ECLI:NL:RBNNE:2014:6839

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
C/19/102555 / HA ZA 13-348
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op modellenrecht betreffende disposable dienblad voor bierglazen

In deze zaak heeft eiser in 2008 een model voor een disposable kartonnen dienblad voor bierglazen, bekend als 'een-meter-bier', geregistreerd bij het Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt (BHIM). Eiser stelt dat gedaagde, een andere besloten vennootschap, inbreuk maakt op zijn modellenrecht door een vergelijkbaar dienblad aan te bieden. Eiser beroept zich op artikel 3.16 van de Benelux-verordening inzake het modellenrecht (BVIE) en artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en vordert onder andere schadevergoeding en een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig handelt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de geregistreerde beer tray niet nieuw is en geen eigen karakter heeft in de zin van het BVIE. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er al voor de registratie van het model door eiser, vergelijkbare dienbladen op de markt waren. Gedaagde heeft met succes een beroep gedaan op de nietigheid van het modelrecht van eiser, omdat het model niet voldeed aan de vereisten van nieuwheid en eigen karakter. De rechtbank heeft de vordering van eiser afgewezen en geoordeeld dat de grondslag voor zijn vorderingen is komen te vervallen.

De rechtbank heeft eiser als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, conform artikel 1019h Rv. De zaak is naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door gedaagde over de kosten, waarna eiser hierop kan reageren. Het vonnis is uitgesproken op 10 december 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/102555 / HA ZA 13-348
Vonnis van 10 december 2014
in de zaak van

1.[eiser],

die in [woonplaats] woont,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
die in [woonplaats] is gevestigd,
eisers,
advocaat mr. P.J.G.G. Sluyter,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
die in [woonplaats] is gevestigd,
gedaagde,
advocaat mr. Z. Etemadi.
Eisers zullen hierna samen [eiser] worden genoemd. Gedaagde wordt [gedaagde] genoemd .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 december 2014;
  • de conclusie van antwoord 29 januari 2014;
  • de conclusie van repliek van 21 mei 2014;
  • de conclusie van dupliek van 13 augustus 2014;
  • de pleidooien van 2 oktober 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die vaststaan omdat ze enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn betwist of omdat die feiten blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
2.2.
[eiser] heeft een model voor een dienblad voor bierglazen (hierna: de
beer tray) laten registreren bij het Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt (BHIM). Het betreft een disposable kartonnen dienblad van het type dat bekend staat als "een-meter-bier". De registratie is op 24 juli 2008 gepubliceerd onder ontwerpnummer 000960174-0001.
2.3.
[eiser] is de bestuurder van de [eiser], die de
beer traysverkoopt.
2.4.
Nadat [eiser] het model heeft gedeponeerd heeft [gedaagde] op zijn website een kartonnen dienblad voor bierglazen (hierna: de
tray) eveneens van het type "een-meter- bier" te verkoop aangeboden.
2.5.
Bij brief van 13 maart 2013 heeft [eiser] [gedaagde] geschreven dat hij inbreuk maakt op zijn modelrecht en hem gesommeerd die inbreuk te staken, schadevergoeding ter hoogte van € 5.000,-- te betalen en hem verzocht informatie te verstrekken over de verkoop van de
trays.
2.6.
[gedaagde] heeft afwijzend gereageerd op de brief van [eiser].

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, verkort weergegeven en na vermeerdering van eis:
(i en ii) een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig handelt door inbreuk te maken op het modelrecht van [eiser] en het exclusieve distributierecht van de [eiser],
(iii) [gedaagde] te veroordelen de inbreuk op die rechten te staken,
(iv) [gedaagde] te veroordelen een opgave te verstrekken van onder andere het aantal verkochte
trays, de afnemers en de leveranciers,
(v) [gedaagde] te veroordelen een brief te sturen aan zijn afnemers waarin de geleverde
traysworden teruggevraagd,
(vi) [gedaagde] te veroordelen om de voorraad
trayste vernietigen,
(vii) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat, (ix en x) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten ex art. 1019h Rv en nakosten,
(viii) aan het sub (iii), (iv), (v) en (vi) gevorderde een dwangsom te verbinden.
3.2.
[eiser] legt aan deze vorderingen, samengevat weergegeven, het volgende ten grondslag. [gedaagde] verkoopt een product dat vrijwel gelijk is aan de
beer tray. De
beer trayen de
trayverschillen alleen op onbelangrijke details van elkaar. Voor zover de verschillen groter zouden zijn, geldt dat die buiten beschouwing moeten blijven omdat ze betrekking hebben op eigenschappen van de
traydie enkel een technische functie hebben: het betreffen eigenschappen die noodzakelijk zijn om de
traysstapelbaar te maken. De overeenkomsten tussen de dienbladen zijn dusdanig dat de
beer trayen de
traybij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene andere indruk wekken. [gedaagde] maakt hiermee volgens [eiser] inbreuk op zijn het modelrecht: [eiser] beroept zich op art. 3.16 BVIE in samenhang met art. 3.18 BVIE en op art. 6:162 BW.
3.3.
Het verweer van [gedaagde] strekt ertoe om [eiser] en de [eiser] niet-ontvankelijk te verklaren, althans om de vordering af te wijzen. Zij voert daartoe, samengevat weergegeven, het volgende aan. [gedaagde] doet een beroep op de nietigheid van het modelrecht (art. 3.23 BVIE). Het model van [eiser] is volgens [gedaagde] geen nieuw model en heeft geen eigen karakter. Al voor het depot bestonden dienbladen van het type "een-meter-bier". Het enige nieuwe aan de
beer trayis dat het een disposable dienblad betreft dat van karton is gemaakt. De bescherming van het BVIE betreft het uiterlijk van een product, het materiaal speelt daarbij geen rol, tenzij het materiaal bij de registratie is aangegeven, wat bij de
beer trayniet het geval is. Met het feit dat het gaat om een "een-meter-bier" is de vorm daarnaast gegeven: het gaat per definitie om een blad van een meter lang met daarin gaten voor het vervoer van elf bierglazen. Ter illustratie van zijn standpunten heeft [gedaagde] een houten "een-meter-bier" ter griffie gedeponeerd en producties in het geding gebracht met daarop afbeeldingen. [gedaagde] beroept er zich ook op dat zijn
traynieuw is en een eigen karakter heeft ten opzichte van de
beer tray. Het model van [gedaagde] is stapelbaar en betreft een "nestbare"
tray. Ook heeft de
trayeen andere verschijningsvorm door de eigen lijnen, omtrek en vormen. De algemene indruk die de
beer trayen de
traywekken bij de geïnformeerde gebruiker zijn dan ook verschillend. [gedaagde] betwist ook dat [eiser] schade heeft geleden en voert verweer tegen de op basis van art. 1019h Rv gevorderde proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De zaak komt, samengevat weergegeven, op het volgende neer. [eiser] heeft in 2008 een model voor een dienblad voor bierglazen bij de BHIM gedeponeerd. Het betreft een kartonnen disposable dienblad van het type dat bekend staat als "een-meter-bier". Nadat deze registratie heeft plaatsgevonden heeft [gedaagde] op zijn website eveneens disposable, kartonnen dienbladen van het type "een-meter-bier" te verkoop aangeboden. Volgens [eiser] is dat in strijd met zijn modelrecht. Op die grond vordert [eiser] in deze procedure onder meer dat [gedaagde] de verkoop van zijn
traysstaakt, dat hij informatie verstrekt over afnemers en aantallen verkochte exemplaren en dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. Het verweer dat [gedaagde] tegen deze vorderingen voert, valt in twee onderdelen uiteen. Hij voert aan dat het modelrecht van [eiser] nietig is, omdat niet wordt voldaan aan de vereisten die het BVIE stelt. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat zijn
trayop wezenlijke punten verschilt van de
beer trayvan [eiser]. De rechtbank overweegt als volgt.
4.2.
Ingevolge art. 4.6 lid 1 BVIE is de bevoegde rechter ter zake een geschil over een model de rechter van de woonplaats van de gedaagde. Aangezien [gedaagde] is gevestigd in [woonplaats] is daarmee de bevoegdheid van de rechtbank gegeven.
4.3.
De rechtbank zal eerst het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] beoordelen, namelijk dat het model van [eiser] nietig is.
4.4.
Ingevolge art. 3.23 lid 1 BVIE kan iedere belanghebbende de nietigheid inroepen van de inschrijving van een model op de grond dat deze niet voldoet aan de voorwaarden die in art. 3.1 lid 1, 3.3 en 3.4. BVIE zijn opgenomen of als art. 3.2 BVIE van toepassing is.
4.5.
Art. 3 lid 1 BVIE bepaalt dat een model wordt beschermd voor zover het nieuw is en een eigen karakter heeft. Art. 3.2 BVIE bepaalt onder meer dat van bescherming zijn uitgesloten uiterlijke kenmerken die uitsluitend door de technische functie worden bepaald.
4.6.
Art. 3.3 BVIE definieert wanneer een model nieuw is en een eigen karakter heeft. Een model is nieuw als er geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld voor de datum van depot. Een model wordt geacht identiek te zijn, als de kenmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen. Een model wordt geacht een eigen karakter te hebben, als de algemene indruk die het model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door modellen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld vóór de datum van depot. Hierbij wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van de tekening of het model.
4.7.
De rechtbank neemt bij de beoordeling tot uitgangspunt dat al voor de registratie van het model door [eiser] dienbladen van het type "een-meter-bier" voor het publiek beschikbaar waren, dat wil zeggen langhoekige bladen van één meter lang voor het vervoer van bierglazen. In de dagvaarding stelt [eiser] ook dat hij niet betwist dat dergelijke "een-meter-bier" bladen al bestonden. Wat volgens [eiser] de
beer trayten opzichte van deze bladen nieuw maakt, is dat met de introductie van de
beer trayeen "een-meter-bier" als stapelbaar en disposable massaproduct op de markt is gebracht. Bij conclusie van repliek beschrijft [eiser] dat de functie van de
beer traydaarin is gelegen dat daarmee een groot publiek kan worden bediend zonder dat hoeft te worden omgezien naar teruggave. Het is om dat doel te dienen dat de
beer trayvan karton, opvouwbaar en stapelbaar is. Echter, het feit dat de
beer traynieuw is omdat het een wegwerp disposable massaproduct betreft en een eigen functie heeft, wil niet zeggen dat het
modelervan ook nieuw is en een eigen karakter heeft. Daar komt bij dat [eiser] met deze eigenschappen van de
beer trayeen beroep doet op kenmerken die onder het BVIE van bescherming zijn uitgesloten, omdat ze zijn gelegen in de technische functie. Bij conclusie van repliek en ter pleidooi heeft [eiser] nog een aantal andere eigenschappen genoemd die met zich moeten brengen dat de
beer traynieuw is en een eigen karakter heeft. Hij beschrijft in dat verband de verschillen met de door [gedaagde] ter griffie gedeponeerde houten "een-meter-bier" als gelegen in de lijnen, de omtrek, de vorm, de textuur en het gewicht
.Daargelaten of deze houten "een-meter-bier" reeds voor het depot van de
beer trayin gebruik was, zijn deze kenmerken naar het oordeel van de rechtbank echter afzonderlijk of in samenhang beschouwd niet van dien aard dat kan worden gezegd dat de
beer trayen opzichte van de houten "een-meter-bier" voor de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekt. Dit betekent dat niet kan worden aangenomen dat de
beer traynieuw is en een eigen karakter heeft in de zin van art. 3 lid 1 BVIE.
4.8.
Uit het bovenstaande volgt dat [gedaagde] met succes een beroep heeft gedaan op de nietigheid van het modelrecht van [eiser]. Dit betekent dat de grondslag aan de vorderingen van [eiser] komt te ontvallen zodat deze voor afwijzing gereed liggen.
4.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure ex art. 1019h Rv. De zaak zal naar de rol worden verwezen om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen de betreffende kosten te becijferen en [eiser] om daarop te reageren.

5.De beslissing

De rechtbank
1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van *** (4 weken na vonnisdatum) voor het nemen van een akte door *** over hetgeen is vermeld onder rechtsoverweging ***,
2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, mr. S. Dijkstra en mr. W. Huizing en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2014. [1]

Voetnoten

1.type: