ECLI:NL:RBNNE:2014:897

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
C-17-128930 - FA RK 13-1443
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De man, die in 2003 met de vrouw was gehuwd, verzocht de rechtbank om de kinderalimentatie, die bij beschikking van 10 maart 2010 was vastgesteld op € 300,00 per kind per maand, te wijzigen naar nihil. De man stelde dat hij sinds 2011 werkloos was en in financiële problemen verkeerde, wat hem verhinderde om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen. De vrouw daarentegen betwistte de financiële situatie van de man en stelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn verzoek te onderbouwen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn verzoek onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De man had niet aangetoond dat de eerdere beschikking van 10 maart 2010 op onjuiste of onvolledige gegevens was gebaseerd, noch had hij voldoende inzicht gegeven in zijn huidige financiële situatie. De rechtbank oordeelde dat de man niet in staat was om een draagkrachtberekening te maken, omdat hij geen volledige inkomensgegevens had overgelegd. Bovendien was het onduidelijk waar de man momenteel verbleef, wat de beoordeling van zijn verzoek bemoeilijkte.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen, omdat hij niet had voldaan aan de vereisten van het procesreglement en niet had aangetoond dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de kinderalimentatie rechtvaardigde. De rechtbank heeft de man niet in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken in te dienen, gezien zijn eerdere waarschuwingen door zijn advocaat. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/128930 / FA RK 13-1443
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 22 januari 2014, betreffende kinderalimentatie,
inzake

[de man],

wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de man,
advocaat: mr. M.R. van der Pol, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.H. Lanting, kantoorhoudende te Leeuwarden.

Procesverloop

De man heeft zich op 9 augustus 2013 tot de rechtbank gewend met een verzoek (ter griffie ingekomen op 12 augustus 2013), om te bepalen dat met ingang van 10 maart 2010, althans per een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vermeend te behoren, de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen wordt vastgesteld op nihil, althans op een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht.
De vrouw heeft een verweerschrift ingediend (ter griffie ingekomen op 8 oktober 2013).
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de enkelvoudige kamer op 16 december 2013. Namens de man is mr. M.R. van der Pol verschenen. De vrouw is met haar advocaat verschenen.

Vaststaande feiten

Partijen zijn op 29 augustus 2003 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn twee minderjarige kinderen geboren: [minderjarige 1], op [geboortedatum] te [gemeente X] en [minderjarige 2], op [geboortedatum] te [gemeente Y].
Bij beschikking van 10 maart 2010 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 9 juli 2010 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand. Tevens is bij deze beschikking bepaald dat de man een bedrag van € 300,00 per kind per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw dient te voldoen. De man was in deze procedure niet in rechte verschenen.

De beoordeling

Standpunt van de man
De man voert aan dat hij ten tijde van de beschikking van 10 maart 2010 nog een redelijk inkomen had uit zijn eigen onderneming. Echter, in 2011 is de man werkloos geraakt, kon de man zodoende zijn lasten niet meer betalen en werd (executoriaal) beslag gelegd op de koopwoning van de man. In maart 2012 is de woning van de man aan de [adres] te [woonplaats] geveild. Sindsdien is de man dakloos en verblijft hij op straat. Doordat de man zonder vaste woon of verblijfplaats was, ontving de man ook geen bijstandsuitkering van de gemeente. Na een periode van persoonlijke crisis, is de man sinds 26 november 2012 via een detacheringsbureau werkzaam in de bouw. Het inkomen van de man ligt rond de € 500,00 tot € 650,00 netto per maand, dit is alles aldus de man. De man doet een beroep op de in artikel 1:401 lid 1 en 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) opgenomen gronden van wijziging.
Standpunt van de vrouw
De vrouw stelt dat het verzoek van de man afgewezen moet worden wegens gebrek aan inzicht in de financiële situatie van de man. Onduidelijk is waarom op de door de man overgelegde salarisspecificaties van 2013 nog steeds het adres [adres] te [woonplaats] staat, terwijl deze woning volgens de man in 2012 via executoriale veiling is verkocht. Tevens heeft de man niet aangetoond dat de beschikking van 10 maart 2010 van aanvang af niet voldoet aan de wettelijke maatstaven. De vrouw heeft geen enkel contact met de man. De man heeft nimmer voldaan aan zijn alimentatieverplichting.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 1:401 lid 4 BW
Ingevolge artikel 1:401 lid 4 BW kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Voor wijziging van een rechterlijke uitspraak op de in deze bepaling genoemde grond is noodzakelijk, dat verzoeker aannemelijk maakt dat bij de uitspraak is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens en dat deze als gevolg daarvan van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord.
De rechtbank is van oordeel dat de man zijn stelling onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt om te kunnen oordelen dat sprake is van onjuiste of onvolledige gegevens, waardoor de kinderalimentatie derhalve van de aanvang af niet zou hebben voldaan aan de wettelijke maatstaven. De man heeft op geen enkele wijze aangetoond dat hier sprake van is. De rechtbank acht de stelling onbegrijpelijk nu de man in zijn verzoekschrift juist heeft gesteld, dat hij ten tijde van de beschikking van 10 maart 2010 nog een redelijk inkomen had.
Artikel 1:401 lid 1 BW
De man heeft in zijn verzoekschrift tevens aangevoerd dat zich sedert de beschikking van 10 maart 2010 een wijziging van omstandigheden in de zin van art. 1:401 lid 1 BW heeft voorgedaan. In zoverre is de man ontvankelijk in zijn verzoek.
De vraag welke de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of zich na de beschikking van 10 maart 2010 een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1: 401 lid 1 BW heeft voorgedaan, die een hernieuwde beoordeling van de vastgestelde kinderalimentatie rechtvaardigt. De man verzoekt in het verzoekschrift wijziging van de kinderalimentatie per 10 maart 2010.
De rechtbank is van oordeel dat de man onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie. Voor zover de man zijn verzoek om terugwerkende kracht heeft beperkt tot 1 januari 2013 ontbreekt een volledig overzicht van het inkomen van de man over het jaar 2013. Voorts zijn de woon- en leefomstandigheden van de man -ook na behandeling ter zitting- niet duidelijk geworden. Onbekend is op welk adres de man verblijft. Tevens blijft het een vraag waarom op de salarisstroken van mei, juni en juli 2013 nog steeds het adres [adres] te [woonplaats] staat vermeld, terwijl die woning volgens het verzoekschrift van de man al in maart 2012 zou zijn verkocht. Het had op de weg van de man gelegen om via zijn advocaat volledige (inkomens) gegevens in het geding te brengen. Nu de man dit niet heeft gedaan -en hij ook niet ter zitting is verschenen, dit terwijl hij volgens zijn advocaat wel van de zittingsdatum op de hoogte was- komt het volstrekt onvolledige verzoekschrift voor risico van de man. Nu iedere basis ontbreekt om een draagkrachtberekening te maken, en daarmee door de man niet is geprocedeerd conform hetgeen het toepasselijke procesreglement voorschrijft, heeft de man niet aangetoond dat hij niet in staat is om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechtbank is niet in staat een oordeel te geven over de vraag of er sprake is van een wijziging van omstandigheden aan de zijde van de man. De rechtbank zal het verzoek van de man gelet op vorenstaande afwijzen. Nu de man er door zijn advocaat reeds bij herhaling op is gewezen, dat er nadere stukken moeten komen en de man hier geen gehoor aan heeft gegeven, zal de rechtbank de man niet meer in de gelegenheid stellen alsnog aanvullende stukken in te dienen.
De rechtbank beslist als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. F. Kleefmann, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 22 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn: 433)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen! De griffier.