ECLI:NL:RBNNE:2014:6868

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2014
Publicatiedatum
2 november 2015
Zaaknummer
C/18/140079/ JE RK 13-217
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van psychologisch rapport aan belanghebbenden in uithuisplaatsingszaak

In deze zaak hebben de pleegouders, de grootouders aan moederszijde, verzocht om de rapportage van een psychologisch onderzoek niet aan de overige belanghebbenden bekend te maken. De kinderrechter heeft overwogen dat het blokkeringsrecht, zoals genoemd in artikel III 3.2.19 van de NIP-code, niet van toepassing is. De kinderrechter is van mening dat het belang van de minderjarigen bij het verstrekken van de rapportage aan de belanghebbenden zwaarder weegt dan de privacybescherming van de pleegouders. De pleegouders hebben zich beroepen op privacybescherming, maar de kinderrechter heeft vastgesteld dat de veiligheid van de kinderen niet in het geding is geweest en dat de pleegouders zich hebben neergelegd bij de plaatsing van de kinderen bij de moeder. De kinderrechter heeft de rapportage van de orthopedagoog/gz-psycholoog, mevrouw drs. A. de Jong, als essentieel beschouwd voor het bepalen van het juiste hulpverleningstraject voor de kinderen.

De kinderrechter heeft eerder al verschillende beschikkingen gegeven en heeft op verzoek van de kinderrechter een rapport laten opstellen door de orthopedagoog. De netwerkpleegouders hebben bezwaar gemaakt tegen het verstrekken van de rapportage aan de ouders en andere belanghebbenden, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat het belang van de kinderen voorop staat. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de netwerkpleegouders zich niet op het blokkeringsrecht kunnen beroepen en dat de rapportage aan de belanghebbenden zal worden verstrekt. De kinderrechter heeft ook het verzoek van de netwerkpleegouders tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat zij niet ontvankelijk zijn in hun verzoek. De zaak zal op 5 februari 2014 verder worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
zaaknr.: C/18/140079 / JE RK 13/217
beschikking kinderrechter d.d. 23 januari 2014
de machtiging uithuisplaatsing
met betrekking tot
[naam] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[naam]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen de minderjarigen.
kinderen van:

[naam] , hierna te noemen de moeder, belanghebbende,

wonende te [adres] ,
advocaat mr. C. Heijs
en

[naam] , hierna te noemde de vader, belanghebbende,

wonende te [adres] .

Belanghebbenden:

De heer en mevrouw [naam] , oma en opa moederszijde, hierna te noemen de netwerkpleegouders,
wonende te [adres] ,
advocaat mr. R.J.E. van Haarst.
[naam] , stiefvader,
wonende te [adres]
Het gezag over voornoemde minderjarigen berust bij de ouders.

PROCESGANG

De kinderrechter heeft op 28 maart 2013, 27 juni 2013, 30 augustus 2013, en 27 september 2013 (tussen)beschikkingen gegeven.
De beschikking d.d. 30 augustus 2013 is hersteld bij beschikkingen d.d. 27 september 2013 en 25 oktober 2013.
Op verzoek van de kinderrechter is door mevrouw drs. A. de Jong, orthopedagoog/gz-psycholoog, rapport uitgebracht, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 7 januari 2014.
Op 13 januari 2014 is ter griffie van de rechtbank een brief binnengekomen, gedateerd 3 januari 2014, afkomstig van voornoemde orthopedagoog/gz-psycholoog.
Op 14 januari 2014 en op 17 januari 2014 zijn ter griffie van de rechtbank faxberichten, met bijlage, binnengekomen, afkomstig van de advocaat van de moeder.
Op 17 januari 2014 is ter griffie van de rechtbank een faxbericht binnengekomen afkomstig van de advocaat van de pleegouders.
Op 22 januari 2014 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader, de netwerkpleegouders, bijgestaan door hun advocaat, mevrouw [naam] namens de William Schrikker Groep, jeugdbescherming en jeugdreclassering (WSG) en mevrouw [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming te Groningen.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

RECHTSOVERWEGINGEN

Vaststaande feiten:
Naar aanleiding van een voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarige kinderen [naam] en [naam] , uitgesproken door de kinderrechter d.d. 28 maart 2013, heeft de Raad op 30 mei 2013 rapport uitgebracht en geadviseerd voornoemde minderjarige kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarigen te verlenen in een netwerkpleeggezin (oma en opa moederszijde) voor de duur van zes maanden;
Bij beschikking van de kinderrechter d.d. 27 juni 2013 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 28 juni 2013 voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van de WSG, namens bureau jeugdzorg Groningen;
Voorts is daarbij een machtiging tot uithuisplaatsing verleend met ingang van 28 juni 2013 voor de duur van vijf maanden; deze machtiging is bij beschikking d.d. 30 augustus 2013 verlengd tot 27 januari 2014;
voorts is bij beschikking d.d. 27 juni 2013 het volgende bepaald:
  • de gezinsvoogd heeft de bevoegdheid om de frequentie van de omgangsregeling tussen de moeder met de kinderen en de vader met de kinderen uit te breiden en te intensiveren naar eigen inzicht;
  • de ouders hebben naar eigen keuze dagelijks tussen 18:30 uur en 19:30 uur contact op mogen nemen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , via telefoon en/of facetime, alsmede via skype, eveneens ter keuze van de ouders;
Bij beschikking d.d. 30 augustus 2013 is het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) verzocht een deskundige aan te wijzen om onderzoek in te laten stellen en deskundigenbericht uit te brengen omtrent de in die beschikking omschreven onderzoeksvragen;
Deze beschikking is hersteld bij beschikking d.d. 27 september 2013;
Eerder vermelde deskundige heeft onderzoek gedaan en rapport uitgebracht over de beide voornoemde minderjarige kinderen, de ouders en de pleegouders, tevens de grootouders m.z., van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
Naar aanleiding van een schriftelijke aanwijzing van de WSG, gericht aan de gezaghebbende ouders, van 30 december 2013 verblijven de minderjarige kinderen van 6 januari 2014 tot 6 februari 2014 bij de moeder.
Beoordeling door de kinderrechter
Het bezwaar van de netwerkpleegouders om de stiefvader toe te laten tot de zitting is door de kinderrechter afgewezen omdat, nu [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sinds kort deel uitmaken van het gezin van de moeder en de stiefvader, die op 18 december 2009 met elkaar gehuwd zijn, als belanghebbende dient te worden aangemerkt.
Om zicht te krijgen op de opvoedmogelijkheden van de moeder in samenhang met het toekomstperspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft de kinderrechter via bemiddeling door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) een onderzoek opgedragen aan mevrouw drs. A. de Jong, orthopedagoog/gz-psycholoog (mevr. De Jong).
Beroep netwerkpleegouders op het blokkeringsrecht
Mevr. De Jong heeft op 7 januari 2014 rapport uitgebracht over het door haar verrichte forensisch psychologisch onderzoek met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de beide ouders en de netwerkpleegouders van de kinderen.
Bij brief, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 13 januari 2014 heeft mevr. De Jong aan de kinderrechter meegedeeld dat de netwerkpleegouders voor wat betreft hun eigen onderzoek gebruik willen maken van het blokkeringsrecht en dat het onderzoeksrapport dat op henzelf betrekking heeft uitsluitend aan de rechter mag worden gezonden maar niet aan de tegenpartij, de advocaten of derden, wegens privacy bescherming. Alleen de rechter en de advocaat van de netwerkpleegouders mogen kennis nemen van het rapport.
De kinderrechter gaat er van uit dat de netwerkpleegouders gebruik hebben willen maken van het blokkeringsrecht dat rechtstreeks voortvloeit uit de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst. Dit recht wordt eveneens genoemd in de zogenaamde NIP(Nederlands Instituut voor Psychologen)-code.
Naar aanleiding van het beroep dat de netwerkpleegouders hebben gedaan op het blokkeringsrecht heeft de kinderrechter, zolang daarop nog niet is beslist, afgezien van inzage in de rapportage door mevr. De Jong uitgebracht over de netwerkpleegouders.
De ouders van de minderjarige kinderen hebben ernstig bezwaar gemaakt tegen het blokkeringsrecht waarop de netwerkpleegouders zich hebben beroepen.
Zij achten het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en met name met het oog op hun veiligheid, dat zij inzage hebben in het over de netwerkpleegouders uitgebrachte rapport.
De advocaat van de moeder heeft voorts gesteld dat in artikel III 3.2.19 van de NIP code is aangegeven dat geen blokkeringsrecht bestaat wanneer de opdrachtgever bevoegd is de rapportage op te eisen en dat het aannemelijk lijkt dat een rechter die bevoegdheid heeft wanneer hij die opdracht aan de deskundige heeft verleend.
De netwerkpleegouders hebben gesteld dat zij vanwege privacybescherming een beroep op het blokkeringsrecht hebben gedaan. Zij zijn bang dat de belanghebbenden niet op juiste wijze zullen omgaan met hetgeen in de rapportage is opgenomen. Bovendien zijn zij van mening dat de veiligheid van de kinderen niet in het geding is, of is geweest.
Voorts hebben de netwerkpleegouders zich neergelegd bij het plaatsen van de kinderen bij hun moeder. Zij hebben afgezien van hun blokkaderecht.
De kinderrechter overweegt het volgende.
Gelet op het bepaalde in artikel 7:464 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek is een brede toepassing van het blokkeringsrecht mogelijk en dient er van te worden uitgegaan dat dit recht ook in een civielrechtelijk onderzoek kan worden ingeroepen.
Ingevolge artikel III.3.2.19 van de NIP-code komt aan de kinderrechter als opdrachtgever, de bevoegdheid toe het rapport op te eisen omdat de opdracht is gebaseerd in het kader van een wettelijke regeling. Uitgangspunt was immers om in het kader van de ondertoezichtstelling te onderzoeken wat de mogelijkheden van de moeder als opvoeder zijn en waar het toekomstperspectief van de kinderen ligt.
De netwerkpleegouders achten het in het belang van hun privacybescherming dat de over hen uitgebrachte rapportage niet zal worden toegezonden aan de ouders, de WSG en de Raad.
De kinderrechter zal dienen af te wegen of het beroep van netwerkpleegouders op privacybescherming zwaarder dient te wegen dan het belang van de minderjarigen bij het verstrekken van de rapportage over de netwerkpleegouders aan de gezinsvoogd, de ouders en de Raad. De kinderrechter overweegt hiertoe dat het belang van de voornoemde minderjarige kinderen bij een veilige en ongestoorde ontwikkeling groter is dan het recht van de netwerkpleegouders op privacybescherming. De inhoud van de rapportage is van groot belang bij het inzetten van het juiste hulpverleningstraject voor de kinderen. Voorts hebben de kinderen en de netwerkpleegouders, thans grootouders, recht op omgang met elkaar en is het noodzakelijk met het tot stand brengen van contact tussen de netwerkpleegouders, thans grootouders, dat de inhoud van de rapportage bij de WSG, die met de uitvoering van de ondertoezichtstelling is belast, bekend is, zodat een evenwichtige omgang tot stand kan komen.
Voorts overweegt de kinderrechter dat de netwerkpleegouders aanvankelijk, weloverwogen toestemming voor en medewerking aan het onderzoek door een psycholoog hebben verleend.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de netwerkpleegouders zich niet op het blokkeringsrecht kunnen beroepen en dat de over hen door mevr. De Jong uitgebrachte rapportage aan de belanghebbenden zal worden toegezonden.
Hierna zal de behandeling van de zaak worden voortgezet op de hierna vermelde zitting.
Ter zitting hebben de netwerkpleegouders verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ingaande 27 januari 2014 te verlengen.
Ingevolge artikel 1:262 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing worden gedaan door de stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg of door de Raad voor de Kinderbescherming.
Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat de netwerkpleegouders in hun verzoek niet ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Beslist wordt als hierna is vermeld.

BESLISSING

verklaart de netwerkpleegouders niet ontvankelijk in hun verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
wijst het verzoek van de netwerkpleegouders de rapportage niet aan belanghebbenden te verstrekken, af;
bepaalt dat de behandeling zal worden voortgezet ter zitting met gesloten deuren op
5 februari 2014 om 9.30 uur;
betrokkenen dienen deze beschikking als uitnodiging te beschouwen; een nadere uitnodiging zal niet worden verzonden.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker, kinderrechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2014 in tegenwoordigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer, griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.