5.9.De vorderingen moeten integraal worden afgewezen met veroordeling van [A] c.s. in de kosten van de procedure.
6. In geschil is – kort samengevat – het antwoord op de vraag of [C] c.s. als verkopers van de woning gehouden zijn om de kosten van herstel van het dak aan [A] c.s. te vergoeden nu er volgens hen sprake is van een krakend dak ten gevolge van een constructiefout. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
7. Het meest verstrekkende verweer van [C] c.s. is het beroep op de ouderdomsclausule uit artikel 5.3.1. Een belangrijke wegingsfactor bij de vraag of een exoneratie voorgaat op een garantie is of het gaat om een specifieke of om een algemene garantie, en (daartegenover) om een specifieke of om een algemene exoneratie. Verdedigd wordt dat een specifieke garantie in beginsel voorgaat op een algemene exoneratie, en omgekeerd. De kantonrechter sluit hier bij aan. In artikel 5.3 van de koopovereenkomst is een standaard garantiebepaling opgenomen dat het pand de feitelijke eigenschappen bezit die nodig zijn voor een normaal gebruik als woonhuis. Artikel 5.3.1 bevat een specifieke aanvulling op 5.3 zoals staat omschreven onder r.o. 1.4. De specifieke exoneratie gaat in het onderhavige geval dan ook voor de algemene garantie uit artikel 5.3. In zoverre slaagt het beroep van [C] c.s.
8. Bij de beantwoording van de vraag of een beroep van een verkoper op een exoneratiebeding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dienen alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen (vgl. HR 11 februari 2000,
NJ2000, 294 en HR 12 mei 2000,
NJ2000, 412).
9. Gelet op de betwisting van de stelling van [A] c.s. dat de bouw in strijd met de bouwvergunning heeft plaatsgevonden, had het op de weg van [A] c.s. gelegen om dit standpunt nader te onderbouwen. Dit hebben zij niet gedaan, zodat aan dit punt voorbij wordt gegaan.
10. Met betrekking tot de vraag of in strijd met de voorschriften van de leverancier is gebouwd, overweegt de kantonrechter dat de deskundige in zijn rapport heeft aangegeven dat het attest uit 1983 een werkwijze voorschrijft die op dat moment al een aantal jaren gangbaar was en dat de attesten uit voorgaande jaren zondermeer dezelfde details hebben bevat als het attest uit 1983. Voorts heeft de deskundige te kennen gegeven dat hij navraag heeft gedaan bij Unidek, de leverancier van het dak, waaruit bleek dat er tussen 1979 en 1983 geen wezenlijke wijzigingen in de voorschriften hebben plaatsgevonden. Het enkel in twijfel trekken van deze conclusie van de deskundige is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om hieraan voorbij te gaan. Dit geldt temeer nu de deskundige ook navraag heeft gedaan bij Unidek en aan hem is bevestigd dat er tussen 1979 en 1983 geen wezenlijke wijzigingen in de voorschriften hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de kantonrechter zou een aanpassing van de voorschriften met betrekking tot de wijze van bevestiging van het dak van 3 naar 5 nagels een wezenlijke wijziging zijn geweest.
11. Nu vast staat dat de dakplaten in strijd met de voorschriften met 3 in plaats van 5 nagels zijn bevestigd, levert dat een constructiefout en om die reden een gebrek op.
12. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dat [C] c.s. als verkopers een beroep doen op de exoneratieclausule uit artikel 5.3.1 van de koopovereenkomst. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend omdat vast staat dat het dak in strijd met de voorschriften is bevestigd waardoor de dakplaten zijn gaan schuiven en de gordingen zijn kromgetrokken. Deze omstandigheid hebben [A] c.s. niet hoeven verwachten. Van hen kon ook niet worden gevergd dat zij naar een constructiefout in het dak onderzoek zouden verrichten enkel en alleen omdat op de lijst van nadere informatie staat dat het dak kraakt. Of er sprake is van kraken of knallen kan naar het oordeel van de kantonrechter overigens in het midden worden gelaten. Voorgaande geldt temeer nu artikel 5.3.1 alleen voorzienbare en te verwachten tekortkomingen uitsluit. Een constructiefout zoals hier aan de orde is, valt naar het oordeel van de kantonrechter niet aan te merken als en voorzienbare en te verwachten tekortkoming van een woning.
13. [C] c.s. zijn, gelet op voorgaande overwegingen, gehouden om de kosten van het herstel van het dak aan [A] c.s. te betalen. De deskundige heeft deze kosten begroot op een bedrag van € € 11.046,- exclusief Btw. De hoogte van dit bedrag is door [C] c.s. niet betwist. Omdat [A] c.s. evenwel niet Btw-plichtig zijn, zal een bedrag van € 13.365,66 worden toegewezen.
14. Omdat [C] c.s. in het ongelijk worden gesteld, dienen zij ook de kosten van het deskundigenonderzoek te dragen. Ook dit deel van de vordering ad € 5.929,- zal daarom worden toegewezen.
14. De gevorderde rente, waarvan de hoogte evenmin is betwist, wordt eveneens toegewezen.
16. Uit de processtukken blijkt dat door de gemachtigde van [A] c.s. incassowerkzaamheden van een dusdanige omvang zijn verricht dat toewijzing van de vordering ter zake gerechtvaardigd is.
17. [C] c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
veroordeelt [C] c.s. om tegen kwijting aan [A] c.s. te betalen € 20.141,66 vermeerderd met de wettelijke rente over € 13.365,66 vanaf 13 december 2013 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [C] c.s. tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] c.s. tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 462,- aan griffierecht, € 96,76 aan explootkosten en € 800,- voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van den Noort, kantonrechter, en op 26 november 2014 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.