ECLI:NL:RBNNE:2014:6704

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
7 januari 2015
Zaaknummer
18.670355.12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van inbraken en witwassen op Ameland

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere inbraken op Ameland en het witwassen van goederen. De verdachte, die niet aanwezig was tijdens de zitting, werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. P.T. Huisman. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op inbraken in verschillende panden, waarbij onder andere geld en goederen zijn weggenomen die toebehoorden aan verschillende slachtoffers. De verdachte werd ook beschuldigd van het witwassen van een laptop en geld dat mogelijk afkomstig was van deze inbraken.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen van inbraak en het bezit van cocaïne. De rechtbank heeft de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak overschreden, maar heeft geoordeeld dat dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de onder 1. primair en 2. ten laste gelegde feiten, en ook de vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen is. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/670355-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2014.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks 17 tot en met 18 juli 2012, in de gemeente Ameland, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit na te noemen panden heeft weggenomen na te noemen goederen, in elk geval (telkens) enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan na te noemen benadeelden, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten:
- in/uit een pand aan [adres 1] in [pleegplaats 1], een kassa (met inhoudende geld en/of een ring), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en/of
- in/uit een pand aan [adres 2] in [pleegplaats 1], een kassa (met inhoud) en/of (klein)geld, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en/of
- in/uit een pand aan [adres 3] in [pleegplaats 1], geld, een (kassa)inleglade, een tablet en/of een laptop (merk/type Acer Aspire one), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en/of
- in/uit een pand aan [adres 4] in [pleegplaats 2], een kluis (inhoudende geld en sieraden), een of meer geldbedragen en/of hoeveelheden kleingeld, een of meer steekkarren, een of meer mobiele telefoons, sleutels, een geldwisselaar (met geld) een of meer sloffen sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de periode van 17 tot en met 31 juli 2012, in de gemeente(n) Groningen, Menterwolde, Bellingwedde en/of Ameland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedragen, in elk geval een bedrag van 793,70 (aan muntgeld), althans enig geldbedrag en/of een of meer sleutels (met nummer 92301) en/of een Acer Aspire One laptop, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en) was of wie die/dat voorwerp(en) voorhanden had en/of, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
zij op of omstreeks 31 juli 2012 in de gemeente Bellingwedde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (in perceel aan [adres 5]) aanwezig heeft gehad ongeveer 20 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.

Ontvankelijkheid officier van justitie

De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens overschrijding van de redelijke termijn van meer dan twee jaar.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Uitgangspunt is dat een zaak in eerste aanleg binnen een termijn van twee jaren met een eindvonnis is afgerond, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen.
In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf het moment dat verdachte op 1 augustus 2012 door de politie in verzekering is gesteld en is verhoord. Het opsporingsproces-verbaal van de strafzaak is op 25 oktober 2012 gesloten en naar het openbaar ministerie gestuurd. De dagvaarding is op 14 november 2014 naar verdachte verstuurd. Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een schending van de redelijke termijn, nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die deze vertraging kunnen rechtvaardigen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad, overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging. Ook niet in uitzonderlijke gevallen, nog daargelaten of daarvan in deze zaak sprake is.
Op grond van het voorgaande wordt het verweer van de raadsman verworpen en acht de rechtbank het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. subsidiair ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Aan verdachte is onder 1. subsidiair ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan
-kort gezegd- het witwassen van een laptop, sleutels en geld.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de in de tenlastelegging opgenomen laptop en sleutels.
Over het geld overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft op 24 juli 2012 een hoeveelheid muntgeld op haar bankrekening gestort. Daarbij werden voornamelijk muntstukken van twintig eurocent, vijftig eurocent en één euromunten gestort. In totaal ging het om een bedrag van € 793,70.
Alhoewel bij de inbraken op Ameland een behoorlijke hoeveelheid muntgeld is weggenomen, kan de rechtbank niet vaststellen dat het gestorte geld afkomstig is van (één van) de inbraken op Ameland. Verdachte ontkent dit en er zit een dusdanig tijdsverloop tussen de inbraken in de nacht van 17 op 18 juli 2012 en de storting van het geld op 24 juli 2012, dat ook niet gezegd kan worden dat het niet anders kan zijn dat het geld afkomstig is van de inbraken. Daarbij komt dat verdachte nog wel een aantal dagen na de inbraken bij de medeverdachten in een hotel is geweest, maar zij is al op 21 juli 2012 vertrokken uit het hotel. Het is derhalve niet uit te sluiten dat zij toen naar huis is geweest om daarna spaargeld op te halen en dit naar de bank te brengen, zoals zij heeft verklaard.
Voorts komt het gestorte geldbedrag niet overeen met de weggenomen geldbedragen en ook is onbekend of bij de inbraken op Ameland met name muntstukken van twintig eurocent, vijftig eurocent en één euro zijn weggenomen, zodat ook niet op grond van een grote overeenkomst in geldbedrag of muntsoorten kan worden vastgesteld dat het door verdachte gestorte geld afkomstig moet zijn van (één van) de inbraken op Ameland. Nu er ook geen andere feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen op grond waarvan de rechtbank kan vaststellen dat het niet anders kan zijn dat het geld afkomstig is van enig ander misdrijf, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hun geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kunnen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 1. subsidiair en 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2014.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Vlietstra
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Timmermans
locatie Leeuwarden,
de Vries-Haitsma

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/670355-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 25 november 2014
Tegenwoordig:
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. N.A. Vlietstra en mr. S. Timmermans, rechters, en
mr. E. de Vries-Haitsma, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. P.F. Hoekstra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
is niet ter terechtzitting verschenen.
De ter terechtzitting aanwezige raadsman van verdachte, mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen, verklaart uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd haar ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank laat de advocaat tot de verdediging toe, zodat de zaak op tegenspraak wordt behandeld.
……
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 9 december 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.