord van het UMCG
en/of
- aan [aangever 2], op 23,24 en/of 25 juni 2013, 28 mailberichten, meerdere van
deze berichten waren mede gericht aan personen waar zij ook geen contact mee
mocht opnemen en/of
- aan [aangever 1], in de maand juni 2013, meerdere mailberichten in c.c.
(geadresseerd aan [aangever 2] en [betrokkene 5]) en/of
- aan [aangever 2], op 23 en 24 juni 2013, diverse malen telefoontjes op haar
privé nummer en/of
- aan [aangever 2], op 24 juni 2013, een mailbericht waarin verdachte refereert
naar een telefoontje van 06.00 uur diezelfde morgen
een en ander zoals gesteld en opgenomen in het door verbalisant R.M. de Smet
opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2013 en/of
dossier 2013018220 - 3e deel -
- aan [aangever 3], tussen 10 juni 2013 en 14 juli 2013, meerdere mailberichten
en/of
- aan [aangever 3], op 13 juni 2013, 4 telefoontjes en/of 4 sms-berichten op
haar privé telefoon en/of
- aan [aangever 3], op 8 juli 2013, 1 telefoontje op haar diensttelefoon en/of
- aan [aangever 3], op 10 juli 2013, 1 aangetekende brief
een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 3] op
31 juli 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of
- aan [aangever 1], op 5 juli 2013, 1 aangetekende brief en/of
- aan [aangever 1], tussen 6 juni 2013 en 14 juli 2013, een aantal
mailberichten
een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 1]
op 31 juli 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode van 01 februari 2013 tot en met 14 juli 2013,
in het arrondissement Groningen en/of in het arrondissement Drenthe, in elk
geval in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, immers
heeft verdachte mailberichten verstuurd naar een persoon, genaamd,
[aangever 2], en/of tevens in kopie aan een persoon, genaamd,
[aangever 1] en/of ook in
kopie aan enkele (andere) medewerkers van het UMCG ([aangever 3] en/of
[aangever 4] en/of [betrokkene 5]), zulks terwijl aan verdachte, in de aan haar
op 1 februari 2013 uitgereikte gedragsaanwijzing, is bevolen dat verdachte met
ingang van 1 februari 2013, geen contact zoekt of heeft, op welke wijze dan
ook, met de volgende personen en hun familieleden, te weten: [aangever 1]
en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] en/of [aangever 2] en/of [betrokkene 5]
en/of [betrokkene 6];
art 184a Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 18/830614-13:
(aanvullend proces-verbaal 2012063715 (28/10/2013))
zij in of omstreeks de periode van 18 juli 2013 tot en met 28 oktober 2013, in
het arrondissement Groningen, in elk geval in Nederland, ondanks aan verdachte
gestelde schorsende voorwaarden van de voorlopige hechtenis zoals opgenomen in
de beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland d.d. 17 juli 2013, meerdere
malen, althans eenmaal, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft
gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van (een) perso(o)n(en), genaamd,
[aangever 1], [aangever 4], [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval van
(een) ander(en), met het oogmerk die [aangever 1], [aangever 4], [aangever 2]
en/of [aangever 3], in elk geval die ander(en) te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte mailberichten
verstuurd naar een of meer van genoemde perso(o)n(en) en/of telefonisch
contact opgenomen met de secretaresse van [aangever 1] met de mededeling:
"Zeg maar tegen [aangever 1] dat de zelfmoord van [verdachte] de schuld van [aangever 1] is"
(zie pv voorgeleiding 28/10/2013 (2013111882), pv van bevindingen R.M. de Smet
d.d. 28/10/2013), te weten:
- aan [aangever 1] (en (c.c.) ook aan vele anderen), meerdere
mailberichten, sommige met bijlage, een en ander zoals gesteld en opgenomen in
de verklaring die [aangever 1] op 24 oktober 2013 ten overstaan van
verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of de bijlagen die daarbij zijn
verstrekt en/of
- aan [aangever 4], een 3-tal mailberichten, een en ander zoals gesteld en
opgenomen in de verklaring die [aangever 4] op 24 oktober 2013 ten overstaan
van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of de bijlagen die daarbij zijn
verstrekt en/of
- aan [aangever 2] (hetzij c.c. hetzij rechtstreeks en (c.c.) ook aan vele
anderen), meerdere mailberichten, een en ander zoals gesteld en opgenomen in
de verklaring die [aangever 2] op 24 oktober 2013 ten overstaan van verbalisant
R.M. de Smet heeft afgelegd en/of de bijlagen die daarbij zijn verstrekt en/of
- aan [aangever 3] (hetzij c.c. hetzij rechtstreeks en (c.c) ook aan vele
anderen), meerdere mailberichten, een en ander zoals gesteld en opgenomen in
de verklaring die [aangever 3] op 24 oktober 2013 ten overstaan van verbalisant
R.M. de Smet heeft afgelegd en/of de bijlagen die daarbij zijn verstrekt;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder parketnummer 18/830162-13 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/830614-13 ten laste gelegde bewezen kan worden.
Dit op grond van de aangiften van [aangever 1], [aangever 3], [aangever 4] en [aangever 2], alsmede de door de aangevers gedane klacht ten overstaan van de hulpofficier van justitie en de verklaringen van verdachte bij de politie.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is gesteld dat zijdens de aangevers [aangever 1], [aangever 3], [aangever 3] en [aangever 2] slechts betreffende (een) beperkte periode(s) klacht is gedaan, zodat ten aanzien van hen niet telkens de gehele in de tenlastelegging vermelde periode bewezen kan worden verklaard.
De raadsvrouw heeft betoogd dat ten aanzien van aangever [aangever 1] stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer niet kan worden bewezen. Mogelijk wel inbreuk op de zakelijke belangen, maar dat is in de onderhavige context ook niet strafbaar. Ook ten aanzien van de overige aangevers kan geen sprake zijn van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer nu aan de daaraan te stellen eisen van duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen niet is voldaan. Betreffende de stelselmatigheid heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit niet kan worden bewezen, gelet op het geringe aantal mails en brieven dat bij de aangiftes is gevoegd.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/830162-13 onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de ten laste gelegde periode beperkt moet worden tot 2 mei 2013.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Met betrekking tot parketnummer 18/830162-13 en 18/830614-13:
De verklaring van verdachte d.d. 27 februari 2013, afgelegd ten overstaan de van de rechter-commissaris, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb veel mails naar de bedrijfsmanager gestuurd over wat ik dacht.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2012, opgenomen op pagina 19 e.v. van dossier nummer PL01KE 2012063715 d.d. 1 februari 2013, inhoudende de verklaring van [aangever 1], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte namens mijzelf en [aangever 3], [aangever 2] en [aangever 4]. Ik ben bedrijfsmanager longziekten en Tuberculose (TBC) van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) gevestigd aan het Hanzeplein 1 te Groningen en het Beatrixoord gevestigd aan de Dilgtweg 5 te Haren. Ik geef leiding aan een team artsen, verpleegkundigen, onderzoekers en dergelijke. Met mevrouw [verdachte] is een werkgerelateerd conflict ontstaan. Op 1 oktober 2011 heeft [verdachte] eervol ontslag gekregen.
Mevrouw [verdachte] heeft de afgelopen tijd, de jaren voor 2011, een complottheorie ontwikkeld. Dit idee heeft zich ontwikkeld totdat het begin 2011 is geëscaleerd. Toen is zij begonnen de mensen waar het volgens haar om ging te bestoken met mails en sms berichten. Het zou gaan om een longarts, [betrokkene 5], een hoofdverpleegkundige, [aangever 2], en tuberculoseverpleegkundige [aangever 3]. In eerste instantie richtte [verdachte] zich op dit drietal. Later heeft zij mij daarvan op de hoogte gebracht. Ook ik werd beticht van deelname in het complot. Ook heeft mevrouw [verdachte] een toegangsverbod gekregen voor het UMCG.
Begin april 2012 heeft mevrouw [verdachte] een anonieme brief gestuurd aan de Commissaris van de Koningin te Groningen [betrokkene 1], de Medisch directeur van het Radboud ziekenhuis Nijmegen [betrokkene 2], de Directeur Tuberculosefonds [betrokkene 3] en aan het lid van de Raad van Bestuur UMCG [betrokkene 4]. Ik heb van deze brieven een kopie ontvangen. Zij bekritiseert in de brieven het handelen van longarts [betrokkene 5], hoofdverpleegkundige [aangever 2], en TBC-verpleegkundige [aangever 3].
Voor 1 juli 2011 stuurde mevrouw [verdachte] met regelmaat ongewenste mails naar de voornoemde betrokkenen. Na 1 juli 2011 is dit aantal sterk toegenomen en werd de inhoud steeds belastender. Ondanks vele verzoeken hiermee te stoppen is mevrouw [verdachte] hiermee doorgegaan.
Vanaf 2012 is mevrouw [verdachte] ook begonnen met het sturen van brieven, kaartjes, sms berichten. Ook pleegt zij vele anonieme en niet anonieme telefoontjes naar voornoemde betrokkenen. Hier worden ook huisgenoten en familieleden mee geconfronteerd. Tevens wordt een aantal familieleden van medewerkers belaagd met de complottheorie. Het aantal mails dat mevrouw [verdachte] naar betrokkenen stuurt neemt in aantal toe. Er zijn periodes dat het aantal minder is. Soms zijn het er tientallen per dag. Over de voornoemde periodes zijn het er honderden geweest.
Ook is er al op 20 april 2012 melding gedaan bij de politie over het gedrag van mevrouw [verdachte]. Hierna is het wel ongeveer 3 maanden rustig geweest. Daarna is het weer in alle hevigheid begonnen.
Het geeft veel onrust bij de medewerkers en op de afdelingen. Ook heeft dat invloed op hun privéleven. Ook daar worden zij lastig gevallen thuis door middel van telefoontjes. Sommige medewerkers hebben angst. Dit om de reden dat de intentie toeneemt.
Ook het taalgebruik en het fanatisme. Het stuk dat door mevrouw [verdachte] is geschreven met als titel: "mijn stellingen, mijn waarheid, mijn werkelijkheid en vervolg" geeft goed weer hoe zij er over denkt.
Dit stuk was als bijlage gevoegd in een mail aan [betrokkene 6]. Hierin schrijft zij onder andere: "[betrokkene 5] en [aangever 2] zal ik materieel en mogelijk fysiek beschadigen, zodat ik voor enkele maanden veroordeeld word en ik mijn straf, die enkele maanden zal duren, moet uitzitten in de gevangenis: dit is een mijn berekende keus i.p.v. een geldboete".
Met [betrokkene 5] wordt bedoeld [betrokkene 5]. Met [aangever 2] wordt bedoeld [aangever 2]. Zij heeft tot nu toe gedaan wat zij heeft beloofd. Wat zij aankondigt doet zij ook. Het duurt al een zeer lange tijd. Al tussen ongeveer juni 2011 en heden. Soms is het minder. Maar er is nooit rust. Altijd is de vraag wanneer begint het weer en in welke mate.
Een proces-verbaal van ontvangst klacht van [aangever 1] door hulpofficier van justitie d.d. 11 september 2012, opgenomen op pagina 244 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant G.J. Beereboom, zakelijk weergegeven:
De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan.
De klager verklaarde tegenover mij o.a. het volgende:
Ik ben bedrijfsmanager op de afdeling longziekten en Tuberculose van het UMCG te Groningen. In mijn team werken onder andere [betrokkene 5], [aangever 3], [aangever 2] en [betrokkene 6]. De echtgenote van [aangever 2] is [aangever 4]. Ik doe namens mijzelf aangifte en klacht.
De dader is [verdachte], roepnaam [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats verdachte], adres [adres] te [woonplaats].
Een proces-verbaal d.d. 4 oktober 2012, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 3], zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam in het UMCG te Groningen. Ik werk op de afdeling Longziekten en tuberculose.
Vanaf eind maart of begin april 2012 kreeg ik ineens mail van [verdachte]. De mail was aan mij gericht en zij beschuldigde mij er onder meer van dat ik haar creditkaart uit haar kantoor had ontvreemd. Ik zou haar reservesleutel van haar kantoor en garderobekastje hebben gebruikt om die kaart te ontvreemden. Ik beheer de reservesleutels dus ik kon, volgens [verdachte], makkelijk aan de sleutels komen.
In een van die mails zou ik een handlanger zijn van [aangever 2] en [betrokkene 5] om ervoor te zorgen dat [verdachte] haar onderzoek niet zou kunnen uitvoeren.
Ik heb in het totaal maar één of twee mails gehad die aan mij persoonlijk gericht waren. Ik heb wel een stuk of 15 mails gehad die aan mij gestuurd waren maar die aan iemand anders was gestuurd. Ik kwam in het verhaal voor en heb die dan ook ontvangen. Als cc mail dus.
Ik heb ongeveer twee (2) maanden last gehad van [verdachte]. Daarna heb ik nog mails gekregen maar die waren aan anderen gericht en die kreeg ik cc binnen. Soms werd ik er in genoemd maar soms ging het alleen over de anderen.
Op 7 april 2012 ben ik 31 maal gebeld op mijn huistelefoon.
Op 7, 8 en 10 april 2012 ben ik 21 maal gebeld op mijn mobiele telefoon. Ik heb de KPN gevraagd om na te gaan wie mij op die dagen telefonisch heeft lastig gevallen. Zij hebben dat onderzocht en ontdekt dat het [verdachte] was.
Ik heb de KPN verteld wat mijn vermoedens waren en hen de telefoonnummers van [verdachte] gegeven. Zij hebben mij toen telefonisch bevestigd dat ik gebeld ben vanaf die nummers. Ik heb van de KPN bericht gehad dat de veroorzaker van die overlast bericht zou krijgen met het verzoek te stoppen met de overlast.
Ik heb ook een brief gekregen. Die is niet ondertekend maar ik weet zeker dat die van [verdachte] is. Die brief is gericht aan het trio. Daar worden [aangever 2], [betrokkene 5] en ik mee bedoeld. Dat kun je ook uit het hele verhaal halen. Ik heb ook drie kaarten gekregen. Die kaarten zaten in enveloppen. Het handschrift van de adressering komt op alle enveloppen overeen. Ik vind dat het handschrift veel overeenkomsten vertoont met het handschrift dat ik van [verdachte] ken. Ook staat er op drie enveloppen een C achter mijn naam geschreven. Wij maken op de afdeling vaak grapjes over mijn initialen. Die zijn TB dus daar maken wij dan TBC van.
Op de kaarten wordt door de afzender gesuggereerd dat ik een manusje van alles en een handlanger zou zijn.
Een proces-verbaal d.d. 5 oktober 2012, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 4], zakelijk weergegeven:
Mijn vrouw is werkzaam bij het UMCG als afdelingshoofd van de afdeling Longziekten en Tuberculose. Medio april 2012 kreeg ik mails die cc aan mij gestuurd waren. Die mails waren afkomstig van [verdachte] en waren in eerste instantie gericht aan collega's van [aangever 2].
Op een zaterdag zijn wij thuis vijftien tot twintig keer gebeld door iemand die niets zei.
In augustus zijn we met vakantie gegaan. Ik werd toen gebeld door mijn zwager dat ik mijn werkmail moest gaan bekijken. Hij was gebeld door [verdachte].
Ik heb mij werkmail bekeken en ik zag dat ik mail van [verdachte] had gekregen. In een van die mails stond dat zij schade had ondervonden en dat ik voor de 10e augustus 2012 10.000 euro over moest maken. Anders zou zij loonbeslag gaan leggen op mijn loon of mijn ouders in [plaats] inschakelen.
[verdachte] heeft mij op 3 augustus 2012 vijftien mailtjes gestuurd. Sommige aan mij persoonlijk gericht en anderen cc aan mij. Ik heb daar niet op gereageerd.
Eind september 2012 heb ik een brief gekregen van [verdachte].
De brief is gericht aan [betrokkene 7] en [aangever 4]. Wie [betrokkene 7] is, wist ik niet maar dat blijkt de partner van [betrokkene 5] te zijn. [aangever 4] ben ik dus. In de brief beschrijft [verdachte] complottheorieën, relaties en is het een warrig verslag van de afgelopen tijd waarin zij problemen met het UMCG heeft. Zo zegt zij bijvoorbeeld dat onze zoon de zoon van [betrokkene 5] zou zijn. [betrokkene 5] heeft namelijk ook een zoon die [naam] heet, net als onze zoon. Ik vind het heel vervelend dat zij ons privé stoort met deze hele affaire. Onze zoons krijgen ook veel mee en dat stoort mij. Door haar gebel en gemail worden we thuis onrustig en geeft het toch een zekere spanning. In een brief van [verdachte], die ik gelezen heb, heeft [verdachte] aangegeven dat zij [betrokkene 5] en[aangever 2] materieel en fysiek zal beschadigen. Ik vat dat op als een bedreiging en vind dat beangstigend.
Een proces-verbaal d.d. 9 oktober 2012, opgenomen op pagina 208 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 2], zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam op de afdeling Longziekten en Tuberculose van het UMCG te Groningen. Op 13 juni 2011 kwam er een mail welke onder anderen aan mij was geadresseerd. In de mail geeft [verdachte] aan dat vooral het samenwerken met [betrokkene 5] moeizaam ging en dat [betrokkene 5] haar mogelijkheden ontneemt om haar onderzoek te doen. In de mail suggereert zij van alles en ziet in het gedrag van mensen een soort bevestiging van zaken waar zij iets vermoedt.
Op 8 september 2011 heb ik weer een mail gekregen. Deze mail was aan mij, [aangever 3] en [betrokkene 5] gericht. Een cc ging naar [aangever 1] en [betrokkene 10], medisch hoofd en leidinggevend aan [betrokkene 5].
Ook in deze mail werden wij beschuldigd van diefstal van o.a. een UMCG pasje en een naslagboekje.
Op 20 maart 2012 kreeg in ineens weer een mail van [verdachte] die zij aan mij persoonlijk had gericht. Dat was ook weer een opsomming van beschuldigingen en nu zou zij ook haar rechtsbijstandsverzekering inschakelen.
Op 22 maart 2012 kreeg ik een mail waarin [verdachte] schrijft dat ik mijn ontslag moest indienen. Er was ook een tijdslimiet genoemd. Anders zou [verdachte] contact opnemen met een jurist en zij zou de kosten gaan verhalen.
Ik kreeg daarna veel mails doorgestuurd die gericht waren aan [aangever 3].
Op 23 maart kreeg ik een mail die aan mij gericht was met de tekst: "Hoeveel uren heeft [aangever 2] nog... Bijna 4 uren? Is dit een fake dreigement? Nou ja, je zult het vanzelf merken."
Ik kreeg ook bcc mail die aan mijn man was gericht. Die besluit zij met: "Gaat de telefoon straks weer? Krijg jij sms'jes op momenten dat het niet uitkomt? En hoe lang dan nog?"
De laatste mail van die dag stuurt zij mij en aan [betrokkene 5] met het dringende verzoek alle mails door te sturen naar [aangever 1] en [betrokkene 10].
Rond 5 april 2012 krijg ik brieven op mijn privéadres en werkadres. De brieven zijn kopieën aan onder andere de commissaris van de Koningin, lid van de Raad van bestuur van het UMCG, directeur van het KNCV en een Longarts in Nijmegen. De brief bevat beschuldigingen en een verzoek om een onderzoek en was getekend door medewerkers van mijn afdeling. Aan het handschrift kan ik zien dat het van [verdachte] is.
Rond die datum kreeg ik op het werk een aantal kaartjes dat waarschijnlijk vanaf Schiermonnikoog kwam. Zonder afzender maar herkenbaar handschrift van [verdachte].
In het weekend van 7 oktober 2012 is er veel gebeld naar ons huisnummer. Als er dan opgenomen werd, werd er niet geantwoord. [aangever 3] bleek hetzelfde te zijn overkomen in dat zelfde weekend. [aangever 3] heeft het uit laten zoeken en zij vertelde dat het werd bevestigd dat [verdachte] gebeld zou hebben.
Op 3 augustus 2012 kregen wij meerdere mails. Het was weer een onsamenhangende lijst van gebeurtenissen. Ook zegt [verdachte] daarin dat zij anonieme telefoontjes heeft gepleegd aan [betrokkene 5], mij en [aangever 3].
Zij eist in een mail ook het bedrag van 10.000,- euro.
Dat weekend heeft zij nog mails gestuurd. Weer onsamenhangend en warrig.
Op 29 augustus 2012 heeft [aangever 1] mij een mail gestuurd. Daarin heeft hij een deel van een mail doorgestuurd welke door [verdachte] naar hem was gestuurd. Daarin schrijft [verdachte]:
[betrokkene 5] en [aangever 2] zal ik materieel en mogelijk fysiek beschadigen, zodat ik voor enkele maanden veroordeeld word en ik mijn straf, die enkele maanden zal duren moet uitzitten in de gevangenis: dit is mijn berekende keus i.p.v. een geldboete.
Deze mail blijkt al op 16 juni 2012 al verstuurd te zijn. Daar ben ik wel een beetje van geschrokken.
Op 22 september 2012 kregen wij thuis een brief. Die brief was gericht aan [betrokkene 7] en [aangever 4].
Op 25 september 2012 heb ik nog een mail doorgestuurd gekregen van [aangever 1] waarin de mailwisseling tussen [verdachte] en haar man is te lezen.
Op 8 oktober 2012 heb ik nog een mail door gestuurd gekregen van een collega die een mail had gekregen van [verdachte]. Daarin eist zij een onderzoek anders zal zij naar de krant stappen. Zij geeft dan ook aan dat zij zich niet langer wenst te houden aan het terreinverbod.
Ik wil dat het stopt. Het hele verhaal [verdachte] heeft mijn leven negatief beïnvloed. Ik heb er toch een onzeker gevoel aan over gehouden. Dit omdat [verdachte] in sommige mails suggereert acties uit te gaan voeren.
Een proces-verbaal d.d. 1 februari 2013, opgenomen op pagina 266 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb inderdaad mails en brieven gestuurd naar [betrokkene 5], [aangever 2] en [aangever 3]. Ik heb de berichten cc gestuurd aan [aangever 4]. Later heb ik [aangever 1] en [betrokkene 6] mails gestuurd. Ik heb de vrouw van [betrokkene 5], [betrokkene 7], een brief gestuurd. Een soortgelijke brief heb ik aan [aangever 4] gestuurd. Ik was ervan overtuigd dat [betrokkene 5], [aangever 2] en [aangever 3] betrokken zouden zijn bij de dood van een patiënt. Op een gegeven moment had een patiënt brand gesticht. Later verdacht ik [betrokkene 5] ervan dat gedaan te hebben. Ik had toen ook al ontslag genomen. Daar heb ik spijt van gekregen. Ik heb de genoemde mensen mails gestuurd om hen te dwingen om toe te geven wat zij de patiënten en mij hadden aangedaan. Ik heb heel vaak gebeld. Ik kreeg toen post waaruit bleek dat ik mensen vaak had gebeld en dat dat ontoelaatbaar was.
Ik heb heel veel mails verstuurd. Richting [aangever 1] en [betrokkene 6] in eerste instantie om hen op de hoogte te houden en voor bemiddeling om weer terug te kunnen komen in mijn onderzoek. Ik kreeg een toegangsverbod voor het werkterrein. Ik heb daarna mijn kamer opgeruimd. Ik ben toen weggestuurd door [betrokkene 8], bedrijfsmanager. Ik heb toen [betrokkene 8] en [betrokkene 9] een mail gestuurd over dat wegsturen.
Op 16 juni 2012 heb ik een mail of brief geschreven met de titel "Mijn stellingen, mijn waarheid, mijn werkelijkheid en vervolg". In dat document staat: "[betrokkene 5] en [aangever 2] zal ik materieel en mogelijk fysiek beschadigen, zodat ik voor enkele maanden veroordeeld word enz".
Er was aangifte gedaan van stalking van [aangever 4], [betrokkene 6] en [betrokkene 5].
Ik heb dat geschreven omdat ik heel boos was. Ik weet niet wat het was. Misschien manie, woede.
Het kan kloppen dat ik op een dag soms meerdere mails hebt verstuurd naar één of meerdere medewerkers. Ik had een mailadres van Planet. Later bleek dat mijn man in mijn mails zat te rommelen. Ik heb toen een adres genomen van hotmail: [e-mailadres]
Ik ben in december 2012 in behandeling geweest bij Lentis. De diagnose was dat ik aan manische ontregeling leed. Ik heb manische depressiviteit in de familie.
De mails die gericht waren aan [aangever 4], bcc waren bedoeld om hem mede verantwoordelijk te maken voor wat [betrokkene 5] en zijn vrouw mij hebben aangedaan.
Een gedragsaanwijzing d.d. 1 februari 2013, uitgevaardigd door de officier van justitie, opgenomen op pagina 274 van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
De officier van justitie in het arrondissement Noord-Nederland beveelt dat verdachte met ingang van heden geen contact zoekt of heeft, op welke wijze dan ook, met de hieronder genoemde personen en hun familieleden:
1.[aangever 1]
2.[aangever 3]
3.[aangever 4]
4.[aangever 2]
5.[betrokkene 5]
6.[betrokkene 6]
Deze aanwijzing is gedurende 90 dagen van kracht.
Een proces-verbaal van relaas d.d. 18 februari 2013, opgenomen in dossier nummer PL01KE 2013016142 d.d. 18 februari 2013, inhoudende de relatering van verbalisant R.M. de Smet, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 9 februari en maandag 11 februari 2013 heeft [verdachte] mails gestuurd naar [aangever 2]. De mails zijn tevens cc gestuurd naar [aangever 1].
Een proces-verbaal d.d. 25 februari 2013, opgenomen in dossier nummer PL01KE 2013018220 d.d. 25 februari 2013, inhoudende de verklaring van [aangever 2], zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft mij meerdere mails gestuurd en wel op de volgende dagen:
9
februari, 11 februari, 12 februari, 18 februari, 19 februari, 23 februari en 24 februari 2013. De brief die op 12 februari 2013 per mail was bijgevoegd, heeft [verdachte] ook per post aan mij gestuurd. Ik heb ook gehoord dat [verdachte] mails heeft gestuurd aan diverse medewerkers van de afdeling. Op 25 februari 2013 heeft [verdachte] naar het secretariaat gebeld. Ze wilde mij spreken.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2013, opgenomen in dossier nummer PL01KE 2013018220, inhoudende de relatering van verbalisant R.M. de Smet, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, verklaar het volgende.
Op maandag 10 juni 2013 heeft [verdachte] een bezoek gebracht aan de locatie Beatrixoord van het UMCG. [aangever 2] verklaarde aan mij, verbalisant, dat zij op zondag 23 juni, maandag 24 juni en dinsdag 24 juni 2013 28 mailberichten van [verdachte] heeft ontvangen. De berichten werden verstuurd vanaf het mailadres "[e-mailadres]". [betrokkene 5] verklaarde via de mail aan mij dat hij in de maand juni 2013 in twee verschillende mailboxen 65 en 55 mailberichten heeft ontvangen van [verdachte]. [aangever 1] verklaarde mij, verbalisant, dat hij in de maand juni 2013 meerdere mailberichten van [verdachte] heeft ontvangen. De mailberichten zijn aan [aangever 1] geadresseerd via CC. Op zondag 23 juni en maandag 24 juni is [aangever 2] diverse malen thuis op haar privénummer gebeld door een afgeschermd nummer. Op maandag 24 juni heeft [verdachte] een mail naar[aangever 2] gestuurd waarin zij refereert naar een telefoontje van 6:00 uur diezelfde morgen.
De verklaring van verdachte d.d. 27 februari 2013, afgelegd ten overstaan de van de rechter-commissaris, inhoudende, zakelijk weergegeven:
In strijd met de gedragsaanwijzing benader ik toch weer mensen omdat ik ze steeds weer vragen voorleg waar ik antwoord op wil. Ik wist dat de aanwijzing er was en ik heb deze bewust overtreden.
Een proces-verbaal verhoor aangever d.d. 24 oktober 2013, opgenomen in dossier nummer PL01KE 2012063715 d.d. 28 oktober 2013, inhoudende de verklaring van [aangever 1], zakelijk weergegeven:
Ik heb reeds eerder aangifte van stalking gedaan tegen [verdachte]. Ik geef nu een aanvullende verklaring over haar gedrag tussen 14 juli 2013 en heden.
Ik heb meerdere mails, sommige met bijlage, van haar gekregen in de periode van 13 tot en met 16 september 2013. Deze mails heb ik bij deze verklaring gevoegd. Deze mails waren aan mij maar, cc, ook aan vele anderen gericht. In de mails gaat [verdachte] in op het verleden tijdens haar werkzaamheden voor het UMCG en op het contactverbod dat zij opgelegd heeft gekregen van de Officier van Justitie. Ik voeg mails bij die zij heeft gestuurd naar de Reclassering en het Dagblad van het Noorden. De bijlage daarbij is een brief aan mr. J.R. Eland, Hoofdofficier van Justitie.
[verdachte] heeft ook contact proberen te krijgen met bepaalde mensen. Als die haar niet willen spreken, belt zij andere medewerkers met de vraag of die het telefoongesprek willen doorzetten naar die bewuste medewerker, die haar niet wil spreken. Op die manier veroorzaakt [verdachte] ook veel onrust binnen het UMCG. Het mag u duidelijk zijn dat [verdachte] gewoon doorgaat met haar stalkende gedrag waarbij zij inbreuk maakt op mijn leven.
Een proces-verbaal van ontvangst klacht van [aangever 1] door hulpofficier van justitie d.d. 24 oktober 2013, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant G.J. Beereboom, zakelijk weergegeven:
De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan.
De klager verklaarde tegenover mij o.a. het volgende:
Ik heb reeds eerder aangifte van stalking gedaan tegen [verdachte]. Ik geef nu een aanvullende verklaring over haar gedrag tussen 14 juli 2013 en heden.
Een proces-verbaal verhoor aangever d.d. 24 oktober 2013, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 4], zakelijk weergegeven:
Ik heb in oktober 2013 al eerder aangifte gedaan van stalking door [verdachte]. [verdachte] heeft bij het UMCG gewerkt. Zij werkte op de afdeling waar mijn vrouw, [aangever 2], werkt. Na onenigheid heeft [verdachte] ontslag genomen. Sinds enige tijd stuurt [verdachte] mij ook mails. Ik doe nu een aanvullende aangifte over de periode vanaf 14 juli 2013 tot heden.
Ik heb op 10 september 2013 twee (2) mails van [verdachte] gekregen. Daarbij stuurde zij enkele bijlagen mee. Op 14 september 2013 kreeg ik weer een mail van haar toegestuurd. Ik word bij deze zaak betrokken maar heb er helemaal niets mee te maken. Ondanks het verbod tot contact met mij, door de Officier van Justitie gegeven, gaat [verdachte] gewoon door met mails sturen. Zij maakt inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer. Ik voeg de mails met bijlagen bij dit proces-verbaal.
Een proces-verbaal van ontvangst klacht van [aangever 4] door hulpofficier van justitie d.d. 24 oktober 2013, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant G.J. Beereboom, zakelijk weergegeven:
De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan.
De klager verklaarde tegenover mij o.a. het volgende:
Ik heb reeds eerder aangifte van stalking gedaan tegen [verdachte]. Ik geef nu een aanvullende verklaring over haar gedrag tussen 14 juli 2013 en heden.
Een proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 24 oktober 2013, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 2], zakelijk weergegeven:
Ik doe een aanvullende aangifte over de periode 14 juli 2013 tot heden. Ik heb reeds eerder aangifte gedaan tegen [verdachte]. Zij heeft in het verleden gewerkt op de afdeling waar ik de leiding heb. Het is een tijdje rustig geweest maar op 14, 15 en 16 september heeft [verdachte] weer mails gestuurd. Ondanks het verbod van de officier van Justitie contact met mij op te nemen. Sommige zijn als cc naar mij gestuurd en sommige zijn rechtstreeks naar mij gestuurd. Ik heb deze mails als bijlage bij deze aangifte gedaan.
Een proces-verbaal van ontvangst klacht van [aangever 2] door hulpofficier van justitie d.d. 24 oktober 2013, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant G.J. Beereboom, zakelijk weergegeven:
De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan.
De klager verklaarde tegenover mij o.a. het volgende:
Ik heb reeds eerder aangifte van stalking gedaan tegen [verdachte]. Ik geef nu een aanvullende verklaring over haar gedrag tussen 14 juli 2013 en heden.
Een proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 24 oktober 2013, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 3], zakelijk weergegeven:
Ik heb in het verleden al eerder aangifte gedaan tegen [verdachte]. Zij valt mij en anderen lastig door het sturen van vele mails. Ik doe nu een aanvullende aangifte over de periode vanaf 14 juli 2013 tot heden.
Ik ben op 13 en 14 juli 2013 herhaaldelijk gebeld door [verdachte]. Ik heb ook enkele sms berichten van haar gekregen. Ik heb die gesprekken en berichtjes uitgewerkt en bijgevoegd. Op 30 juli 2013 kreeg ik een brief van de ex-partner van [betrokkene 5]. Zij had namelijk, medio 14 juli 2013, een brief van [verdachte] gekregen op haar nieuwe adres in Engeland. Op slinkse wijze was [verdachte] achter haar nieuwe adres in Engeland gekomen. Ik voeg beide brieven bij deze aangifte.
Op 10, 14, 15 en 16 september 2013 heb ik meerdere mails van [verdachte] ontvangen. Bij deze mails waren bijlagen gevoegd. De mails waren zowel rechtstreeks maar ook als cc aan mij gericht. Ik heb deze mails en bijlagen bij deze aangifte gevoegd. [verdachte] houdt zich niet aan het contactverbod. Ik voel de berichten die zij mij stuurt als een inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer. Ik heb er last van.
Een proces-verbaal van ontvangst klacht van [aangever 3] door hulpofficier van justitie d.d. 24 oktober 2013, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant G.J. Beereboom, zakelijk weergegeven:
De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan.
De klager verklaarde tegenover mij o.a. het volgende:
Ik heb reeds eerder aangifte van stalking gedaan tegen [verdachte]. Ik geef nu een aanvullende verklaring over haar gedrag tussen 14 juli 2013 en heden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte (grote) hoeveelheden e-mailberichten, brieven, kaartjes en sms'jes heeft gestuurd aan aangevers en aan anderen. Aan de orde is de vraag of deze berichten en de (eveneens) door verdachte gepleegde (anonieme) telefoontjes een stelselmatige inbreuk gemaakt hebben op de persoonlijke levenssfeer van aangevers. De raadsvrouw heeft betoogd dat dit niet het geval is omdat met name aangever [aangever 1] heeft gesteld dat de mails van verdachte alleen een goede bedrijfsvoering schaden en geen inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte van zowel [aangever 1] als van alle andere aangevers in meer of minder duidelijke bewoordingen naar voren komt dat de door verdachte verzonden e-mails aanleiding hebben gegeven tot heel veel onrust en in hun onmiddellijke omgeving. Voor zover deze op een zakelijk mailadres zijn ontvangen heeft de invloed van deze contacten zich kennelijk niet beperkt tot de werkomgeving van de geadresseerden, maar is ook hun persoonlijke levenssfeer daarbij betrokken. Dit werd veroorzaakt doordat verdachte zich niet alleen tot de geadresseerden richtte, maar ook de privérelaties aansprak of hen via de geadresseerden bedreigde. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat er wel degelijk sprake is van opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangevers. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de raadsvrouw aan het begrip 'persoonlijke levenssfeer' een te beperkte uitleg gegeven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het standpunt van de verdediging, dat de periodes waarin de afzonderlijke ten laste gelegde feiten zouden zijn gepleegd korter zijn dan in de tenlastelegging is omschreven, wordt weerlegd door de inhoud van voormelde bewijsmiddelen. Dat de klachten niet in alle gevallen zien op de gehele periode doet hier niet aan af.
Nu de rechtbank van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte een (grote) hoeveelheid e-mails, kaartjes, brieven en sms'jes heeft verstuurd en telefoontjes heeft gepleegd in betrekkelijk korte periodes acht de rechtbank bewezen dat sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
Ten aanzien van het overtreden van de gedragsaanwijzing constateert de rechtbank dat verdachte bij de politie heeft erkend dat zij bewust herhaalde malen de aanwijzing heeft overtreden door berichten te blijven sturen. Zij heeft dat overigens ook in enkele van die berichten met zoveel woorden aangegeven.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 18/830162-13 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/830614-13 ten laste gelegde bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 18/830162-13 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/830614-13 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/830162-13:
1.
zij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 14 juli 2013, in Nederland, meerdere malen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van personen, genaamd, [aangever 1], [aangever 3], [aangever 4] en/of [aangever 2], met het oogmerk die [aangever 1], [aangever 3], [aangever 4] en/of [aangever 2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte mailberichten, brieven, kaartjes, sms-berichten, anonieme en niet anonieme telefoontjes verstuurd naar, en/of een bezoek gebracht aan de werkplek van, een of meer van genoemde personen, te weten:
dossier 2012063715, pagina 19
- in kopie aan [aangever 1], een brief gericht aan de commissaris van de Koningin te Groningen [betrokkene 1] en/of de medisch directeur [betrokkene 2] van het Radboud ziekenhuis te Nijmegen en/of de directeur [betrokkene 3] van het tuberculose fonds en/of [betrokkene 4] lid raad van bestuur UMCG en/of het geschreven stuk d.d. 16 juni 2012 "Mijn stellingen, mijn waarheid, mijn werkelijkheid en vervolg" en/of het geschreven stuk d.d. 20 juni 2012 "Mijn werkelijkheid 20 juni 2012" en/of het geschreven stuk d.d. 4 juli 2012 "Mijn werkelijkheid" en/of mailberichten aan [aangever 1] persoonlijk, een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 1] op 29 augustus 2012 ten overstaan van verbalisant J. Kobes heeft afgelegd en
dossier 2012063715, pagina 154
- aan [aangever 3], maart/april 2012, ongeveer 15 mailberichten, al dan niet zogenaamd in c.c., 31 telefoontjes op de huistelefoon, 21 telefoontjes op de mobiele telefoon en/of een brief gericht aan "het trio", een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 3] op 4 oktober 2012 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en
dossier 2012063715, pagina 168
- aan [aangever 4], medio april 2012 zogenaamde c.c. mailberichten, 15 tot 20 telefoontjes, 3 augustus 2012 15 mailberichten al dan niet zogenaamd in c.c., eind september 2012 een brief, een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 4] op 5 oktober 2012 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en
dossier 2012063715, pagina 208
- aan [aangever 2], op 8 september 2011 een mailbericht, op 20 maart 2012 een mailbericht, op 22 maart 2012 een mailbericht en/of c.c. mailberichten gericht aan [aangever 3] en/of 5 april 2012 brieven op haar privéadres en werkadres en/of in het weekend van 7 oktober 2012 telefoontjes op het huisnummer en/of 3 augustus 2012 telefoontjes op het huisnummer en/of een mailbericht/brief d.d. 16 juni 2012 met als inhoud: "[betrokkene 5] en [aangever 2] zal ik materieel en mogelijk fysiek beschadigen, zodat ik voor enkele maanden veroordeeld word en ik mijn straf, die enkele maanden zal duren moet uitzitten in de gevangenis: dit is mijn berekende keus in plaats van een geldboete" en/of op 22 september 2012 een brief en/of op 25 september 2012 een mailbericht en/of op 8 oktober 2012 een mailbericht, een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 2] op 9 oktober 2012 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en
dossier 2013016142
- ondanks een aan verdachte op 1 februari 2013 uitgereikte gedragsaanwijzing van de officier van justitie, op 9 februari 2013 en 11 februari 2013 mailberichten aan [aangever 2], tevens in c.c. aan [aangever 1], een en ander zoals gesteld en opgenomen in het door verbalisant R.M. de Smet opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2013 en/of de verklaring die [aangever 2] op 25 februari 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en
dossier 2013018220 - 1e deel -
- ondanks een aan verdachte op 1 februari 2013 uitgereikte gedragsaanwijzing van de officier van justitie, op 12, 15, 18, 19, 20, 21, 23 en/of 24 februari 2013 mailberichten aan [aangever 2], meerdere van die mailberichten zijn in c.c. verstuurd naar [aangever 1] en enkele van die mailberichten in c.c. aan enkele medewerkers van het UMCG en/of op 25 februari 2013 een telefoontje naar het secretariaat, een en ander zoals gesteld en opgenomen in het door verbalisant R.M. de Smet opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2013 en/of de verklaring die [aangever 2] op 25 februari 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en
dossier 2013018220 - 2e deel -
- ondanks een aan verdachte op 1 februari 2013 uitgereikte gedragsaanwijzing van de officier van justitie en/of de door de rechter commissaris op 4 maart 2013 aan verdachte gestelde schorsende voorwaarden van de voorlopige hechtenis,
- op 10 juni 2013 een bezoek gebracht aan de locatie Beatrixoord van het UMCG en
- aan [aangever 2], op 23,24 en/of 25 juni 2013, 28 mailberichten, meerdere van deze berichten waren mede gericht aan personen waar zij ook geen contact mee mocht opnemen en
- aan [aangever 1], in de maand juni 2013, meerdere mailberichten in c.c. (geadresseerd aan [aangever 2] en [betrokkene 5]) en
- aan [aangever 2], op 23 en 24 juni 2013, diverse malen telefoontjes op haar privé nummer en
- aan [aangever 2], op 24 juni 2013, een mailbericht waarin verdachte refereert naar een telefoontje van 06.00 uur diezelfde morgen een en ander zoals gesteld en opgenomen in het door verbalisant R.M. de Smet opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2013 en
dossier 2013018220 - 3e deel -
- aan [aangever 3], tussen 10 juni 2013 en 14 juli 2013, meerdere mailberichten en
- aan [aangever 3], op 13 juni 2013, 4 telefoontjes en/of 4 sms-berichten op haar privé telefoon en
- aan [aangever 3], op 8 juli 2013, 1 telefoontje op haar diensttelefoon en
- aan [aangever 3], op 10 juli 2013, 1 aangetekende brief
een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 3] op 31 juli 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en
- aan [aangever 1], op 5 juli 2013, 1 aangetekende brief en
- aan [aangever 1], tussen 6 juni 2013 en 14 juli 2013, een aantal mailberichten
een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 1] op 31 juli 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd;
2.
zij in de periode van 1 februari 2013 tot en met 1 mei 2013, in Nederland, meerdere malen, telkens opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, immers heeft verdachte mailberichten verstuurd naar een persoon, genaamd, [aangever 2], en tevens in kopie aan een persoon, genaamd, [aangever 1] en ook in kopie aan enkele (andere) medewerkers van het UMCG ([aangever 3] en [aangever 4] en [betrokkene 5]), zulks terwijl aan verdachte, in de aan haar op 1 februari 2013 uitgereikte gedragsaanwijzing, is bevolen dat verdachte met ingang van 1 februari 2013, geen contact zoekt of heeft, op welke wijze dan ook, met de volgende personen en hun familieleden, te weten: [aangever 1] en [aangever 3] en [aangever 4] en [aangever 2] en [betrokkene 5] en [betrokkene 6];
Parketnummer 18/830614-13:
(aanvullend proces-verbaal 2012063715 (28/10/2013))
zij in de periode van 18 juli 2013 tot en met 28 oktober 2013, in Nederland, ondanks aan verdachte gestelde schorsende voorwaarden van de voorlopige hechtenis zoals opgenomen in de beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland d.d. 17 juli 2013, meerdere malen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van personen, genaamd, [aangever 1], [aangever 4], [aangever 2] en [aangever 3], met het oogmerk die [aangever 1], [aangever 4], [aangever 2] en [aangever 3] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte mailberichten verstuurd naar een of meer van genoemde perso(o)n(en) en/of telefonisch contact opgenomen met de secretaresse van [aangever 1] met de mededeling: "Zeg maar tegen [aangever 1] dat de zelfmoord van [verdachte] de schuld van [aangever 1] is", te weten:
- aan [aangever 1] (en (c.c.) ook aan vele anderen), meerdere mailberichten, sommige met bijlage, een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 1] op 24 oktober 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of de bijlagen die daarbij zijn verstrekt en
- aan [aangever 4], een 3-tal mailberichten, een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 4] op 24 oktober 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of de bijlagen die daarbij zijn verstrekt en
- aan [aangever 2] (hetzij c.c. hetzij rechtstreeks en (c.c.) ook aan vele anderen), meerdere mailberichten, een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 2] op 24 oktober 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of de bijlagen die daarbij zijn verstrekt en
- aan [aangever 3] (hetzij c.c. hetzij rechtstreeks en (c.c) ook aan vele anderen), meerdere mailberichten, een en ander zoals gesteld en opgenomen in de verklaring die [aangever 3] op 24 oktober 2013 ten overstaan van verbalisant R.M. de Smet heeft afgelegd en/of de bijlagen die daarbij zijn verstrekt;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder parketnummer 18/830162-13 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/830614-13 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het de feiten

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 18/830162-13:
1.
Belaging, meermalen gepleegd.
2.
Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Parketnummer 18/830614-13:
Belaging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 18 september 2013, opgemaakt door drs. P.A. de Mon, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 10 mei 2013, opgemaakt door dr. R.W. de Blaauw, psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens namelijk van een psychotische stoornis in de zin van een waanstoornis van het achtervolgingstype.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
Gezien het feit dat er sinds 2010 in toenemende mate sprake is van een gestoorde realiteitstoetsing zich uitend in betrekkingsideeën, paranoïde waangedachten en complottheorieën, was hier ook sprake van ten tijden van hetgeen betrokkene wordt ten laste gelegd. De ziekelijk stoornis van de geestvermogens was dan ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
Betrokkene werd ten tijde van het ten laste gelegde qua gedachten en gedrag geheel in beslag genomen door haar psychotisch gekleurde overtuigingen en belevingen. Zij was ervan overtuigd dat zij vermeende misstanden en vermeende criminele activiteiten aan de kaak moest stellen. Zij gaf vanuit de gestoorde realiteitstoetsing te veel betekenis aan dingen en vertoonde grensoverschrijdend c.q. ongepast gedrag.
Vanwege het psychotische toestandsbeeld was naar alle waarschijnlijkheid de frustratietolerantie en de impulscontrole sterk aangetast waardoor betrokkene nauwelijks grip had op haar (agressieve) impulsen, zij het hoofd niet kon beden aan stress en zij niet in staat was consequenties van haar handelen en gedrag te overzien.
Betrokkene zou dan ook met betrekking tot het ten laste gelegde, indien bewezen, als volledig ontoerekeningsvatbaar kunnen worden beschouwd.
Dhr. Blaauw heeft erover getwijfeld of er bij betrokkene sprake was van een sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid of een ontoerekeningsvatbaarheid. Hij heeft er uiteindelijk voor gekozen om voor een verminderde toerekeningsvatbaarheid te kiezen omdat hij van mening was dat betrokkene nog wel in enige mate in staat was haar gedrag te sturen. Op grond van het verhaal van rapporteur achtte dhr. Blaauw het toestandsbeeld van betrokkene verslechterd. Hij kan zich erin vinden dat rapporteur bij betrokkene uitkomt op een volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar, zodat zij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Oplegging van een maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/830162-13 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/830614-13 de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, primair gepleit voor een straf gelijk aan het voorarrest, subsidiair voor een aanvullend voorwaardelijk strafdeel onder de voorwaarde van reclasseringstoezicht al dan niet met een ambulante behandelverplichting. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw ervoor gepleit verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Omdat niet voldaan is aan de voorwaarden van art. 37 van het Wetboek van strafrecht is het niet mogelijk verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen. Met name heeft de raadsvrouw aangevoerd dat noch de psychiatrische, noch de psychologische onderzoeksrapportage actueel is. Voorts blijkt niet uit de rapportages dat er sprake van is dat verdachte een gevaar voor zichzelf of voor anderen is of voor de algemene veiligheid van personen of goederen een gevaar vormt. Deze, aan de wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen ontleende, vereisten zijn ook van toepassing op artikel 37 van het Wetboek van strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande haar persoon opgemaakte voormelde rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing door aan meerdere personen veel berichten via de e-mail te zenden, al dan niet rechtstreeks of in kopie, waardoor deze personen zich in hun persoonlijke levenssfeer aangetast en bedreigd hebben gevoeld. Ondanks een gedragsaanwijzing en de bij de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde voorwaarden is verdachte opzettelijk met het verzenden van onder andere e-mails doorgegaan, waarmee zij zich in de persoonlijke levenssfeer van de aangevers heeft gedrongen en daarop inbreuk heeft gemaakt en veel overlast heeft veroorzaakt.
Zoals hiervoor is overwogen, was verdachte ten tijde van het plegen van het feit geheel ontoerekeningsvatbaar. In de eerder aangehaalde rapportages van drs. De Mon en dr. Blaauw is aangegeven dat verdachte een psychiatrische behandeling in een gedwongen kader nodig heeft. De deskundigen achten de kans op recidive zonder behandeling hoog.
Het rapport van de psychiater houdt onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
Vanuit haar waanstoornis is betrokkene niet in staat om afstand te men van de vermeende misstanden op haar werk. Ze zet vanuit haar volledig gepreoccupeerd zijn met haar waangedachten haar stalkingsgedrag voort ook al gaat dit ten koste van haar gezin, haar relatie, haar sociaal functioneren en haar welbevinden. Niemand kan betrokkene op andere gedachten brengen. Dit is op grond van de aanwezige psychopathologie (waanstoornis) ook niet te verwachten.
Betrokkene heeft tot op heden geen enkele afstand genomen van haar paranoïde waangedachten. Zij lijkt er eerder steeds meer door gepreoccupeerd te raken en er door belemmerd te worden in haar sociaal functioneren.
De kans is reëel dat betrokkene telkens weer op zoek zal gaan naar een nieuwe zondebok waar zij haar ongenoegen en haar verongelijktheid op kan projecteren.
Zolang de aanwezig waanstoornis niet wordt behandeld, wordt de kans op recidive als hoog ingeschat. Een behandeling zal moeten bestaan uit het instellen op een antipsychoticum, cognitieve gedragstherapie en een verbod op het aangaan van het contact met oud-collega's. Aangezien betrokkene niet voor behandeling is gemotiveerd, in een behandeling afhaakt zodra zij het niet eens is met de gestelde diagnose, er nauwelijks ziektebesef en -inzicht is en betrokkene zich steeds moeilijker staande lijkt te kunnen houden, is om betrokkene in behandeling te krijgen en te houden een klinische behandeling in een gedwongen kader geïndiceerd. Aangezien betrokkene als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd, wordt geadviseerd om betrokkene op basis van artikel 37 Sr. te plaatsen in een psychiatrische instelling.
De psycholoog R.W. Blaauw heeft zich geconformeerd aan het advies van de deskundige P.A. de Mon.
De rechtbank overweegt dat wordt voldaan aan de eisen die de wet aan een dergelijke opname stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens waardoor de strafbare feiten niet aan haar konden worden toegerekend;
- de veiligheid van zichzelf, van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel. Anders dan de raadsvrouw stelt, is de rechtbank van oordeel dat uit de rapportages blijkt dat verdachte ernstig wordt belemmerd in haar sociaal functioneren hetgeen kan leiden tot ernstige maatschappelijke teloorgang. Bovendien blijkt uit de aangiftes dat verdachte door haar handelwijze de psychische gezondheid van anderen in gevaar brengt.
- twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, te weten drs. P.A. de Mon, psychiater, en dr. R.W. Blaauw, psycholoog, hebben een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over verdachte uitgebracht.
De rechtbank overweegt daarbij dat de voormelde rapportages respectievelijk zes en negen maanden oud zijn en daardoor wellicht niet zo actueel als gewenst. Artikel 37 van het Wetboek van strafrecht stelt evenwel slechts als voorwaarde dat van een dergelijk advies gebruik kan worden gemaakt als dit niet eerder dan een jaar voor de terechtzitting is gedagtekend. Hieraan is derhalve voldaan. De rechtbank is, gelet op de inhoud en strekking van de rapportages en de behandeling ter terechtzitting, van oordeel dat de conclusies van de deskundigen door het tijdsverloop niet aan actualiteit hebben ingeboet.
Gelet op de inhoud van genoemde rapporten en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een plaatsing ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar noodzakelijk is. Het afgelopen jaar is gebleken dat minder vergaande opties zoals een gedragsaanwijzing en een verplicht ambulant hulpverleningstraject onvoldoende soelaas hebben geboden. In een psychiatrisch ziekenhuis zal verdachte de hulp en behandeling kunnen krijgen die zij nodig heeft.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37, 57, 184a en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het onder parketnummer 18/830162-13 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/830614-13 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder parketnummer 18/830162-13 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/830614-13 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
-
gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, A.F. Gerding en P.J. van Steen, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2014.
Mr. P.J. van Steen was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.