ECLI:NL:RBNNE:2014:6883

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2014
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
19/993003-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting door manipulatie van financiële administratie van woningcorporatie

Op 3 juli 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting. De zaak betrof de verdachte die samen met een medeverdachte, een werknemer van de woningcorporatie [slachtoffer], een woning had gekocht. De verdachte had afgesproken slechts een deel van de koopsom daadwerkelijk te betalen. De medeverdachte manipuleerde de financiële administratie van de woningcorporatie, waardoor het leek alsof de verdachte alle facturen had voldaan. Hierdoor werd de woningcorporatie bewogen tot het tenietdoen van inschuld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat hij niet het volledige bedrag had betaald en dat hij valse betalingsbevestigingen had ontvangen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van oplichting, waarbij hij de woningcorporatie financieel ernstig had benadeeld. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uur, met vervangende hechtenis van 90 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Parketnummer: 19/993003-12
datum uitspraak: 3 juli 2014
op tegenspraak
Raadsman: mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
VONNIS van de rechtbank Noord-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, zitting houdende op de locatie Groningen, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
12 februari 2013 (start zitting), 9 september 2013, 24 maart 2014, 4 juni 2014 en
19 juni 2014.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2006 tot en met 01 juli 2009
in de gemeente(n) Assen en/of Groningen en/of (elders) in Nederland tezamen en
in vereniging met [medeverdachte 1] en/of met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door
één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot het teniet
doen van (een) inschuld(en) van en/of tot de afgifte(n) van een geldbedrag van
(ongeveer) EUR 162.305 (dossier CATS II), in elk geval (telkens) van enig(e)
geldbedrag(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met voren omschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid in de (financiële) administratie van [slachtoffer]
ten behoeve van (de verkoop van) een woning aan de [straatnaam]
te Assen -onder meer- (ordner CATS II, zie proces-verbaal bijlage 0.7.16; blz.
209)
- op grootboekrekening 1001.000.000 (huurdebiteuren) aan de debetzijde een
bedrag van EUR 206.400,10 geboekt in plaats van aan de creditzijde een bedrag
van EUR 95.203,90, en/of
- op grootboekrekening 1007.000.001 (debiteuren subadm) aan de creditzijde
een bedrag van EUR 468.270,65 geboekt in plaats van een bedrag van EUR
166.666,65, en/of
- op journaalblad 98289, boekpostnummer 9800706, boekdatum 01-06-2007 met de
omschrijving "T.W.K.06" vermeld een bedrag van EUR 318.262,73 en/of
- op grootboekrekening 1003.200.600 (huurtoeslag2006) aan de debetzijde voor
een bedrag geboekt van EUR 318.262,73,
waardoor [slachtoffer] werd bewogen tot
bovenomschreven teniet doen van die inschuld(en) en/of afgifte(n);
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 01 november 2006 tot en met 01 juli
2009 in de gemeente(n) Assen en/of Groningen en/of (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of
meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer]
heeft bewogen tot het teniet
doen van (een) inschuld(en) en/of tot de afgifte(n) van:
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 162.305 (dossier CATS II), in elk geval
(telkens) van enig(e) geldbedrag(en),
hebbende die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) met voren omschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid in de (financiële) administratie van [slachtoffer]
ten behoeve van (de verkoop van) een woning aan de [straatnaam]
te Assen -onder meer- (ordner CATS II, zie proces-verbaal bijlage 0.7.16; blz.
209)
- op grootboekrekening 1001.000.000 (huurdebiteuren) aan de debetzijde een
bedrag van EUR 206.400,10 geboekt in plaats van aan de creditzijde een bedrag
van EUR 95.203,90, en/of
- op grootboekrekening 1007.000.001 (debiteuren subadm) aan de creditzijde
een bedrag van EUR 468.270,65 geboekt in plaats van een bedrag van EUR
166.666,65, en/of
- op journaalblad 98289, boekpostnummer 9800706, boekdatum 01-06-2007 met de
omschrijving "T.W.K.06" vermeld een bedrag van EUR 318.262,73 en/of
- op grootboekrekening 1003.200.600 (huurtoeslag2006) aan de debetzijde voor
een bedrag geboekt van EUR 318.262,73,
waardoor [slachtoffer] werd bewogen tot
bovenomschreven teniet doen van die inschuld(en) en/of afgifte(n),
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 01 november 2006 tot en met 01 juli 2009 opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijke gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door (telkens) (deel)betalingen ten behoeve van
de aankoop van die woning contant te betalen en/of te doen betalen aan die
[medeverdachte 1] ;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Nietigheid dagvaarding

De raadsman heeft aangevoerd dat in de dagvaarding met de woorden "onder meer" onvoldoende feitelijk is omschreven hoe de ruimte in de boekhouding is gecreëerd.
De rechtbank verstaat dit als een verweer omtrent de (partiële) nietigheid van de dagvaarding en overweegt als volgt.
Het vereiste van een feitelijke omschrijving van hetgeen de verdachte wordt verweten heeft als functie dat hij weet waartegen hij zich heeft te verdedigen. Naar het oordeel van de rechtbank is aan dit vereiste in het onderhavige geval in voldoende mate voldaan. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde nu niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van oplichting van [slachtoffer] [1] . [slachtoffer] was immers niet op de hoogte van de handelingen van medeverdachte [medeverdachte 1] en is daarom ook niet bewogen tot het teniet doen van een inschuld.
In ieder geval is niet te bewijzen dat verdachte als medepleger van of medeplichtige aan oplichting kan worden aangemerkt, nu hij niet op de hoogte is geweest van de handelwijze van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het primair ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, alle opgenomen in dossier nummer 20090510, dd. 23 december 2010, van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Inlichtingen- en Opsporingsdienst, telkens zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 22 november 2010, opgenomen op pagina 7 e.v. (ordner 12), inhoudende de verklaring van [medewerker] , namens [slachtoffer] :
Ik weet inmiddels dat er door accountants van de VROM-IOD ook onderzoek is verricht in de administratie van [slachtoffer] en dat daaruit is gebleken, dat er nog een koper is geweest, wiens woning niet volledig daadwerkelijk betaald is. Net als bij de woningen van [medeverdachte 2] zijn de systemen door onze oud-medewerker [medeverdachte 1] zodanig gemanipuleerd, dat het leek alsof ook deze woning volledig betaald was. Er zijn door [medeverdachte 1] ook betalingsbewijzen verstuurd aan [verdachte] waaruit blijkt dat de termijnen van de woning betaald waren, terwijl dat niet zo was. Deze, dus valselijk opgemaakte betalingsbewijzen konden dienen om geld uit het bouwdepot van de afgesloten hypotheek te krijgen. [verdachte] kon dus zo in samenwerking met [medeverdachte 1] geld, bedoeld voor de bouw van het appartement, vrij op rekening krijgen. Deze vijfde woning betreft een appartement aan de [straatnaam] te Assen. De koper van deze woning was de heer [verdachte] , geboren [geboortedatum] -1976 te [geboorteplaats]. Naar nu gebleken is, is [slachtoffer] niet alleen benadeeld door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , maar ook door [verdachte] . Hierop wil [slachtoffer] graag een strafrechtelijk vervolg zien en zich tevens voegen als benadeelde in het strafproces. Het bedrag waarvoor [slachtoffer] door [medeverdachte 1] en/of [verdachte] benadeeld is ligt rond de € 150.000,-.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 april 2011, opgenomen op pagina 107 en 108 (ordner 12), inhoudende de relatering van verbalisanten:
Geldbedrag bouwdepot:
Onderzocht zijn de rekeninggegevens van verdachte over de periode van 01-01-2007 tot en met 31-12-2007. Op de volgende momenten zijn de volgende uitbetalingen gedaan door de Postbank ING:
Datum Bedrag (gedeeltelijke) Omschrijving
15-3-2007 € 37.570,33 Termijn 2-3
9-5-2007 € 52.598,53 Termijn 4-5
22-6-2007 € 55.000,00 Termijn 6-7 en meerwerk
26-7-2007 € 6.472,91 Restant depot
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2014:
Via medeverdachte [medeverdachte 1] heb ik de onderhavige woning voordelig van [slachtoffer] kunnen kopen. Het geld dat ik op mijn rekening kreeg gestort voor het betalen van de facturen mocht ik voor mijzelf houden. Dit was een vriendendienst van [medeverdachte 1] . Het klopt dat ik -ondanks dat ik niet betaald had- betalingsbevestigingen van [slachtoffer] ontving. Ik wist wel dat er iets niet goed aan was aan het feit dat het geld niet werd gebruikt voor het betalen van de facturen.
Een proces-verbaal van bevindingen (met betrekking tot de verkoop van de woning [straatnaam] te Assen) d.d. 21 december 2010, opgenomen op pagina 209 e.v. (ordner 12), inhoudende de relatering van verbalisanten:
De facturen, gericht aan [verdachte] , die door verdachte [medeverdachte 1] zijn opgemaakt, betreffen onder meer:
- factuurnummer 322.07.000092, betreffende de 2e en 3e bouwtermijn ten bedrage van
€ 37.570,37;
- factuurnummer 322.07.000315, betreffende de 4e en 5e bouwtermijn ten bedrage van
€ 52.598,53;
- factuurnummer 322.07.000434, betreffende 6e, 7e bouwtermijn en meerwerk van
€ 72.136,32.
Bevindingen ten aanzien van verwerking van factuurnummer 322.07.000092
Uit een print uit het zogenaamde HIDV systeem binnen [bedrijf] (bijlage 89-2) zagen wij dat de betaling voor deze factuur ontvangen zou zijn via de bank en vermeld zou moeten staan op bankafschrift 46. Bankafschrift 46 vermeldt echter geen betaling van een bedrag van
€ 37.570,37 dat te herleiden is naar factuurnummers 322.07.000092 (bijlage 89).
Uit beoordeling van de mutaties op het betreffende dagafschrift blijkt dat het bedrag van
€ 328.790,77 op de controlerekening 1006.000.001 als volgt administratief (boekhoudkundig) verwerkt had moeten worden:
1006.000.001 controlerekening 3.449,46€
1006.000.001 controlerekening 557,94
1001.000.000 Huurdebiteuren 2.891,52
1006.000.001 controlerekening 24.342,33
1001.000.000 Huurdebiteuren 24.342,33
1006.000.001 controlerekening 301.556,92
1007.000.001 debiteuren subadm 301.556,92
Uit het grootboek 2007 blijkt echter dat kennelijk door verdachte [medeverdachte 1] de volgende administratieve verwerking is uitgevoerd:
1001.000.000 Huurdebiteuren 34.678,85
1006.000.001 controlerekening 3.449,46
1006.000.001 controlerekening 557,94
1001.000.000 Huurdebiteuren 24.342,33
1006.000.001 controlerekening 24.342,33
1007.000.001 debiteuren subadm 339.127,29
1006.000.001 controlerekening 301.556,92
Door de bedragen die geboekt hadden moeten worden aan te passen naar de bovenstaande werkelijk in de boekhouding verwerkte bedragen zijn de navolgende verschillen ontstaan:
•Grootboekrekening 1001.000.000 is debet een bedrag geboekt van € 34.678,85 in plaats van een credit te boeken bedrag van € 2.891,52 derhalve een verschil van € 37.570,37;
•Grootboekrekening 1007.000.001 is credit een bedrag van € 339.127,29 verwerkt in plaats van een bedrag van € 301.556,92 waardoor een verschil ontstaat van € 37.570,37. Hierdoor is boekhoudkundig een ruimte gecreëerd van € 37.570,37.
Het nu debet extra geboekte bedrag op grootboekrekening huurdebiteuren 1001.000.000 dient nog credit tegen geboekt te worden. Deze handeling heeft plaatsgevonden en staat vermeld op journaalblad 98289, boekpostnummer 9800706 met als boekdatum 01-06-2007 en met de omschrijving: "T.W.K. 06" voor een bedrag van € 318.262,73. De tegenboeking aan de debetzijde vindt voor hetzelfde bedrag plaats op grootboekrekening 1003.200.600. in genoemd bedrag ad € 318.262,73 is het bedrag van € 301.604,00 opgenomen. Hierdoor komen de op deze manier verwerkte facturen uiteindelijk ten laste van het saldo op grootboekrekening 1003.200.600 (huurtoeslag 2006) zijnde het voorafgaande boekjaar.
Bevindingen ten aanzien van verwerking van de factuurnummers 322.07.000315 en 322.07.000434
Uit een print uit het zogenaamde HIDV systeem binnen [bedrijf] (bijlage 106) zagen wij dat de betaling met betrekking tot de facturen met factuurnummers 322.07.000315 en 322.07.000434 ontvangen zou zijn via de bank en vermeld zou moeten staan op bankafschrift 101. Bankafschrift 101 vermeldt echter geen betaling van de bedragen van € 52.598,53 en
€ 72.136,32 die te herleiden is naar deze factuurnummers.
Uit het mutatieverslag ontvangsten (H102) (bijlage 111 t/m 111.8) blijkt dat het bedrag van
€ 272.278,85 op de controlerekening 1006.000.001 als volgt administratief (boekhoudkundig) verwerkt had moeten worden:
1006.000.001 controlerekening 10.408,30
1001.000.000 Huurdebiteuren 10.408,30
1006.000.001 controlerekening 111.063,99
1006.000.001 controlerekening 15.860,66
1001.000.000 Huurdebiteuren 95.203,33
1006.000.001 controlerekening 0,57
1001.000.000 Huurdebiteuren 0,57
1006.000.001 controlerekening 166.666,65
1007.000.001 debiteuren subadm 166.666,65
Uit het mutatieverslag ontvangsten (H102) blijkt echter dat kennelijk, of althans met gebruikmaking van zijn login-id, door verdachte [medeverdachte 1] de volgende administratieve verwerking is uitgevoerd:
1001.000.000 Huurdebiteuren 206.400,10
1006.000.001 controlerekening 111.063,99
1006.000.001 controlerekening 0,57
1006.000.001 controlerekening 15.860,66
1001.000.000 Huurdebiteuren 10.408,30
1006.000.001 controlerekening 10.408,30
1001.000.000 Huurdebiteuren 781,84
1007.000.001 debiteuren subadm 781,84
1006.000.001 controlerekening 166.666,65
1007.000.001 debiteuren subadm 468.270,65
Door de bedragen die geboekt hadden moeten worden aan te passen naar de bovenstaande werkelijk in de boekhouding verwerkte bedragen zijn de navolgende verschillen ontstaan:
•Grootboekrekening 1001.000.000 is debet een bedrag geboekt van € 206.400,10 in plaats van een credit te boeken bedrag van € 95.203,90 (€ 95.203,33 + € 0,57) derhalve een verschil van € 301.604,00;
•Grootboekrekening 1007.000.001 is credit een bedrag van € 468.270,65 verwerkt in plaats van een bedrag van € 166.666,65 waardoor een verschil ontstaat van € 301.604,00.
Hierdoor is boekhoudkundig een ruimte gecreëerd van € 301.604,00.
Het nu debet extra geboekte bedrag op grootboekrekening huurdebiteuren 1001.000.000 dient nog credit tegen geboekt te worden. Deze handeling heeft plaatsgevonden en staat vermeld op journaalblad 98289, boekpostnummer 9800706 met als boekdatum 01-06-2007 en met de omschrijving: "T.W.K. 06" voor een bedrag van € 318.262,73. De tegenboeking aan de debetzijde vindt voor hetzelfde bedrag plaats op grootboekrekening 1003.200.600. In genoemd bedrag ad € 318.262,73 is het bedrag van € 301.604,00 opgenomen. Hierdoor komen de op deze manier verwerkte facturen uiteindelijk ten laste van het saldo op grootboekrekening 1003.200.600 (huurtoeslag 2006) zijnde het voorafgaande boekjaar.
Uit het bovenstaande blijkt dat de gefactureerde bedragen van € 52.589,53 op factuur 322.07.000315 en € 72.136,32 op factuur 322.07.000434 feitelijk niet betaald zijn door [verdachte] aan [slachtoffer] . Verder blijkt uit het bovenstaande dat de facturen in de financiële administratie van [slachtoffer] verwerkt zijn als zijnde betaald en vermeld op bankafschrift 101 van 24 mei 2007 van bankrekeningnummer [nummer] bij de Fortisbank (thans ABN-AMRObank) ten name van [slachtoffer] van 24 mei 2007 (bijlage 5-91 t/m 5-97), terwijl uit dat bankafschrift blijkt dat de betreffende bedragen niet zijn betaald.
Uit het onderzoek blijkt dat de gefactureerde bedragen van € 52.589,53 en € 72.136,32 administratief als zijnde betaald zijn verwerkt en feitelijk ten laste zijn gebracht van het saldo op de grootboekrekening "huurtoeslag" waardoor de bedragen ten laste van [slachtoffer] zijn gekomen.
Ten aanzien van de bewijsverweren van de raadsman overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat verdachte de woning aan de [straatnaam] te Assen in samenwerking met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] van [slachtoffer] heeft gekocht. Met medeverdachte [medeverdachte 1] , een werknemer van [slachtoffer] , was afgesproken dat verdachte slechts een deel van het aankoopbedrag van de woning daadwerkelijk aan [slachtoffer] zou gaan betalen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft vervolgens de administratie van [slachtoffer] op zo'n wijze gemanipuleerd dat het voor [slachtoffer] leek alsof alle facturen door verdachte waren voldaan. Op die wijze werd [slachtoffer] bewogen tot bovenomschreven teniet doen van die inschulden. Dat [slachtoffer] daarvan destijds niet op de hoogte was, doet daaraan niet af. Het achterwege blijven van enige actie door [slachtoffer] toen daadwerkelijke betaling uitbleef (er werden geen betalingsherinneringen of aanmaningen verstuurd), is, naar het oordeel van de rechtbank, in dat opzicht te zien als het teniet doen van de inschuld.
De rechtbank acht gelet hierop bewezen dat er sprake is geweest van oplichting van [slachtoffer] .
De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte zich aan medeplegen van die oplichting schuldig heeft gemaakt. Verdachte heeft de onderhavige woning gekocht, wetende dat, dankzij medeverdachte [medeverdachte 1] , niet hij maar [slachtoffer] voor het grootste deel van de betaling daarvan zou opdraaien. Dat verdachte niet op de hoogte was van de wijze waarop medeverdachte [medeverdachte 1] de administratie van [slachtoffer] daartoe manipuleerde, doet daaraan niet af. Verdachte heeft valse betalingsbevestigingen in ontvangst genomen, wetende dat er niet betaald was, zonder dat hij [slachtoffer] daarvan op de hoogte heeft gebracht. Het geld dat verdachte uit het bouwdepot ontving en waarvan hij wist dat het bestemd was voor het voldoen van de betreffende facturen aan [slachtoffer] , heeft hij in eigen zak gestoken.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 1 juli 2009 in de gemeenten Assen en Groningen, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen [slachtoffer] heeft bewogen tot het teniet doen van inschulden van in totaal (ongeveer) EUR 162.305,
hebbende zijn mededader met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in de (financiële) administratie van die stichting Woningbeheer Assen/ [slachtoffer]
ten behoeve van (de verkoop van) een woning aan de [straatnaam] te Assen -onder meer-
- op grootboekrekening 1001.000.000 (huurdebiteuren) aan de debetzijde een bedrag van EUR 206.400,10 geboekt in plaats van aan de creditzijde een bedrag van EUR 95.203,90, en
- op grootboekrekening 1007.000.001 (debiteuren subadm) aan de creditzijde een bedrag van EUR 468.270,65 geboekt in plaats van een bedrag van EUR 166.666,65, en
- op journaalblad 98289, boekpostnummer 9800706, boekdatum 01-06-2007 met de omschrijving "T.W.K.06" vermeld een bedrag van EUR 318.262,73 en
- op grootboekrekening 1003.200.600 (huurtoeslag 2006) aan de debetzijde voor een bedrag geboekt van EUR 318.262,73,
waardoor [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven teniet doen van die inschulden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
primair medeplegen van oplichting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht.
De officier van justitie is in deze zaak, anders dan in de zaak van de medeverdachte, van mening dat er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank tot strafoplegging over zal gaan ervoor gepleit deze te beperken tot een werkstraf en een eventuele voorwaardelijke gevangenisstraf. Op grond van de richtlijnen van het LOVS behoort bij een onderhavig benadelingsbedrag een dergelijke afdoening tot de mogelijkheden, helemaal nu de rol van verdachte ten opzichte van die van zijn medeverdachte gering is geweest.
Voorts is er naar de mening van de raadsman wel sprake van een overschrijding van de redelijke termijn nu het feit zeven jaren geleden is gepleegd. Verder dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een schuld van € 400.000,-- en hij komt nooit meer aan het werk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzittingen en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie alsmede met de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de woningcorporatie [slachtoffer] . Verdachte heeft een woning gekocht van [slachtoffer] , waarbij hij met zijn medeverdachte, een werknemer van [slachtoffer] , had afgesproken dat hij slechts een deel van de overeengekomen koopsom daadwerkelijk aan [slachtoffer] zou betalen. Het geld dat verdachte vanuit het bouwdepot ontving voor het voldoen van de betreffende facturen aan [slachtoffer] heeft hij in eigen zak gestoken. Verdachte heeft aldus een woningcorporatie, die een belangrijke maatschappelijke functie vervult op het gebied van sociaal woningbeheer, financieel ernstig benadeeld. De rechtbank rekent dit verdachte aan en acht voor een dergelijk feit en benadelingsbedrag een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend en geboden.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens zijn strafrechtelijke documentatie niet eerder voor het plegen van soortgelijke feiten is veroordeeld. Verder heeft verdachte een geringer aandeel in het feit gehad dan zijn medeverdachte. Voorts is verdachte ook zelf reeds zwaar getroffen door het feit dat het strafrechtelijk verwijtbare handelen hem een forse financiële schuld heeft opgeleverd.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, doch dat er wel sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop tussen het feit en de berechting. Gelet op het voorstaande acht de rechtbank de oplegging van vrijheidsstraf of een deels voorwaardelijke straf thans niet meer passend. De rechtbank zal aan verdachte een werkstraf van na te noemen duur opleggen
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van werkstraf van
180 (honderd en tachtig) urenonbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 (negentig) dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J. van Bruggen, voorzitter, L.W. Janssen en C.M.M. Oostdam, rechters, in tegenwoordigheid van W. Brandsma, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juli 2014.
Mr. Van Bruggen was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.[slachtoffer] is inmiddels overgegaan in [slachtoffer] .