In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot afpersing. De verdachte heeft op 26 maart 2013 in de gemeente Tynaarlo geprobeerd geld af te persen van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Tijdens deze poging heeft de verdachte [slachtoffer 1] bedreigd met een mes en dreigende woorden geuit, zoals "En nu ga jij mij geld betalen" en "Geef me je portemonnee maar". De verdachte heeft ook [slachtoffer 2] bedreigd door een mes in zijn richting te houden en dreigende instructies te geven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting op 7 februari 2014 een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften van de slachtoffers en de bekentenis van de verdachte, in overweging genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd, met uitzondering van de bedreiging van [slachtoffer 2] met een misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, waaronder de financiële problemen van de verdachte en het feit dat hij eerder niet met politie of justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft de verdachte echter laakbaar gedrag verweten, gezien de bedreigende situatie die hij voor de slachtoffers heeft gecreëerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren.