ECLI:NL:RBNNE:2014:718

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
18/830593-13 18/107196-13 en 18/830161-13 (TUL)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake meerdere diefstallen en mishandeling

Op 13 februari 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en mishandeling. De verdachte, geboren te [plaats] en thans verblijvende in de P.I. Leeuwarden, werd bijgestaan door mr. C. Eenhoorn. De rechtbank behandelde de zaak naar aanleiding van een onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2014. De verdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging, mishandeling van zijn vader, en andere strafbare feiten, waaronder inbraken en diefstallen van goederen van verschillende benadeelden. De rechtbank heeft de tenlastelegging in detail bekeken en vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de meeste beschuldigingen, met uitzondering van enkele punten waar de verdachte werd vrijgesproken.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak en inklimming. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling van zijn vader, waarbij hij deze meermalen met kracht tegen de borst had geduwd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten toonde.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank besloot om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, gekoppeld aan bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij enkele vorderingen werden toegewezen en andere niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling verlengd en de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummers 18/830593-13, 18/107196-13 en 18/830161-13 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
13 februari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in de P.I. Leeuwarden, te Leeuwarden
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 januari 2014.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 18/830593-13)
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2013 te Groningen, (althans) in de gemeente
Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (bedrijfs-/winkel)pand
(gelegen aldaar aan of bij [adres]) heeft weggenomen twee
spoelunits (van het merk Geberit) en/of twee kranen (van het merk Hans Grohe)
en/of twee hoekmengkranen en/of een badafvoer en/of een zakje losse sanitaire
onderdelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2013 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een (bedrijfs)pand aan of nabij [adres] weg te nemen
spoelunits (van het merk Geberit) en/of twee kranen (van het merk Hans Grohe)
en/of twee hoekmengkranen en/of een badafvoer en/of een zakje losse sanitaire
onderdelen en/of een of meer andere goederen van de gading van verdachte en/of
zijn medeverdachte, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan[aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door
middel van braak, verbreking en/of inklimming, tezamen en in vereniging met
zijn medeverdachte, althans alleen, de deur/toegang tot dat pand heeft
geforceerd en/of in dat pand is gegaan en/of daar heeft rondgekeken/gezocht
en/of een of meer van genoemde goederen in een door verdachte en/of zijn
medeverdachte meegevoerde tas heeft gedaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2013 te Groningen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in
een besloten lokaal gelegen aan of nabij [adres] en in
gebruik bij [aangever 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte
en/of zijn mededader(s);
hij op of omstreeks 18 september 2013, in de gemeente Groningen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
vanaf een terrein gelegen aan [adres], heeft weggenomen een of meer
accu's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
hij op of omstreeks 24 augustus 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (E-bike, merk Gazelle,
type Orange Innergy), welk zich bevond op/nabij de Vechtstraat, geheel of ten
dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s);
hij op of omstreeks 17 september 2013, in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf een terrein gelegen aan de
[adres] heeft weggenomen een fust, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(parketnummer 18/107196-13)
5.
hij op of omstreeks 19 februari 2013 te Groningen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mp4 speler, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of[aangever 5]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
6.
hij op of omstreeks 8 november 2012 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, in elk
geval in Nederland, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen
aan [adres] te Zuidlaren en in gebruik bij [aangever 6], althans bij een
ander of anderen dan bij verdachte;
7.
hij op of omstreeks 08 november 2012 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo,
opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke
betrekking stond, althans een persoon, [aangever 6], bestaande die mishandeling
uit het eenmaal of meermalen (met kracht)duwen en/of trekken in/tegen/op het
gezicht en/of de borstkas, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde
[aangever 6], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
8.
hij op of omstreeks 22 oktober 2012 te Groningen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit ([naam])een gebouw
(gelegen aan[adres]) heeft weggenomen een laptop, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of [aangever 7]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
9.
hij op of omstreeks 8 oktober 2012 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, in elk
egval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een (mobiele) telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan[aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
De rechtbank heeft ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis de onder de verschillende parketnummers aangebrachte feiten doorlopend genummerd. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de diefstal tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Verdachte dient derhalve van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 9 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewezen voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dat verdachte van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 9 ten laste gelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 9 ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 9 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte van[aangever 1] d.d. 18 oktober 2013, opgenomen in bijlage N van dossier nr. PL01KN 2013109503-17 d.d. 18 oktober 2013.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte van[aangever 2] d.d. 18 september 2013, opgenomen op pagina 59 e.v. van dossier nr. PL01KG 2013102777 d.d. 1 oktober 2013;
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 18 september 2013, opgenomen op pagina 67 e.v. van voormeld dossier.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] d.d. 26 augustus 2013, opgenomen op pagina 47 e.v. van dossier nr. PL01KG 2013102777 d.d. 1 oktober 2013.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] d.d. 20 september 2013, opgenomen op pagina 77 e.v. van dossier nr. PL01KG 2013102777 d.d. 1 oktober 2013.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] d.d. 19 februari 2013, opgenomen op pagina 58 e.v. van dossier nr. PL01KG 2013023647 d.d. 7 maart 2013.
Het landelijk aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 19 februari 2013, opgenomen op pagina 60 e.v. van voormeld dossier.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] d.d. 8 november 2012, opgenomen op pagina 98 e.v. van dossier nr. PL01KG 2013023647 d.d. 7 maart 2013.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
Een proces-verbaal d.d. 8 november 2012, opgenomen op pagina 98 e.v. van dossier nr. PL01KG 2013023647 d.d. 7 maart 2013, inhoudende de aangifte[aangever 6], zakelijk weergegeven:
p. 98 Ik keek naar buiten en zag daar drie manspersonen bij de achterdeur staan. Ik herkende twee van hen als zijnde mijn zoons [naam] en [verdachte]. (…)
Toen ik weer beneden kwam zag ik dat alle drie de jongens vanuit de bijkeuken de keuken in kwamen lopen. Ik heb meerdere malen gezegd dat ze de woning moesten verlaten. Zij gaven hier geen gehoor aan en ik heb getracht hen in de richting van de achterdeur te duwen.
p. 99[verdachte] werd echter zeer agressief en hij viel mij aan. Er ontstond een handgemeen waarbij ik letsel aan mijn gezicht en borstkas heb opgelopen. Tijdens dit handgemeen werd ik door[verdachte] tegen meubelen en de vensterbank geduwd. (…) Nadat de jongens de woning hadden verlaten en ik tot rust kwam, voelde ik een vervelende pijn in mijn heup, borstkas en gezicht.
Een proces-verbaal d.d. 20 februari 2013, opgenomen op pagina 26 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte[naam], zakelijk weergegeven
p. 30 (…) Pa wilde mij namelijk aanvallen. Ik zag vervolgens dat pa mij kennelijk beet wilde pakken. Hierop heb ik mijn vader ook vastgepakt en heb hem over de bank heen geduwd. Vlak hierop viel hij tegen de muur aan. Ik wilde toen weglopen maar toen viel mijn vader mij weer in de rug aan. Ik heb mijn vader toen vol op zijn oog geslagen. Dit deed ik met mijn rechtervuist.
De bekennende verklaring van verdachte ter zitting, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn vader 2 of 3 keer geduwd.
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] d.d. 23 oktober 2012, opgenomen op pagina 64 e.v. van dossier nr. PL01KG 2013023647 d.d. 7 maart 2013.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zo nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander dat er sprake is van medeplegen. Verdachte wordt van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij
(parketnummer 18/830593-13)
1.
hij op 17 oktober 2013 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs-/winkel)pand (gelegen aldaar aan of bij [adres]) heeft weggenomen twee spoelunits (van het merk Geberit) en twee kranen (van het merk Hans Grohe) en twee hoekmengkranen en een badafvoer en een zakje losse sanitaire onderdelen, toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak,
en inklimming;
hij op 18 september 2013 in de gemeente Groningen, meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een terrein gelegen aan[adres] heeft weggenomen accu's toebehorende aan [naam]
hij op 24 augustus 2013 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (E-bike, merk Gazelle, type Orange Innergy), welke zich bevond op [adres]toebehorende aan [aangever 3]
hij op 17 september 2013 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een terrein gelegen aan [adres]
heeft weggenomen een fust, toebehorende aan [naam];
(parketnummer 18/107196-13)
5.
hij op 19 februari 2013 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mp4 speler toebehorende aan [naam];
6.
hij op 8 november 2012 te Zuidlaren wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan [adres] te Zuidlaren en in gebruik bij[aangever 6];
7.
hij op 08 november 2012 te Zuidlaren, opzettelijk mishandeld zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond,[aangever 6], bestaande die mishandeling uit het meermalen (met kracht) duwen tegen de borstkas waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
8.
hij op 22 oktober 2012 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit ([naam]) een gebouw (gelegen aan[adres]) heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan [naam] en/of [aangever 7], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en verbreking;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte heeft verklaard dat hij zich heeft verweerd tegen de aanval van zijn vader.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een beroep op noodweer niet kan slagen nu er geen sprake is geweest van een noodweersituatie. Bovendien had verdachte zich niet mogen bevinden in de woning.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het verweer van de raadsman ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde uit van de volgende gang van zaken. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op hetgeen zij hiervoor onder de bewijsmiddelen heeft opgenomen.
Aangever heeft verdachte op 8 november 2012 meermalen verzocht om de woning te verlaten. Omdat verdachte geen gehoor heeft gegeven aan dit verzoek, heeft aangever geprobeerd verdachte in de richting van de achterdeur te duwen. Vervolgens heeft verdachte aangever vastgepakt en hem met kracht meermalen tegen de borstkas geduwd.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het niet aannemelijk dat er sprake is geweest van een noodweersituatie, te weten een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands, lijf, eerbaarheid of goed. Zoals uit het voorgaande is gebleken, was verdachte juist de agressor. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
(parketnummer 18/830593-13)
1.
primair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
3.
diefstal;
4.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
(parketnummer 18/107196-13)
5.
diefstal;
6.
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
7.
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
8.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van voorarrest.
Bij de formulering van de eis heeft de officier van justitie het onder dagvaarding 18/830593-13 ad informandum gevoegde feit meegenomen. Voorts heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte een aanzienlijk strafblad heeft en zich schuldig heeft gemaakt aan een flink aantal strafbare feiten. Aan verdachtes motivatie om behandeling te ondergaan wordt sterk getwijfeld. De officier van justitie heeft daarom oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals in de rapportage van de reclassering d.d. 27 januari 2014 zijn beschreven.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen de raadsman ter verdediging heeft aangevoerd.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het onder dagvaarding 18/830593-13 ad informandum gevoegde feit.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal feiten. Verdachte heeft, al dan niet tezamen en in vereniging met zijn broer, meerdere diefstallen en bedrijfsinbraken gepleegd. Verdachte heeft daarmee aangetoond dat hij geen enkel respect heeft voor andermans eigendom. Bedrijfsinbraken en diefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan huisvredebreuk door wederrechtelijk de woning van aangever (zijn vader) binnen te dringen terwijl deze had verklaard dat hij niet wilde dat verdachte de woning zou betreden. Door dit toegangsverbod te negeren heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid die aangever in zijn eigen woning moet kunnen hebben. Vervolgens heeft verdachte aangever mishandeld door hem meerdere malen met kracht tegen de borst te duwen als gevolg waarvan aangever is komen te vallen en letsel opliep. Hiermee heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van aangever. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Voorts heeft de rechtbank gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder wegens soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
In het rapport van de reclassering d.d. 27 januari 2014 zijn er op nagenoeg elk levensgebied van verdachte delict bevorderende problemen geconstateerd. Ten aanzien van het delictgedrag is er sprake van een delictpatroon. De financiële situatie en het middelengebruik vormen op basis van hun directe verband met het gesignaleerde delictpatroon de belangrijkste recidive verhogende factoren. Voorts is er door de reclassering impulsiviteit gesignaleerd, maar ook onvoldoende inzicht in de problemen en gevolgen van verdachtes handelen, onvoldoende vermogen tot zelfreflectie, onvoldoende probleemoplossende vaardigheden, gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en tot slot een kwetsbaarheid voor negatieve invloeden, alsmede van een verstandelijke beperking. Gelet op het middelengebruik, de cognitieve beperking van verdachte en de hiermee gepaarde beïnvloedbaarheid, wordt het risico op recidive hoog ingeschat. Op grond van het recidiverisico, het delictpatroon en eerdere interventies heeft de reclassering geadviseerd om aan verdachte een toezicht onder bijzondere voorwaarden op te leggen waarbij verdachte zo snel mogelijk klinische behandeling ondergaat, op de wijze zoals in het rapport geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel dat het aantal gepleegde feiten in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank zal echter, gelet op de bij verdachte geconstateerde problematiek, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, aan verdachte een deels voorwaardelijke straf opleggen om daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals verwoord in de rapportage van de reclassering d.d. 27 januari 2014 zodat verdachte klinisch kan worden behandeld.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

onder parketnummer: 18/830161-13
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 24 juni 2013, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 juli 2013.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 31 december 2013 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet echter op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproke en hetgeen uit de rapportage van de reclassering naar voren is gekomen en de bij verdachte geconstateerde problematiek, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Met betrekking tot feit 4 heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd
[benadeelde partij 1], gevestigd te[plaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 211,-.
Met betrekking tot feit 7 heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd
[benadeelde partij 2], wonende te [plaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 360,08 (te weten € 10,08 aan materiele schade en € 350,- aan immateriële schade).
Met betrekking tot feit 9 heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd
[benadeelde partij 3], wonende te [plaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.920,-
Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vordering van [benadeelde partij 1] heeft de officier gevorderd dat de schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 30,- en dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De officier van justitie vordert dat tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd en dat de hoofdelijkheidsclausule wordt toegepast.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 2] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze voor toewijzing vatbaar is, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de vordering van[benadeelde partij 3] heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van[benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de onvolledig aangeleverde machtiging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van [benadeelde partij 1] niet door een voor de rechtbank kenbare gemachtigde ingediend nu de machtiging niet is voorzien van enig bewijsstuk. De rechtbank zal daarom bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat aanhouding van de zaak een onevenredige belasting van het strafproces ten gevolge zou hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 2] door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 210,08, te weten aan immateriële schade een bedrag dat de rechtbank in redelijkheid en billijkheid vaststelt op € 200,- en een bedrag € 10,08 aan materiële schade. De rechtbank zal de vordering tot een totaal bedrag van € 210,08 toewijzen. De rechtbank wijst het overige deel van de vordering af.
Verdachte wordt vrijgesproken van het onder 9 ten laste gelegde. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag van
€ 210, 08 ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 36f, 24c, 57, 63, 138, 300, 304, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
Verklaart het onder 9 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 350 dagen

Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
210 dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende een proeftijd van 3 jaren een of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd een of meer bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet melden bij de verslavingsreclassering, zo frequent en lang als de verslavingsreclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de verslavingsreclassering hem geeft, voor zover deze niet zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
  • dat veroordeelde zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling op
  • dat veroordeelde zich op 17 februari 2014 door DV&O laat vervoeren naar Lentis locatie Intensieve Zorg te Zuidlaren (IZZ Cederborg) alwaar hij om 10.00 uur wordt opgenomen teneinde klinisch te worden behandeld;
  • dat veroordeelde zich aansluitend op bovenstaande klinische behandeling laat behandelen voor zijn cognitieve en verslavingsproblematiek door Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot bewaring met ingang van heden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis
met ingang van 17 februari 2014 op het moment dat veroordeelde door DV&O is afgeleverd bij Lentis locatie Intensieve Zorg te Zuidlaren (IZZ Cederborg),alwaar hij om 10.00 uur kan worden opgenomen.

Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen

(parketnummer 18/830593-13)
(feit 4)Verklaart [benadeelde partij 1]
,gevestigd te[plaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
(parketnummer 18/107196-13)
(feit 7)Wijst de vordering van [benadeelde partij 2], wonende te [plaats], gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 210,08(zegge: tweehonderd tien euro en acht cent).
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 210,08
(zegge: tweehonderd tien euro en 8 cent), ten behoeve van [benadeelde partij 2], wonende te [plaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 210,08 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 9)Verklaart [benadeelde partij 3], wonende te [plaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

Verlengt de bij het vonnis van de meervoudige strafkamer van bovengenoemde rechtbank d.d. 24 juni 2013 onder parketnummer 18/830161-13 bepaalde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. P.H.M. Smeets, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
D.M. Schuiling, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Fennema als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2014.