In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dwingen van een slachtoffer tot het dulden van ontuchtige handelingen en bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats in de nacht van 15 op 16 juni 2013 in de gemeente Midden-Drenthe. De verdachte heeft het slachtoffer vastgepakt en betast op een manier die door het slachtoffer als zeer hinderlijk werd ervaren. Ondanks herhaalde verzoeken van het slachtoffer om te stoppen, ging de verdachte door met zijn ongepaste gedrag. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd door dreigende snijbewegingen met zijn hand in de richting van de keel van het slachtoffer te maken, wat door getuigen is waargenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte is verschenen en heeft ontkend dat hij het slachtoffer heeft aangerand of bedreigd. De rechtbank heeft echter op basis van de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook de inhoud van de proces-verbaal, de verdachte schuldig bevonden aan de feiten 1 en 3, maar heeft hem vrijgesproken van feit 2, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een werkstraf van 80 uren. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor mishandeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.