ECLI:NL:RBNNE:2014:6764
Rechtbank Noord-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing van bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 december 2014 uitspraak gedaan op een verzoek tot opheffing van een bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging. De veroordeelde had op 4 november 2014 een bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging gekregen van de rechter-commissaris, in verband met het vermoeden dat hij opnieuw een strafbaar feit had gepleegd. Dit bevel was gegeven naar aanleiding van een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden die eerder was opgelegd op 8 februari 2013. De rechtbank heeft het verzoek behandeld op de zitting van 10 december 2014, waarbij de raadsman van de veroordeelde aanvoerde dat het openbaar ministerie niet had voldaan aan de vereisten van artikel 14fa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, omdat de behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging niet tijdig had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de voorlopige tenuitvoerlegging een 'voorlopig' karakter heeft en dat de vordering tot tenuitvoerlegging met voortvarendheid moet worden behandeld. Aangezien de termijn van de voorwaardelijke straf van twee maanden inmiddels was verstreken, besloot de rechtbank dat het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging moest worden opgeheven. De rechtbank heeft de veroordeelde onmiddellijk in vrijheid gesteld.