Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
- dagvaarding;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek, tevens houdende een vermeerdering van eis;
- conclusie van dupliek.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de huurprijs van een woning. De procedure is gestart door [eiser] na een uitspraak van de huurcommissie, die op 12 december 2014 had geoordeeld dat de overeengekomen huurprijs niet redelijk was en deze had vastgesteld op € 282,06 per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2013. De huurcommissie had deze uitspraak gedaan na een verzoek van de belastingdienst, die de redelijkheid van de huurprijs had laten toetsen omdat [gedaagde] huurtoeslag had aangevraagd.
De kantonrechter overweegt dat [eiser] zich in de procedure bij de huurcommissie niet heeft verweerd, wat betekent dat hij in beginsel niet met succes kan opkomen tegen de beslissing van de huurcommissie op grond van artikel 7:262 BW. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hem niet te verwijten valt dat hij geen verweer heeft gevoerd bij de huurcommissie. De kantonrechter wijst erop dat partijen gebonden zijn aan de uitspraak van de huurcommissie, en dat de vorderingen van [eiser] derhalve zijn gebaseerd op een onjuiste huurprijs.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vorderingen van [eiser] af en veroordeelt hem in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op nihil. Deze uitspraak benadrukt het belang van het voeren van verweer in procedures bij de huurcommissie en de gevolgen van het niet doen daarvan.