In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen bij een toen twaalfjarig slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 21 mei 2012, te Midden-Drenthe, met het slachtoffer, dat nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De verdachte heeft bekend dat hij met zijn mond aan de blote borst van het slachtoffer heeft gezeten, wat door de rechtbank als een schending van de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer werd beschouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft geschonden, evenals het vertrouwen dat een kind in een volwassene moet kunnen hebben.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van acht weken, waarvan zes weken voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren geëist. De rechtbank heeft echter besloten om de verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 80 uren, waarbij de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van 300 euro aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die door het strafbare feit is veroorzaakt.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat er sprake was van geweld of bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.