ECLI:NL:RBNNE:2014:6715

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
18.720202-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot inbraak en diefstal met medeverdachten in Súdwest-Fryslân

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere inbraken en diefstallen. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.J. de Boer, ontkende betrokkenheid bij de inbraak die op 25 augustus 2014 in [pleegplaats 1] plaatsvond. De officier van justitie, mr. S.T. Kooistra, eiste een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken was bij een poging tot inbraak in een bedrijfspand en een diefstal van geld en goederen. Tijdens het onderzoek op de zitting op 5 december 2014 zijn verschillende bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder verklaringen van getuigen en de verdachte zelf. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan poging tot diefstal, diefstal en diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en gelastte de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar zag geen reden om van de eis van de officier van justitie af te wijken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720202-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.T. Kooistra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2014 te [pleegplaats 1], in elk geval in de gemeente
Súdwest-Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een gebouw aan/nabij de
[weg 1] en/of uit een in dat gebouw aanwezige kluis weg te nemen geld, in elk
geval enig goed van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat gebouw en/of die
kluis te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer
van zijn mededader(s), althans alleen een ruit en/of een kozijn van dat gebouw
heeft vernield/geforceerd en/of (vervolgens) dat gebouw is binnengegaan en/of
met een breekijzer en/of anderszins aan de deur van de aldaar aanwezige kluis
heeft gewrikt en/of (zodoende) de kluis heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 25 augustus 2014 te
Woudsend, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, ter uitvoering van het
door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een gebouw aan/nabij
de [weg 1] en/of uit een in dat gebouw aanwezige kluis weg te nemen geld, in
elk geval enig goed van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1]
en/of die [medeverdachte 2] en/of aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot
dat gebouw en/of die kluis te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed
onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming,
een ruit en/of een kozijn van dat gebouw heeft/hebben vernield/geforceerd
en/of (vervolgens) dat gebouw is/zijn binnengegaan en/of met een breekijzer
en/of anderszins aan de deur van de aldaar aanwezige kluis heeft gewrikt en/of
(zodoende) de kluis heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25
augustus 2014 te [pleegplaats 1], in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door in de onmiddellijke omgeving van dat
gebouw op de uitkijk te gaan staan teneinde die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2]
bij (mogelijk) onraad tijdig te kunnen waarschuwen, teneinde die [medeverdachte 1]
en/of die [medeverdachte 2] te helpen vluchten, althans de vlucht mogelijk te maken en/of
gemakkelijk te maken, althans dat verdachte op enigerlei wijze opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of
(een)inlichting(en) heeft verschaft;
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2014 te [pleegplaats 1], in elk geval in de gemeente
Súdwest-Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een hoeveelheid handdoeken en/of kleding, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
3.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 24 augustus 2014 en 25
augustus 2014 te [pleegplaats 2], in elk geval in de gemeente Steenwijkerland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan
of bij de [weg 2] heeft weggenomen een hoeveelheid (munt- en
papier)geld (ongeveer 7000 euro) en/of een paar (ober)handschoenen, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk;
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen zaklamp en breekijzers;
- verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen papiergeld;
- teruggave aan [slachtoffer 2] van het inbeslaggenomen muntgeld;
- teruggave aan verdachte van de onder hem inbeslaggenomen kleding;
- bewaring ten behoeve van de onbekend gebleven rechthebbende van de overige inbeslaggenomen goederen;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.

Beoordeling van het bewijs

De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde bepleit, nu er zijns inziens onvoldoende bewijs is dat verdachte als medepleger heeft geopereerd. Wel kan er een veroordeling volgen voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. Dit geldt ook voor het onder 2 ten laste gelegde en door verdachte bekende feit. Naar de mening van de raadsman dient verdachte voorts te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, nu het aanwezige bewijs te mager is om tot een veroordeling te komen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op grond van onderstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de bij [medeverdachte 1] in gebruik zijnde Renault Clio vanuit [plaats] naar het Noorden, met als eindbestemming [pleegplaats 1], is gereden. Niet alleen heeft verdachte hierover zelf een verklaring afgelegd, maar dit wordt ook ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij verdachte kent en de omstandigheid dat in het betreffende voertuig een beker met daarop het DNA van verdachte is aangetroffen.
Verdachte heeft voorts verklaard bij de poging tot inbraak in [pleegplaats 1] met de medeverdachte [medeverdachte 1] en de medeverdachte [medeverdachte 2] betrokken te zijn geweest. Hij heeft verklaard dat hij op de uitkijk heeft gestaan en dat hij in het pand is geweest. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen, mede in aanmerking genomen de plaats waar en de omstandigheden waaronder verdachte en de medeverdachten, allen niet afkomstig uit de omgeving van [pleegplaats 1], maar uit [plaats] en omgeving, zijn aangetroffen. Daarnaast vindt deze verklaring ondersteuning in de bevindingen van de verbalisant die [verdachte] en twee andere personen in en om het pand heeft waargenomen, en de verklaring van [slachtoffer 3], die eveneens heeft verklaard drie personen te hebben gezien. De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de onder 1 ten laste gelegde poging tot inbraak.
In de kofferbak van het voertuig waarmee de verdachten naar het Noorden zijn gereden, is een tas met daarin een grote hoeveelheid muntgeld aangetroffen, afkomstig uit een eerder die nacht gepleegde inbraak te [pleegplaats 2]. Bij deze inbraak is naast een hoeveelheid muntgeld ook een hoeveelheid briefgeld weggenomen. Zowel onder verdachte als onder de beide medeverdachten is een groot aantal bankbiljetten aangetroffen, terwijl het totaal bedrag dat elk van de verdachten bij zich droeg van vergelijkbare hoogte was. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat sprake is van een zeer kort tijdsverloop tussen de inbraak en het aantreffen van het van diefstal afkomstige muntgeld. Daarnaast is in het gebouw te [pleegplaats 2], te weten op de wasmachine achter het opengebroken raam dat als toegang tot de inbraak heeft gefungeerd, een schoenafdruk gevonden die blijkens bevindingen van een deskundige waarschijnlijk veroorzaakt is door de aan de medeverdachte [medeverdachte 1] toebehorende schoen. Een ander schoenspoor is volgens de deskundige mogelijk veroorzaakt met een schoen toebehorend aan verdachte. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, en gelet op de omstandigheid dat door verdachte voor bovenstaande feiten en omstandigheden in het geheel geen redelijke verklaring is gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte met een ander of anderen eveneens betrokken is geweest bij de onder 3 ten laste gelegde inbraak.
De rechtbank overweegt voorts dat vanwege de ontkennende dan wel zwijgende houding van verdachte en diens medeverdachten op dit punt niet helder is geworden hoe de exacte taakverdeling bij de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten is geweest. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten aanzien van beide feiten als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank baseert dit op het volgende. Verdachte is met twee anderen van [plaats] via [pleegplaats 2] naar [pleegplaats 1] gereden. In [pleegplaats 2] zijn, gelet op de aangetroffen schoensporen, in ieder geval twee personen, waaronder verdachte, het pand binnengegaan, waarna deze personen met de buit naar het voertuig zijn teruggekeerd. Vervolgens heeft er een verdeling van de buitgemaakte bankbiljetten plaatsgevonden. In [pleegplaats 1] aangekomen, hebben verdachte en de medeverdachten een poging tot inbraak ondernomen. In en om het pand zijn drie personen waargenomen. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de summiere verklaring die verdachte over het onder 1 ten laste gelegde feit heeft afgelegd erop duidt dat hij zijn rol zelf ook als gelijkwaardig ziet. Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat beide feiten in gezamenlijkheid zijn gepleegd en er telkens sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat de rechtbank verdachte, bij gebreke van een redelijke verklaring voor het tegendeel, ten aanzien van zowel feit 1 als feit 3 aanmerkt als medepleger.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De door verdachte op de terechtzitting van 5 december 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
1. Ik ben betrokken geweest bij de op 25 augustus 2014 te [pleegplaats 1] met anderen gepleegde poging tot inbraak. Ik heb op de uitkijk gestaan en ben in het pand geweest. Ik heb die nacht van de [bedrijf] ook handdoeken en kleding weggenomen.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014093069, gesloten op 9 oktober 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een stam proces-verbaal, d.d. 9 oktober 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn bevindingen (p. 31 e.v.):
Bij alle drie verdachten werd ten tijde van hun aanhouding een geldbedrag aangetroffen en inbeslaggenomen. Dit geldbedrag bestond uit bankbiljetten/kleine coupures van ongeveer hetzelfde aantal per persoon:
[medeverdachte 2] : 21 x 5 euro 29 x 10 euro 5 x 20 euro 5 x 50 euro = 745 euro
[verdachte] : 19 x 5 euro 23 x 10 euro 8 x 20 euro 4 x 50 euro = 685 euro
[medeverdachte 1] : 18 x 5 euro 24 x 10 euro 8 x 20 euro 4 x 50 euro = 690 euro
Daarnaast werd in de kofferbak van de auto waarin verdachte [medeverdachte 1] werd aangetroffen een blauwe tas met een grote hoeveelheid muntgeld aangetroffen, waarvan een gedeelte verpakt was in plastic zakjes en in geldrolletjes.
Op donderdag 4 september 2014 werden aangeefster beelden getoond van de tas met het afdruk “Passenheim” en de rolletjes geld met geschreven tekst, welke werden aangetroffen in de kofferbak van de inbeslaggenomen Renault Clio te [pleegplaats 1].
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02JS-2014093069-5, d.d. 25 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als hun bevindingen (p. 46 e.v.):
Op 25 augustus 2014 omstreeks 02:55 uur waren wij in uniform gekleed en belast met de noodhulpsurveillance in Sneek. Wij werden door de meldkamer van politie Noord Nederland gestuurd naar de [pleegplaats 1], waar een getuige drie mannen had gezien die vermoedelijk wilden inbreken. Hierop ten spoedigste ter plaatse gegaan en bij het pand aangekomen hoorde ik, eerste verbalisant, stemmen vanuit de richting van het pand komen. Ik zag dat het pand een receptie/kantoorpand betrof. Ik zag dat een persoon in het zwart gekleed in een tussenruimte aan de rechterzijde van het pand stond. Ik zag op ongeveer 100 meter afstand dat deze persoon in mijn richting keek en riep: “politie”. Ik zag dat deze persoon vervolgens wegrende en achter het gebouw uit mijn zichtveld verdween. Ik had meerdere stemmen gehoord en ben naar de plaats gerend waar de man stond. Ik zag dat daar een bovenlicht geopend was en dat de ruit verbroken was en dat op de grond een grote hoeveelheid glas lag. Ik keek naar binnen en zag twee mannen, welke eveneens in het donker gekleed waren. Ik zag dat een van deze personen in mijn richting keek en dat zij vervolgens wegrenden verder het pand in. Ik stond toen op ongeveer 5 meter afstand van deze twee mannen. Ik heb deze persoon goed kunnen zien. Ik zag dat zij ook uit mijn zichtveld verdwenen en ben naar de linkerzijkant om het pand heen gerend om zicht te krijgen op de plaats, waar de mannen naartoe renden. Ik zag vervolgens de 1e persoon op een afstand van ongeveer 20 meter vanaf mij wegrennen. Ik zag dat deze vanaf het pand rende en een steiger, waarvan ik wist dat deze doodliep, oprende. Ik ben achter deze persoon aangerend en zag dat hij donkere kleding droeg, ongeveer 1.80 meter lang was, en een tenger postuur had. Ik heb deze persoon aangeroepen dat hij moest blijven staan, echter de man keek om en sprong het water in en zwom naar de overzijde waar mijn [collega 1] stond. Ik zag dat de man zich verstopte tussen de daar aangemeerde boten. Ik heb hierop mijn [collega 1] aangeroepen en deze heeft zicht gehouden op de plaats waar ik de man het laatst had gezien. Ik ben hierop terug gerend naar het kantoorpand en heb dit in het zicht gehouden, terwijl meerdere eenheden aanrijdend waren. Het terrein waar het kantoor staat is een soort schiereiland omgeven met water. Hierop zijn rechts een camping en links een woonwijkje gesitueerd. Ik heb positie ingenomen op de enige toegangsweg naar het kantoor en had zicht op de toegang naar het achtergelegen campingterrein en de toegangsweg naar het woonwijkje, wat eveneens is omgeven door water. Deze toegangsweg betreft de [laan]. Hierop kwamen meerdere eenheden ter plaatse en hebben wij met de aanwezige collega’s in eerste instantie het pand en het daarachter gelegen campingterrein en het wijkje dichtgezet. [collega 2] liep naar de linkerachterzijde van het pand en zag dat aan deze zijde een deur open stond. Hierdoor werd het aannemelijk dat de verdachten uit het pand weg waren gegaan. Het kon echter niet anders dan dat de twee weggelopen verdachten zich op het door ons afgezette terrein bevonden, omdat ik hen nog niet voorbij had zien komen. Omstreeks 03:38 uur, kwam [collega 3], ter plaatse op de [weg 1] en liep via de steiger in de richting van de plaats waar de collega’s zich bevonden. Hij zag de collega’s staan en zag dat er achter de collega’s vanaf de steiger een spoor van natte voetstappen liep naar bosschages naast een schutting. Hij keek in deze bosschages en zag dat daar een voor hem onbekende man in de bosschages lag. Hij zag dat deze man helemaal nat was en donkere kleding droeg. Hij heeft deze man vervolgens omstreeks 03:40 uur aangehouden.
Deze persoon gaf later op te zijn genaamd:
[medeverdachte 2], [geboortedatum 2] te [geboorteplaats]
Toen de politiehelikopter arriveerde heeft deze met behulp van de aanwezige warmtebeeldcamera op het door ons afgezette terrein gezocht en zag in de bosschages nabij de waterkant een warmtebron. Hierop heeft deze de [collega's] naar deze plaats geleid. Hierbij werd een persoon aangehouden die opgaf te zijn genaamd:
[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats].
Hierop heb ik deze persoon overgenomen en ik herkende deze direct als de man die ik in het bedrijfspand tijdens de inbraak in zijn gezicht had gezien. Ik zag dat deze persoon andere kleding droeg, dan toen ik hem in het pand had gezien.
Vervolgens werd door ter plaatse aanwezige [collega 4] in het zoekgebied een auto
aangetroffen op de [laan] ter hoogte van nummer 96. De bandensporen waren vers en de ruiten van de auto waren niet beslagen. Dit in tegenstelling tot de andere geparkeerde auto’s die wel beslagen waren en waarvan de sporen niet meer zichtbaar waren.
Hierop ben ik, verbalisant achtergebleven en heb ik de aangetroffen auto onopvallend in het zicht gehouden. Ongeveer 5 minuten nadat de collega’s waren weggegaan hoorde ik takjes breken en hoorde dat het portier van de auto geopend en gesloten werd. Ik ben direct in de richting van de auto gelopen en zag dat op de bijrijderszijde een persoon zat. Ik heb het bijrijdersportier geopend en zag dat de persoon natte onderbenen en schoenen had en dat hij meerdere delen van takken en bladeren op zijn kleding had. Ik heb hierop de persoon aangehouden. Deze persoon gaf mij op te zijn genaamd:
[medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats].
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02FW-2014093069-14, d.d. 25 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn bevindingen (p. 49 e.v.):
In de nacht van zondag 24, 23.00 uur, op maandag 25 augustus, 07.00 uur, 2014 was
ik met mijn collega belast met de noodhulp. Omstreeks 03.00 uur hoorde ik dat de collega’s van Sneek van de Meldkamer Noord-Nederland een melding kregen dat er vermoedelijk drie inbrekers waren aangetroffen op het terrein van [bedrijf], gevestigd aan de [weg 1] in [pleegplaats 1]. Wij waren in het bezit van een warmtebeeldcamera en zijn naar [pleegplaats 1] gereden. Ik ben samen met [collega's] en diens diensthond te voet verder gegaan het terrein van de camping/jachthaven op. [collega's] en ik zijn begonnen met zoeken vanaf het havengebouw waar de drie personen waren gezien. Op een gegeven moment pikte de bemanning van de heli die ter plaatse gekomen was een warmtebron op. Deze warmtebron zou zich in een bosschage bevinden, aan de zijkant van het terrein. Via de collega’s van de heli werden wij naar de warmtebron gestuurd. In de hoek van het terrein, naar later bleek volgens de plattegrond plaats S13, zagen wij een voor ons onbekende manspersoon staan. Ik ben naar de manspersoon gelopen. Ik zag dat de man een blauwe handdoek over zijn rug/schouders droeg. Ik zag dat de man een strak geel shirt met korte mauwen, een strakke zwarte korte broek en kunststof sloffen, zogenaamde crocks droeg. Ik zag dat de man nat was en hevig rilde. Ik zag dat er sporen van een plant, een soort kleefbolletjes, op de man zijn korte broek zaten. Ik deelde de man daarop mede dat hij was aangehouden. Ik zag dat de man een zwart lederen mapje/beurs aan de linkerkant in zijn broeksband had. De man overhandigde mij het mapje. Ik opende het en zag dat er een Nederlands rijbewijs en een grote hoeveelheid papier geld in zat. Op het rijbewijs stond de naam [verdachte], [geboortedatum 1] [geboorteplaats]
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02JS-2014093069-1, d.d. 25 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [aangever] (p. 59 e.v.):
Ik doe namens de benadeelde [bedrijf], [weg 1] 10 te [pleegplaats 1] (Gemeente Súdwest-Fryslân) aangifte van inbraak. Op maandag 25 augustus 2014, omstreeks 03:30 uur, werd ik gebeld door onze sleutelhouder met de mededeling dat er was ingebroken in het kantoor van het hoofdgebouw van [bedrijf]. Toen ik hier kwam zag ik dat in het nisje tussen het kantoor en het douchegebouw een ruit en het kozijn vernield waren. Dit betreft de ruimte waar de kluis opgesteld staat. In het gebouw aangekomen zag ik dat in deze ruimte twee breekijzers stonden en dat de kluis zwaar beschadigd was. Ik zag dat het kozijn en de ruit verbroken waren en dat de kluis onbruikbaar was.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R3-2014093689-1, d.d. 26 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] (p. 61 e.v.):
Op zondag 24 augustus 2014 was ik samen met mijn vrouw in onze caravan op [bedrijf]
te [pleegplaats 1]. Wij hadden sportkleding (zwarte fietsbroek en geel shirt) ,schoenen en handdoeken in de voortent neergelegd. Maandag ochtend 25 augustus 2014 zagen wij dat de handdoeken en de kleding die zondag nog in de voortent lag weg was.
2.6.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL04ST-2014071175-1, d.d. 28 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] (p. 64 e.v.):
Ik doe aangifte van inbraak in [paviljoen], gelegen aan het [weg 2],
[pleegplaats 2], gelegen in de gemeente Steenwijkerland. Men heeft geld en twee speciale zwarte oberhandschoentjes weggenomen die mij geheel in eigendom toebehoren. Ik ben eigenaar van [paviljoen] en werd vanmorgen, maandag 25 augustus 2014 om
07:00 uur gebeld door de schoonmaaksters. Zij vertelden mij dat er was ingebroken in het paviljoen. Tevens was op het voetpad voor het gebouw een bankbiljet gevonden van tien euro. Ik ben naar het paviljoen gegaan en zag dat aan de linkerkant van het gebouw een rode
deur open was gebroken, ik zag dat er afdrukken van een breekijzer in het kozijn stonden.
Via deze deur kom je niet in het gebouw omdat dit een buitendeur is van de opslagruimte. Via deze ruimte is er geen toegang tot andere ruimtes in het gebouw. Ik zag buiten dat het uitzetraam aan de linkerkant van het gebouw ook open was gebroken. In het kozijn stonden afdrukken van een breekijzer. Onder dit raam staat een groene houten bank waar ze vermoedelijk op hebben gestaan. Via dit uitzetraam kom je in de bijkeuken en via de bijkeuken kun je vrij door het gebouw lopen. Ik zag in het kantoor dat men een kluis welke aan de muur vastzit, had opengebroken. Hierin stonden ook afdrukken van een breekijzer.
In dit kantoortje was het een grote rommel en alles was opengetrokken. Er was een spaarpot vernield en er lagen lege kassa laden, tevens lag er een portemonnee welke leeg was gehaald.
Ik zag dat de lades waren opengetrokken en deurtjes waren geopend. Men heeft de inhoud van de kassalade meegenomen. Ik zag dat men ook op de bovenverdieping is geweest omdat hier de deur was opengebroken. Een kleine emmer met kleingeld wat hier stond heeft men meegenomen. Gisteravond, zondag 24 augustus 2014 omstreeks 22:30 uur heeft mijn zoon het gebouw onbeschadigd afgesloten. Er is voor ongeveer 7.000 euro aan contant geld (munt- en papiergeld) weggenomen en vanuit het kantoor is een tweetal speciale zwarte oberhandschoentjes weggenomen.
2.7.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL04ST-2014071175-6, d.d. 4 september 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 2] (p. 68 e.v.):
De op de foto’s afgebeelde rolletjes geld herken ik voor 100 % als de rolletjes die bij ons zijn gestolen. Ik herken de rolletjes geld aan de geschreven rolletjes en ik herken de plastic zakjes, waar ook geld in zat. Ook de zwarte tas met Passenheim erop herken ik als een tas die bij ons op het kantoor lag. Bij de inbraak is ook een geel emmertje weggenomen. Alle rolletjes geld stonden rechtop in deze emmer.
2.8.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R3-2014093069-28, d.d. 25 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3] (p. 70 e.v.):
Momenteel verblijf ik op mijn boot in de jachthaven [bedrijf] te [pleegplaats 1]. Mijn boot ongeveer hemelsbreed 60-70 meter vanaf het havenkantoor van de [bedrijf]. Vanmorgen omstreeks 02:35 uur lag ik te slapen in mijn boot. Ik hoorde toen ineens het geluid van vallend ijzer. Ik ben uit bed gegaan en zag vanuit mijn boot drie personen aankomen lopen vanuit de richting van het havenkantoor. Ik heb mij vervolgens aangekleed en ben van de boot gegaan. Ik ben een paar meter in de richting van het havenkantoor gelopen. Ik hoorde het breken van hout vanuit het nisje.
2.9.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02JS-2014093069-15, d.d. 25 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (p. 106 e.v.):
V: Hoe ben je vannacht naar Friesland gekomen?
A: Met de auto, een Renault Clio met het [kenteken].
2.10.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R3-2014093069-58, d.d. 8 september 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 2] (p. 133 e.v.):
V: [verdachte], ken je die.
A: Ja, hij is een aangetrouwd familielid.
2.11.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R3-2014093069-18, d.d. 25 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte (p. 145 e.v.):
A: Ik heb deelgenomen aan de inbraak. Ik heb op de uitkijk gestaan.
V: In welke provincie bent u?
A: Ik denk Friesland.
V: U zegt dat u op de uitkijk heeft gestaan en niet binnen bent geweest.
A: Het maakt niks uit of ik nou binnen of buiten ben geweest. Ik ben evenveel
schuldig.
V: Kunt u vertellen waarom al uw kleding nat is?
A: Ik gleed uit en viel zo in de sloot. Ik heb vervolgens het shirt dat ik aan heb van een stoel gepakt daar op de camping. Deze stond onder een luifel. Ik heb de racefietsbroek daar ook weggepakt, die ik nu aan heb. Ook de klompjes die ik nu aan heb, heb ik daar weggenomen.
V: Waar liet u uw natte kleren?
A: Die heb ik in de bosjes verstopt. Dit was een blauwe spijkerbroek. Een zwarte jas, rood
T-shirt, en Mc Gregor schoenen.
2.12.
een proces-verbaal van verhoor inverzekeringstelling en inbewaringstelling bij de rechter-commissaris van verdachte, d.d. 28 augustus 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring (p. 148):
Voor wat betreft het eerste feit (de poging tot inbraak te [pleegplaats 1]): de jongens die samen met mij daar waren, waren [medeverdachte 2] en[medeverdachte 1].
2.13.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2014093069-59, d.d. 8 september 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte (p. 149 e.v):
We zijn van [plaats] naar [pleegplaats 1] gereden. In [pleegplaats 1] zijn we opgepakt door de politie.
3. Een ambtsedig proces-verbaal sporenonderzoek, nummer PL02N3-2014093069-37, d.d. 15 september 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als haar bevindingen:
Op 25 augustus 2014 te 13.25 uur werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie, Eenheid Noord-Nederland een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een inbraak in/uit bedrijf/kantoor, gepleegd op maandag 25 augustus 2014.
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen. Het betrof een personenauto van het merk Renault, type Clio, voorzien van het [kenteken]
. Tijdens mijn onderzoek heb ik onderstaande sporen(dragers) veiliggesteld. Onder de bijrijdersstoel werd een plastic bekertje aangetroffen. De drinkrand van de beker heb ik bemonsterd op eventuele aanwezigheid van speeksel.
Spoornummer : AADI6910NL
Spooromschrijving : Speeksel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 25 augustus 2014 te 13:40 uur
Plaats veiligstellen : Plastic beker onder bijrijdersstoel
Bijzonderheden : Drinkrand bemonsterd
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, NFI batchnummer HVC-14-615, zaaknummer 2014.09.12.059 t/m 2014.09.12.068, d.d. 1 oktober 2014 opgemaakt door L.J.W. Grol BAS, NFI-deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Het aangeleverde sporenmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Identiteitszegel AADI6910NL#01
Spoor Speeksel
DNA-profiel ja
Matches met persoon 1
DNA-profiel cluster nummer 38
Matches met sporen en/of personen zijn in de vorm van genummerde DNA-profielclusters als bijlagen aan deze batchrapportage toegevoegd.
Bijlage bij HVC-14-615
DNA-profielcluster 38
Overzicht van de matchende DNA-profielen die bij het NFI zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 38.
NFI-zaaknummer 2014-09.12.063
NFI batchnummer HVC-14-615
Omschrijving onderzoeksmateriaal een bemonstering
Kenmerk aanvrager PL0200-2014093069
Soort DNA profiel enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel kleiner dan één op de één miljard
NFI-zaaknummer 2000.12.06.021
Omschrijving onderzoeksmateriaal een referentiemonster bloed van [verdachte] (geboren op [geboortedatum 1])
5. Een ambtsedig proces-verbaal sporenonderzoek, nummer PL02N3-2014093069-34, d.d. 1 september 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als haar bevindingen:
Op maandag 25 augustus 2014 werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie, Eenheid Noord-Nederland een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een gekwalificeerde diefstal in/uit bedrijf/kantoor. Het onderzoek is verricht in een bedrijfsterrein/pand bij [bedrijf] te [weg 1], [pleegplaats 1]. In de bosschages van campingplaats S13 werd een paar natte schoenen van het merk Mc Gregor aangetroffen. Deze schoenen heb ik vervolgens veiliggesteld en voorzien van SIN:AAGO1099NL en AAGO1098NL.
6. Een ambtsedig proces-verbaal ophaal, verpakken en overdracht, nummer
PL02N3-2014093069-56, d.d. 7 september 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als haar bevindingen:
Op zaterdag 6 september 2014 werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie, Eenheid Noord-Nederland, een forensisch onderzoek naar sporen verricht. Aan het bureau van politie in Leeuwarden heb ik op 6 september 2014 uit handen van [inspecteur 1], inspecteur van politie Noord-Nederland, een papieren zak ontvangen met daarin schoenen van verdachte [medeverdachte 1]. De schoenen van de verdachte zijn tijdens zijn verblijf in de PI inbeslaggenomen. De schoenen zijn voorzien van SIN AAGW7338NL.
Sporendrager
Object : Schoeisel
Aantal : 2
Merk/type : Adidas
SIN : AAGW7338NL
7. een ambtsedig proces-verbaal van vergelijkend schoen-spoor onderzoek, zaaknummer 0809140900/1901, d.d. 20 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn bevindingen:
Op 08 september 2014 ontving ik, [inspecteur 2], inspecteur van politie, deskundige schoenen en banden, werkzaam bij de Nationale Politie, eenheid Noord-Nederland, Unit Forensisch Technische Expertise, van [verbalisant], werkzaam bij de Nationale Politie, eenheid Noord-Nederland, Unit Forensisch Technische Expertise, de volgende goederen:
[A] een paar schoenen, merk ADIDAS, gewaarmerkt AAGW7338NL, afkomstig van verdachte [medeverdachte 1] voornoemd;
[B] een paar schoenen, merk MC GREGOR, gewaarmerkt AAGO1098NL en AAGO1099NL;
[4] een folie met een afgenomen schoenafdrukspoor, gewaarmerkt AAHI3409NL,
veiliggesteld op 25-08-2014, bij het sporenonderzoek naar aanleiding van een
vermogensmisdrijf, gepleegd op 24 of 25-08-2014, locatie [pleegplaats 2], [weg 2];
[5] een folie met een afgenomen schoenafdrukspoor, gewaarmerkt AAHI3410NL,
veiliggesteld op 25-08-2014, bij het sporenonderzoek naar aanleiding van een
vermogensmisdrijf, gepleegd op 24 of 25-08-2014, locatie [pleegplaats 2], [weg 2].
VRAAGSTELLING
Zijn de vermelde sporen veroorzaakt door één van de hierboven genoemde schoenen?
ONDERZOEK
Op 08 september 2014 startte ik een vergelijkend schoensporenonderzoek, waarbij het volgende is waargenomen, verricht en bevonden:
SCHOENEN
Nummer : [A]
Merk : ADIDAS
SIN : AAGW7338NL
Fotoblad : 3
Schoen : rechts
Soort : sportschoen
Kleur : gemengd
Profiel : 6-hoekige noppen/lijnen
Maat :44
Beschadigingen : ja
Slijtage : gevorderd
Nummer : [B]
Merk : MC GREGOR
SIN : AAGO1099NL
Fotoblad : 6
Schoen : rechts
Soort : sportschoen
Kleur : gemengd
Profiel : rechthoeken /vierkanten/fijn raster van vierkantjes
Maat : 43
Beschadigingen : ja
Slijtage : gevorderd
SPOOR
Nummer : [4]
Soort : zwarte folie
SIN : AAHI3409NL
Fotoblad : 1
Schoen : rechts
Zichtbaar deel : fragment
Profiel : 6-hoekige noppen/lijnen
Onregelmatigheden : ja
Slijtage : gevorderd
Plaats aantreffen : op wasmachine achter opengebroken raam
Nummer : [5]
Soort : zwarte folie
SIN : AAHI3410NL
Fotoblad : 4
Schoen : rechts
Zichtbaar deel : fragment
Profiel : rechthoeken, vierkanten
Onregelmatigheden : ja
Slijtage : niet waarneembaar
Plaats aantreffen : op wasmachine achter opengebroken raam
RESULTATEN
SPOOR [4]
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het veiliggestelde schoenafdrukspoor [4] en anderzijds de zool van de rechterschoen [A] en het hiermee vervaardigde roefafdrukspoor, is gebleken dat:
- de profielovereenkomst, voor zover zichtbaar, nagenoeg hetzelfde is;
- de afmetingen, voor zover meetbaar, nagenoeg hetzelfde zijn;
- 1 onregelmatigheid in het veiliggestelde schoenafdrukspoor wat betreft plaats en vorm
overeenkomt met 1 karakteristieke beschadiging;
- de waargenomen slijtage komt overeen;
- er geen onverklaarbare verschillen zijn waargenomen.
SPOOR [5]
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het veiliggestelde schoenafdrukspoor [5] en anderzijds de zool van de rechterschoen [BI en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:
- de profielovereenkomst, voor zover zichtbaar, nagenoeg hetzelfde is;
- de afmetingen, voor zover meetbaar, nagenoeg hetzelfde zijn;
- 1 onregelmatigheid in het veiliggestelde schoenafdrukspoor wat betreft plaats overeenkomt en wat betreft vorm globaal overeenkomt met 1 karakteristieke beschadiging;
- er geen onverklaarbare verschillen zijn waargenomen.
CONCLUSIES:
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik het volgende:
- het veiliggestelde schoenafdrukspoor [4] is waarschijnlijk veroorzaakt met de zool van de rechter schoen [A];
- het veiliggestelde schoenafdrukspoor [5] is mogelijk veroorzaakt met de zool van de rechter
schoen [B].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 25 augustus 2014 te [pleegplaats 1], in de gemeente Súdwest-Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een gebouw aan de [weg 1] en uit een in dat gebouw aanwezige kluis weg te nemen geld, in elk geval enig goed van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], en zich daarbij de toegang tot dat gebouw te verschaffen en de weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders een ruit en een kozijn van dat gebouw heeft vernield/geforceerd en vervolgens dat gebouw is binnengegaan en met een breekijzer of anderszins aan de deur van de aldaar aanwezige kluis heeft gewrikt en zodoende de kluis heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 25 augustus 2014 te [pleegplaats 1], in de gemeente Súdwest-Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen handdoeken en kleding, toebehorende aan [slachtoffer 1];
3.
hij in de periode omvattende de dagen 24 augustus 2014 en 25 augustus 2014 te [pleegplaats 2], in de gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [weg 2] heeft weggenomen een hoeveelheid munt- en papiergeld (ongeveer 7000 euro) en een paar oberhandschoenen, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2. Diefstal;
3. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een bedrijfspand, een poging daartoe en een diefstal. Deze feiten hebben plaatsgevonden gedurende één en dezelfde avond en nacht. Met deze nachtelijke strooptocht heeft verdachte niet alleen te kennen gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen, maar heeft hij ook de eigenaren van de goederen overlast en schade bezorgd.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte eerder, doch niet recent, veelvuldig voor vermogensdelicten is veroordeeld. Daarnaast volgt uit het over hem opgemaakte reclasseringsrapport dat hij zijn leven in algemene zin goed op orde lijkt te hebben, maar dat verdachte niettemin heeft aangegeven er niet voor te schromen in de toekomst opnieuw terug te grijpen op strafbare feiten om zijn gezin in hun levensonderhoud te voorzien. De reclassering heeft aangegeven geen mogelijkheden te zien om gedragsverandering te realiseren. Geadviseerd wordt een geheel onvoorwaardelijke werkstraf, zonder oplegging van een verplicht reclasseringsadvies.
De ernst van de feiten brengt de rechtbank tot de conclusie dat een gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats is. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de houding van verdachte, ziet de rechtbank geen redenen om van voormeld uitgangspunt af te wijken en in plaats daarvan een werkstraf op te leggen. De rechtbank zal, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden opleggen, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen ter vergoeding van de door [bedrijf] geleden schade.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag bestaande uit bankbiljetten ter waarde van € 685,00 vatbaar voor verbeurdverklaring, nu verdachte dit bedrag ten eigen bate kan aanwenden en dit door middel van het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is verkregen.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een zaklamp en drie breekijzers, vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten kleding (Mc Gregor schoenen met veters), moet worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een fotocamera, een gsm telefoon Samsung, een document uit dashboardkastje, een document parkeerbonnen, een document route beschrijving, een document bekeuring, een document bonnetje parkeren, een document Landal, een schroevendraaier, een schroevendraaier Skandia, kleding (handschoen zwart, merk Busters, 2x), kleding (pet Nike), kleding (schoen Nike Air Max, maat 44), kleding (schoen Nike Air Max, maat 42), kleding (schoen Nike Air Max, maat 41), kleding (schoen Nike Air Max, maat 42), kleding (handschoen, zwart), document (kaartje schroevendraaier 2x) moet worden bewaard ten behoeve van de tot nu toe onbekend gebleven rechthebbende(n).
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen muntgeld dat is aangetroffen in de blauwe tas “Passenheim” moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer 2].

Benadeelde partij

[gemachtigde], namens [recreatiestichting], heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. Nu onvoldoende is gebleken dat [gemachtigde] gemachtigd is om [bedrijf] te vertegenwoordigen, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in diens vordering.
De rechtbank zal conform het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen aan de verdachte om aan de staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf] een bedrag, groot € 500,00.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen geldbedrag bestaande uit bankbiljetten ter waarde van € 685,00, een zaklamp en drie breekijzers.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding (schoenen Mc Gregor en veters).
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 2] van het inbeslaggenomen muntgeld dat is aangetroffen in de blauwe tas “Passenheim”.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een fotocamera, een gsm telefoon Samsung, een document uit dashboardkastje, een document parkeerbonnen, een document route beschrijving, een document bekeuring, een document bonnetje parkeren, een document Landal, een schroevendraaier, een schroevendraaier Skandia, kleding (handschoen zwart, merk Busters, 2x), kleding (pet Nike), kleding (schoen Nike Air Max, maat 44), kleding (schoen Nike Air Max, maat 42), kleding (schoen Nike Air Max, maat 41), kleding (schoen Nike Air Max, maat 42), kleding (handschoen, zwart) en een document (kaartje schroevendraaier 2x).
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [gemachtigde] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf], te betalen een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2014.
Mr. Wiersma en mr. Timmermans zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Sikkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Dijkstra
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720202-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 5 december 2014
Tegenwoordig:
mr. Th.A. Wiersma, voorzitter,
mr. W.S. Sikkema en mr. S. Timmermans, rechters, en
mr. A. Dijkstra, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. S.T. Kooistra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.
……
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 19 december 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de oudste rechter en de griffier.