In deze zaak heeft de voormalige werkgever een vordering ingesteld tegen de werknemer wegens overtreding van het concurrentiebeding en het verbod op nevenwerkzaamheden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft op 4 november 2014 geoordeeld dat de werknemer niet meer aan deze bedingen is gebonden. De arbeidsovereenkomst was oorspronkelijk voor bepaalde tijd, maar is na afloop stilzwijgend voortgezet. Tijdens deze verlengde overeenkomst heeft de werkgever een aanbod gedaan voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar deze is door de werknemer niet ondertekend. De kantonrechter concludeert dat de werkgever redelijkerwijs kon concluderen dat de werknemer het niet eens was met de bedingen, waardoor de werknemer niet meer gebonden is aan het concurrentiebeding.
De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 lid 1 BW niet is nageleefd, omdat de werkgever niet heeft gezorgd voor een duidelijke schriftelijke vastlegging van de voorwaarden bij de voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de werknemer niet meer gebonden is aan het concurrentiebeding. De vordering van de werkgever is afgewezen, en de werkgever is veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en schriftelijke vastlegging bij de voortzetting van arbeidsovereenkomsten, vooral als het gaat om beperkende bedingen zoals concurrentiebedingen.